Rudolf Steiner

steiner2Rudolf Steiner (Kraljevec 1861 – Dornach 1925), de grondlegger van de steinerschool,  was een charismatisch spiritueel leider die na enkele jaren voorzitter van de Duitse Theosofische Vereniging te zijn geweest, in 1913 de Antroposofische Vereniging oprichtte. De term ‘antroposofie’ haalde hij op uit het Grieks. Letterlijk vertaald betekent antroposofie ‘mensenwijsheid’ (anthropos: mens en sophia: wijsheid).

Steiner stond bekend als intelligent, heel welbespraakt (hoewel niet altijd even gemakkelijk te volgen), beschikte naar alle waarschijnlijkheid over een fenomenaal geheugen en wordt beschreven als een indrukwekkende publieke persoonlijkheid. Zijn grote belangstelling lag vooral in wat hijzelf de ‘bovenzintuiglijke’ wereld noemt. Dit is de geestelijke wereld die niet zou kunnen worden waargenomen met behulp van onze gewone zintuigen. Enkel dankzij helderziende vermogens zou men een blik in de geestelijke wereld kunnen werpen. Helderziendheid die Steiner zichzelf toedichtte onder de noemer ‘schouwen’ en waarvan hij in zijn boek ‘Hoe verkrijgt men inzicht in hogere werelden?’ heeft beschreven hoe men dit vermogen kan ontwikkelen. Door zich voor zijn bevindingen bijna uitsluitend op deze vermogens te beroepen en door het ontbreken van verifieerbare bronnen in zijn geschriften, heeft Steiner zich buiten het wetenschappelijk discours geplaatst en wordt zijn antroposofie of geesteswetenschap als pseudowetenschappelijk gecatalogeerd.

Bekend occultist

Aanhangers hebben rond de man een mythe gecreëerd die tegenwoordig door veel mensen voor waar wordt genomen. Zo wordt Steiner te pas en te onpas voorgesteld als filosoof, schrijver, architect, pedagoog of natuurwetenschapper. Nochtans genoot hij in het Duitsland van zijn tijd uitsluitend bekendheid als occultist en grondlegger van de antroposofie. Zijn enige in strikte zin filosofische werk ‘Filosofie van de vrijheid’ mag derderangs filosofie worden genoemd.

In ‘Filosofie van de vrijheid’ stelt Steiner dat we het metafysische pas kennen door directe waarneming van de gedachten, zodat van objectieve waarneming kan worden gesproken. Die objectieve waarneming doet men volgens Steiner niet zoals men dat in de filosofie heeft begrepen, namelijk via de rede, maar wel door de intuïtie. Om wetenschappelijke onderzoeksresultaten op te baseren een hoogst dubieuze, maar vooral subjectieve methode, omdat iedereen eigenlijk kan zeggen dat hij iets ‘objectief’ heeft gezien. Het kan toch niet worden geverifieerd.

‘Filosofie van de vrijheid’ is zo weinigzeggend dat het zelfs niet wordt vermeld in filosofische naslagwerken van betekenis. Volgens een citaat in het antroposofisch tijdschrift ‘De Brug’ zou Steiners dissertatie, die als uitgangspunt voor Filosofie van de vrijheid heeft gediend, niet zo overtuigend en nieuw zijn overgekomen als hijzelf meende. In hetzelfde artikel kunnen we lezen dat Steiner een loopbaan als academicus, meer bepaald als professor, ambieerde, maar daar niet voor in aanmerking kwam, omdat hij voor het behalen van zijn doctorstitel niet de gangbare weg had gevolgd. Steiner was namelijk nooit afgestudeerd aan een universiteit, noch aan een hogeschool. Dit verklaart misschien waarom Steiner helemaal naar het noorden van Duitsland reisde om alsnog een academische graad te behalen bij een professor waarvoor hij naar eigen zeggen heel veel sympathie koesterde.

Imaginatie

‘Herr Doktor’ zoals zijn bewonderaars hem noemden, werd geen academicus, maar ‘bombardeerde’ zichzelf tot helderziende en sloot zich in 1902 aan bij een occult genootschap, waar hij al snel een hoge graad bekleedde. Helmut Zander, een Duitse hoogleraar die een omvattende historisch-kritische studie over de antroposofische beweging publiceerde, stelt vast dat Steiner in deze periode ‘student werd in de esoterische school van de theosofe Annie Besant en al in 1904 leider werd van de Duitse sectie van de Theosofische Vereniging. Daarmee steeg hij in zijn schoolkring op tot vereerde leraar en ‘Meester’. Hier behandelde Steiner brieven, gesprekken en voordrachten over theosofische principes en gaf aanwijzingen over meditatieve scholing. Maar vaak was de esoterische school meer, namelijk therapeutische levensbegeleiding.’[1] We kunnen hier al een eerste indicatie zien van Steiners drang om via scholing te genezen, een gegeven dat als een onzichtbare draad doorheen heel de antroposofische pedagogie is verweven.

In de periode dat Steiner voorzitter van de Theosofische Vereniging was, gaf hij sporadisch enkele voordrachten over pedagogie en in 1907 verscheen het enige door hemzelf geschreven werk over opvoeding, een essay met als titel ‘Die Erziehung des Kindes vom Gesichtspunkte der Geisteswissenschaft’. (In de Nederlandse vertaling heeft men het woord geesteswetenschap vervangen door antroposofie).[2] Het werkje geldt nog altijd als de basistekst van de steinerpedagogie. Men kan zien dat Steiner in dit essay de theosofische antropologie (wezensdelen) schetste, deze liet corresponderen met zijn visie op de ontwikkelingsfasen van het kind en de grondslag legde voor op esoterie berustende autoriteit. Dat hij al in deze periode naar de grondlegging van een nieuwe pedagogie werkte, blijkt volgens Zander uit niets. ‘Pas in de confrontatie met de pedagogische realiteit in het eerste schooljaar van de Stuttgartse steinerschool vond Steiner, en maar vlug en al doende lerend, de concepten die heden het beeld van de steinerpedagogie dragen’.

Esoterische school

Steiner was vooral bezig met het oprichten van een esoterische school op maat van zijn bovenzinnelijke waarnemingen. Het duurde echter nog tot 1913 vooraleer hij, samen met zijn eigen aanhang, de Antroposofische Vereniging oprichtte. Zijn antroposofie omschreef hij op allerlei manieren, zodat het moeilijk is antroposofie te definiëren. In ‘Filosofie en antroposofie’ beschreef hij zijn geesteskind als volgt:

‘… Onder antroposofie versta ik een wetenschappelijk onderzoek van de geestelijke wereld dat de eenzijdigheden van louter natuurwetenschap, net zoals die van de gewone mystiek doorziet en die, voor ze verzoekt door te dringen in de bovenzinnelijke wereld, eerst in de erkennende ziel de in het gewone bewustzijn en in de gewone wetenschap nog niet werkzame krachten ontwikkelt die zo’n doordringen mogelijk maken…’ [3]

[uit: Focus op de steinerschool – Onderwijs op maat van wie?, Ramon De Jonghe, Unibook 2009]

 Meer over Rudolf Steiner en zijn ideeën vind je hier.


[1] H. Zander, Anthroposophie in Deutschland, Vandenhoek & Ruprecht 2007

[2] R. Steiner, De opvoeding van het kind in het licht van de antroposofie, Vrij Geestesleven 1992

[3] R. Steiner, Philosophie und Anthroposophie,  Rudolf Steiner Verlag 1984

Geef een reactie