Repliek

‘Ik ga me hier verder niet over dit onderwerp uitspreken. De ‘discussie’ hierover is erg onvruchtbaar gebleken, de meeste critici hebben hun ‘oordeel’ al lang klaar en lijken niet geïnteresseerd in een genuanceerde behandeling van dit complexe vraagstuk.’

Die reactie kwam op het artikel ‘Steiner hat gesagt….’. Waarna wordt verdergegaan.

Maar m.b.t. de uitspraken hierboven over de affaire rond Christof Wiechert wil ik even iets rechtzetten. Er staat: ‘Dit in ogenschouw nemende, vond Wiechert de gedachte achter de kosmische rassenleer van Steiner meer begrijpelijk. Het publiek had dit anders begrepen, namelijk als onverdund racisme.’
Het was niet het publiek, maar de journalist van de Humanistische Omroep die een rel schiep, door voorafgaand aan de uitzending een persbericht de wereld in te sturen. Zonder deze actie was er waarschijnlijk helemaal geen affaire geweest. De uitzending zelf was een montage, op basis van een gesprek van enkele uren, die tegen de afspraak in niet vooraf aan Wiechert was voorgelegd. Naïef van Wiechert, dat wel.

Wiechert zou ‘geflikt’ zijn door een of andere schrandere journalist? Toch dom voor iemand die zijn wijsheden betrekt uit hogere werelden, niet? Het zou natuurlijk kunnen dat het zo gegaan is, maar het lijkt er sterk op dat dit simpelweg de zoveelste verdedigings- en rechtvaardigingstactiek is die vanuit antroposofische hoek wordt aangewend wanneer er iemand door de mand valt.

Dat de racismediscussie weinig vruchtbaar is gebleken, ligt dan toch vooral aan antroposofen zelf. Die kruipen steeds wanneer er een kritisch geluid klinkt ergens weg in een hoekje, maar niet voordat er doorheen de beweging heel hard ‘Ahriman, Ahriman’ is geroepen, vaak vergezeld van nog meer ‘ad hominem’. En dan maar wachten tot het licht weer aangaat.

Zo kreeg Floris Schreve, die hier al enkele reacties plaatste waarin hij refereerde naar zijn artikel over racisme en sektarisme in de antroposofie, er vanwege dat artikel onlangs flink van langs op Nederlands grootste antroposofische webportaal: Antrovista. Paul Heldens, zeer bedrijvig binnen de antroposofische beweging spendeerde maar liefst negen pagina’s aan het artikel van ‘een jonge hond die tegen mijn broek pist’, waarmee Heldens duidelijk naar Schreve verwees. Argumenten tegen het betoog van Schreve had hij niet, wel een lange literatuurlijst. En toen de wind te veel tegenzat, haalde Heldens zijn stuk van de site van Antrovista. Die historie is nog na te lezen in mijn bijdrage ‘Eerst blazen…dan aftocht’.

Floris Schreve liet het er echter niet bij en dient op zijn weblog Heldens sinds vandaag van repliek met een nieuw artikel, genaamd ‘Antroposofie deel II: een repliek’. De auteur heeft iets met lange titels, want als ondertitel staat er dit:

Van de propaganda, halve waarheden en kloeke leugens. Over de kunst van het vermeend selectief citeren ter bewijs van een ‘vermeende’ rassenleer waarin een gedeeltelijke repliek op Paul Heldens ‘9/11 Heikele kwesties’ en met een verwerking van zijn belangrijkste literatuursuggesties.

Een hele mond vol. Het is, net zoals de vorige keer, een uitgebreid betoog geworden, waarin hij zich vooral richt op het door enkele antroposofen samengestelde boek ‘Antroposofie ter discussie’. Alleen is het deze keer overzichtelijker om te lezen (de layout is stukken beter). Schreve komt ook met heel sterke argumenten; Het valt op dat hij zich meer in zijn eigen vakgebied, cultuurgeschiedenis, begeeft en het hem lukt zo zijn argumenten meer gewicht te geven. Vooral de bijdragen van Maarten Ploeger en Hans Peter van Manen aan het hierboven genoemde boek worden zorvuldig ‘uitgebeend’. Schreve toont aan dat beide heren nogal mank lopen wat hun argumentatie betreft.

Ploeger: ‘Er blijkt zelfs een opmerkelijke affiniteit te bestaan tot grensoverschrijding tussen leven en dood. Al in een vroeg leeftijdsstadium vertonen indianen scherp getekende gelaatstrekken. Bij de prairie-indianen werd een belangrijkste krijgers inwijding gevonden in strijdsituaties met een welhaast zeker dood voor ogen (de eer behalen door een gewapende vijand aan te tikken met een stok)…(…) Met deze karakteristieken voor ogen kan Steiners uitspraak in de Volkszielen (vrij weergegeven): ‘De indianen moesten uitsterven en de kolonisten waren het uiteindelijke instrument’, in en juist daglicht worden gesteld. Het is allerminst een excuus voor het botvieren van de blanke moordcapaciteit; die schuld hebben wij hoe dan ook op ons geladen (evenmin kan de nog steeds voortgaande uitroeiing van de Amazone-indianen hiermee op welke wijze dan ook aanvaardbaar worden gemaakt). Zoals een ouder mens aan een op zichzelf niet zo dramatische ziekte licht kan bezwijken, zo betekende de confrontatie met de blanke expansiedrift voor de indianen meer dan een reeks ongelijke oorlogen. De indiaanse cultuur had à priori de bevattelijkheid om hieraan te gronde gaan (zie bijvoorbeeld de Wovoka-episode, uitmondend in de ‘zelfdestructie’ onder leiding van Sitting Bull bij Wounded Knee)’. (p.43-44 [nvdr. Antroposofie ter disccussie])

Dan Schreve weer:

Wellicht is het zinvol om een paar foto’s te tonen van de  dode lichamen die na de slachting op karren naar het massagraf werden gereden (zie link  http://hoist.hrtc.net/~wbt/woundedknee.htm , overigens geheel ten overvloede, de foto’s zijn schokkend). Maar misschien dat het dan wat minder een abstractie wordt waar de heren Ploeger en Wiechert vrijblijvend hun semi-wijsheidjes over menen te moeten spuien. Wat de Belgische antroposofen van de Brug met de Holocaust hebben, hebben sommige Nederlandse antroposofen met Wounded Knee. Verder blundert Ploeger al in het vermelden van de juiste feiten (het was niet onder leiding van Sitting Bull, want die was daarvoor al vermoord), laat staan dat hij dan in staat zou kunnen zijn om de ‘kosmische noodzaak’ van ‘Wounded Knee’ uit de doeken te doen. Er was ook geen sprake van zelfdestructie, want de kogels kwamen uit twee Hotchkiss kanonnen, op bevel van Kolonel James W. Forsyth opgesteld op de heuvel boven de vallei, waar een ongewapende menigte van tussen de driehonderd en driehonderdvijftig Minneconjou Lakota werd uitgemoord, zonder aanzien des persoons, op 29 december 1890 (feiten zijn toch belangrijk, al lijkt meneer Ploeger daar niet zoveel om te geven. Die zoekt het meer in de ‘grote lijnen’ en de achterliggende ‘wetmatigheden’). Stamhoofd Big Foot, want die was het, dus niet Sitting Bull, leed op dat moment aan een zware longontsteking en was eigenlijk doodziek. Berucht is de foto van zijn door de strenge vorst bevroren lichaam, in een verwrongen houding in de sneeuw. Ik zou wellicht wat literatuur en andere bronnen kunnen aanraden over de toedracht en de achtergronden van deze massaslachting, maar het lijkt mij het beste en ook wel zo kies als bepaalde Nederlandse antroposofen voortaan hun mond houden over de kwestie Wounded Knee. Dan gebeuren er tenminste geen ongelukken.
Aan het eind van dit onfrisse verhaal zegt Ploeger, nu kennelijk in de hoedanigheid van rassenveredelaar:

‘De opheffing van de fysieke verschillen tussen de rassen gaat onherroepelijk door. Er is nog maar weinig tijd om hier juist op te antwoorden. Dit antwoord moet grotendeels nog gevonden worden. Schrijver dezes heeft het voornemen tot een uitvoeriger publicatie te komen, in een poging hieraan verder te werken’.
Bij mijn weten is die publicatie er nog niet gekomen. Houder van deze webstek heeft echter het voornemen om die publicatie op gepaste wijze te recenseren, mocht het ooit zover komen, al denk ik dat de heer Ploeger het maar beter kan laten.

Dit om zo’n beetje aan te geven op welke manier de auteur zich met de literatuursuggesties van Paul Heldens heeft uiteengezet.

Wanneer het echter over de steinerscholen en de kritiek daarop door twee academici gaat, put Schreve voor zijn argumentatie uit zijn eigen ervaring als lagereschoolleerling op een steinerschool. De twee academici, Zondergeld en Van der Tuin, hebben het over het ingieten van occulte zaken in kinderen.

De leerlingen krijgen een totaalpakket aangeboden, waaraan zij zich nauwelijks kunnen onttrekken. Een onderwijspakket, waarin geloof in reïnkarnatie, karma (Indisch noodlot), aura (onzichtbare uitstraling van ieder mens als ‘tastbaar’ bewijs van zijn geesteslichaam) en allerlei andere totaal onbewezen occulte zaken langzaam maar heel zeker de kinderen wordt ingegoten’ (p. 49.)

Floris Schreve treedt vervolgens Van Manen gedeeltelijk bij.

Hans Peter van Manen zegt in ‘Antroposofie ter discussie’ terecht: ‘Dit is van a tot z de allergrootste kolder. De enige vraag zou kunnen zijn wie dit uit zijn duim heeft gezogen: de auteurs of een kwaadwillende informant’ (p. 47).

Hierin moet ik van Manen gelijk geven, als ervaringsdeskundige kan ik mij niet herkennen in het bovenstaande beeld. Zonder meer een punt voor van Manen.

Maar dan vervolgen Zondergeld en van der Tuin: ‘Ook het geschiedenisonderwijs- voor zover dat volgens de voorschriften van Steiner gegeven wordt en dat is volgens ons onderzoek niet altijd het geval- kenmerkt zich door de meest onwaarschijnlijke onzin. Atlantis heeft een miljoen jaar bestaan. Een reeds lang en breed achterhaald bijgeloof dat ook door Mellie Uyldert wordt aangehangen, die zich daarbij beroept op nazi-historicus/charlatan Hermann Wirth’ (p. 49).
En nu het meest interessante, over deze laatste passage zwijgt van Manen, terwijl het in de direct opvolgende zin staat. Dit laatste is namelijk wel waar. Dat van die Nazi historicus en Mellie Uyldert weet ik niet direct (het medium Mellie Uyldert is een beruchte randfiguur binnen de Nederlandse antroposofie, die de Holocaust ‘kharmisch’ weet te rechtvaardigen omdat ‘Joden er zijn om te lijden’ en van ‘Christus stierf voor ons en zij sterven nog steeds met hem mee’, kom ik later op terug). Maar dat je leert dat Atlantis heeft bestaan klopt, zeg ik wederom als ervaringsdeskundige (al ligt de bron daarvan natuurlijk bij Steiner zelf en niet bij een of andere Nazi-historicus, al wil ik meteen geloven dat Mellie Uyldert zich daar maar al te graag op beroept). Zo begon mijn eerste periode geschiedenis in de vijfde klas van de lagere school. Over Manu die het verzinkende Atlantis wist te ontkomen en de beschaving naar het oude India bracht.

Een voorbeeld van manipuleren, vindt Schreve, want volgens hem had Van Manen ook kunnen zeggen:

Wat zij (nvdr. Zondergeld en Van der Tuin) over occultisme op school uitkramen is van a tot z de grootste kolder, maar wij leren onze kinderen wel over het bestaan van Atlantis. Wij antroposofen geloven namelijk dat Atlantis heeft bestaan, zoals Rudolf Steiner dit talloze malen uiteen heeft gezet in oa zijn ‘Akasha Kroniek.

Kolder? Niet voor wie zich verdiept heeft in de door Steiner ontwikkelde ‘menskunde’ en de toepassing ervan in de pedagogie. Occult betekent niet voor niets ‘verborgen’. En de meeste kinderen nemen wat volwassenen aanbieden voor vanzelfsprekend.

Zullen we daar eens een boompje over opzetten?

Ramon DJV

PRINTVRIENDELIJKE VERSIE

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Author: Ramon De Jonghe

5 thoughts on “Repliek

  1. Ha Ramon,

    Dat nieuwe boompje lijkt me interessant, maar daar ga ik niet het voortouw in nemen. Is ook te lang geleden dat ik op de Vrije School heb gezeten en bovendien was het alleen lagere school.
    Ik heb het daar overigens heel leuk gehad. Ik was ook een vrij dromerig kind, die het liefst in zijn fantasiewereld leefde. In die zin was het zelfs een perfecte school voor mij. Fantasie en creativiteit waren niet verboden en het werd in mijn geval juist goed gekanaliseerd, zonder dat het onderdrukt werd. In mijn geval was het zelfs ideaal. Dat ik nu zulke kritische stukken schrijf heeft echt met de leer van Steiner zelf te maken. Aanleiding daarvoor zijn meer de verschillende discussies die ik met mensen in mijn omgeving heb gevoerd over de antroposofie (ik ken nu eenmaal veel sympathisanten, tot half-sympathisanten). Daarom vond ik het wel aardig om het een keer op papier te zetten.
    Maar wat betreft de Vrije School zelf zijn mijn ervaringen goed, al zijn mijn herinneringen gekleurd door mijn perspectief van een kind van zijn 5e tot zijn 12e (dat is mijn Vrije School periode).
    Een ding waarvan ik heel veel voordeel heb gehad, merkte ik in mijn eerste jaar kunstgeschiedenis in Leiden. Wanneer er afbeeldingen van kunstewerken met een bijbels of een mythologisch thema werden besproken, merkte ik hoeveel parate kennis ik had. Dat komt gewoon omdat ik al deze verhalen als vertelling had meegekregen op de lagere school. Zoiets vergeet je nooit echt, het blijft altijd hangen.
    Als ik uit mijn persoonlijk herinnering put, kan ik mij sterk herkennen in het verhaal van Xandra Schutte, oud-hoofdredacteur van Vrij Nederland en nu bij de Groene Amsterdammer, die zelf op de Vrije School heeft gezeten, te lezen op http://www.groene.nl/1997/06/tj_sofen.html
    Het belangrijkste verschil is dat ik alleen maar onderbouw heb gedaan (tot de zevende). Maar in haar verhaal herken ik me wel. Veel prachtige verhalen maar ook dat je soms dingen als kind meekrijgt waar ik nu ernstige vraagtekens bij zou hebben.
    Verder is het aan de antroposofen zelf om te dealen met het erfgoed van Steiner. Als ze daar op een eerlijke manier mee om durven te gaan hebben ze absoluut mijn zegen.
    Als ze zouden beginnen met het zich ontdoen van bepaalde extremistische elementen (ik hoef ze niet bij naam te noemen, zie mijn beide artikelen) lijkt me dat al een fantastisch begin. Bij deze is mijn positie helder, mochten daar nog twijfels over bestaan.

    Maar ben benieuwd wat er komt,

    groeten,
    Floris

  2. Ramon,

    nog een keer. Heb een belangrijke aanvulling gevonden op internet. Gjalt Zondergeld en Evert van der Tuin, waar paul Heldens zich nog steeds zo boos over maakt en waar ik ook wat kritiscxh naar was, hebben jaren later een nieuw stuk geschreven. Dit is heel anders dan hun vroegere artikel. Het is zelfs zo dat hun verhaal bijna hetzelfde is als dat van mij. We komen in ieder geval tot vrijwel dezelfde conclusies. Je kan het artikel lezen onder deze link:

    (Edit webmaster: link aangepast) Klik hier

    Zeer de moeite waard!

    groeten,
    Floris

  3. Floris,
    Bedankt voor de tip. Ik ga er nu twee weken tussenuit, maar zodra ik terug ben bekijk ik dat boek van Zondergeld en Van der Tuin.
    Je ervaringen op de lagere school komen me niet onbekend voor. Tal van kinderen hebben aan steinerscholen de beste herinneringen. Het zou erg zijn als dat niet zo zou zijn. Er is veel in het voordeel van de steinerscholen te zeggen, maar ook heel veel in hun nadeel. Met dat laatste hebben steinerscholen het moeilijk. Ten eerste omdat het niet strookt met wat ze als ideaal zien en ten tweede omdat ze om die nadelen weg te werken maar niet tot een oplossing komen. Ze blijven er voortdurend mee worstelen. Dat zegt onder andere ook Leo Stronks, voorzitter Vereniging vrijescholen (zie mijn post ‘Steinerscholen erkennen problemen’.
    Vriendelijke groet
    Ramon

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *