Steinerschool – een sociaal vraagstuk?

Aanhangers van de steinerschool beroepen zich er graag op: het sociale. Maar hoe sociaal is men in steinerscholen? Wie niet in het plaatje past gaat eruit, niet?

Ik had het er al eens over in ‘Gewoon doen alsof ze niet bestaan…of negeren‘. Veel reactie kwam daar niet op. De lezer had geen interesse in asociale opvoeders? Dat was anders toen vorige week de Duitse nieuwssite Ruhrbarone  een artikel van me over de steinerschool en het sociale vraagstuk publiceerde. Er volgden al vlug tientallen reacties. Reden genoeg om ook de originele tekst van dat Duitse artikel te publiceren.

De steinerschool – een sociaal vraagstuk?

De steinerschool stelt haar pedagogisch project vaak als een sociaal vraagstuk voor. Dat heeft te maken met het feit dat de steinerschool uit een sociaal-politieke impuls ontstond.

Met zijn idee van de ‘sociale driegeleding’ [1] hoopte Rudolf Steiner de bestaande maatschappij te kunnen hervormen. Niet alleen het Duitse volk verwierp Steiners plan, zelfs zijn eigen antroposofische achterban toonde weinig interesse voor Steiners politieke ambities. Ze konden niet begrijpen dat hun vereerde meester, een ingewijde in ‘hoger weten’, zich met ‘smerige politiek’ bezighield. De sociale revolutie of vernieuwing hoe Steiner ze graag had gezien, bleef uit. Maar dat wilde niet zeggen dat Steiner het opgaf zijn antroposofische heilsleer te verspreiden. Hij zocht naar andere wegen om de ‘onverlichten’ te bereiken.

Steiners goede vriend, de Waldorf- Astoria sigarettenfabrikant en antroposoof Emil Molt, gaf Steiner daartoe de gelegenheid. Molt stelde voor om een school op te richten voor de kinderen van zijn arbeiders. Wanneer het Steiner duidelijk wordt dat hij geen enkele invloed heeft op het het politieke leven  stemt hij toe om leider van de nieuwe school te worden. In 1919 stelt Steiner de eerste steinerschool voor als nauw verbonden met zijn ‘driegeleding’.

… We zouden deze school graag een voorbeeld willen laten zijn; een school waar veel mensen eigenlijk naar verlangen, maar men heeft niet de moed dit verlangen onder ogen te zien. Men zal moeten geloven en begrijpen , dat datgene wat we het sociale vraagstuk noemen, ten nauwste samenhangt met het onderwijsvraagstuk. En bovendien, dat datgene wat we sociale omwenteling noemen, zich in de eerste plaats moet voltrekken zoals we dat in de Vrije School proberen … [2]

Men MOET geloven en MOET begrijpen? Spreekt hier de auteur van de ‘Filosofie van de vrijheid’? In ieder geval konden van in het begin, doordat de school een deel van de driegeleding was,  antroposofische principes via de steinerschool een plaats in de samenleving veroveren.  De uitspraak van de onderwijswetenschapper professor Klaus Prange dat ‘de steinerpedagogiek en de steinerschool een poging zijn om deze heilsboodschap over opvoeding te bestendigen’ blijkt niet uit de lucht te zijn gegrepen.

Tot op heden heeft de steinerschool de verwachtingen van haar grondlegger over sociale vernieuwing niet vervuld. Integendeel: de geschiedenis van de steinerschool toont een spoor van asociaal gedrag waarin intrige, intimidatie en bedreiging niet ontbreken.  Hoe hard steineradepten ook proberen om dit anders te zien, is de steinerschool verre van een voorbeeld van een gemeenschap die werkelijk sociaal kan worden genoemd. Dit wordt duidelijk wanneer we een blik werpen op de getuigenissen van mensen die hevige conflicten met steinerschoolleraren, – woordvoerders of antroposofen hadden. Men kan zich afvragen hoe het kan dat een gemeenschap waarin zoveel mensen rondlopen die geloven de ‘waarheid’ te hebben gevonden  zo’n catastrofe in menselijke betrekkingen voortbrengt?

Vanzelfsprekend willen steinerscholen deze problemen niet erkennen. Nee, ze spreken liever in hun bloemige jargon van ‘zaken die onze weg kruisen’ of van ‘karmische wetten die deel uitmaken van een hoger plan’. Vaak worden excuses gezocht om het asociale gedrag te ‘verklaren’. Zoals ‘de steinerschool is een sociaal experiment; vergelijk het met een sociaal laboratorium; onze leerlingen zijn sociaal competenter dan andere; werken voor de vrijheid heeft zijn prijs; mensen die in een vorig leven vijanden waren, komen nu in de steinerschool samen en moeten hun karma uitwerken, wat spanningen met zich meebrengt; …’ Deze antwoorden zijn niet echt overtuigend, maar dat is ook niet echt belangrijk: de mensen MOETEN geloven en begrijpen…

Zal totaal ontkennen het asociale gedrag van steinerscholen veranderen? Zijn antroposofen werkelijk zo’n idioten dat ze geloven dat een probleem kan worden opgelost door het te ontkennen? Zeker, ze MOETEN problemen ontkennen. Ze MOETEN iets anders geloven. Of misschien beter: ze MOETEN de mensen iets anders laten geloven, wat inderdaad betekent ‘een schijnverpakking verkopen’.

Buiten bereik van het publiek spreken de vereerders van de steinerschool een andere taal. De bekende Nederlandse antroposoof en voormalig steinerschoolleraar Wim Veltman schreef een pamflet over de problemen waarmee de steinerschool te kampen heeft. Dit pamflet werd niet uitgegeven, maar werd wel als cahier onder antroposofen en steinerschoolleraren verspreid. Veltman maakt duidelijk ‘dat als er ergens een plaats is waar het asociale zich heeft genesteld, dat wel de Vrije School is’. Zijn kritiek betreft niet alleen de Nederlandse steinerscholen, maar geldt voor de steinerscholen wereldwijd:

…De sociale inrichting van een Vrije School is in de tachtig jarenVrije Schoolbeweging in Nederland en overal elders in de wereld een aanhoudend probleem geweest. Als de ‘antisociale drift’ zich ergens in de afgelopen eeuw heeft kunnen uitleven, was het wel in de Vrije Waldorfscholen (een enkele uitzondering niet te na gekomen). En dat terwijl de Waldorfschool in zekere zin in voortgekomen uit een sociale vernieuwingsimpuls! … [3]

Er is een Engels  spreekwoord dat zegt: ‘The tools of improvement don’t always fit the hand in need’. In dit geval is het gereedschap Steiners ‘inzicht” dat uit zijn occulte wereldbeeld stamt, terwijl de hand die het gereedschap moet gebruiken de leerlingen vertegenwoordigt. Dat die hand niet alleen leeg blijft of niet het juiste gereedschap ter beschikking krijgt om na de steinerschool verder te gaan, maar ook nog sociaal verlamd wordt, heeft de schoolpsycholoog Fritz Beckmannshagen al aangetoond in zijn kritisch-psychologische studie.

Na lezing van de onderwijswetenschapper Prange en de antroposofische autoriteit Veltman kan ik slechts tot de conclusie komen, en dit ook met mijn eigen ervaringen van toen ik zelf nog actief was binnen de steinerschoolbeweging in het achterhoofd, dat de sociale omgeving van een steinerschool op geen enkele manier kinderen de basis kan bieden om zelf-verantwoordelijke, sociale mensen te worden.

Ramon DJV

[1] Klaus Prange, “Erziehung zur Anthroposophie”, p. 165:

“Das Einzige, was Steiner als Movens für die künftige Ordnung anerkennt, ist das »freie Geistesleben« [»freie Geistesleben«, d.h. die Anthroposophie]. Von diesem »Zufluß« werden »sowohl der politische Staat wie das Wirtschaftsleben« profitieren (R. Steiner, GA 23). Wenn alle vernünftig und anthroposophisch sind, wird auch die rechte Welt da sein:

»Auf dem Gebiete des politischen Staates werden sich die notwendigen gesunden Ansichten durch eine solche freie Wirkung des Geistesgutes bilden (ebd.).«

Insofern fällt bei aller Gleichwertigkeit der Einzelglieder doch dem Geistesleben eine Führerrolle zu, so wie sich Plato die Philosophen als Herrscher über die Restklassen der Gesellschaft dachte.”

[2] R. Steiner, „Vortrag für die Eltern der Waldorfschulkinder“, Stuttgart, 31. August 1919, GA 297

… Wir möchten diese neue Schule schaffen wie ein Beispiel; diese Schule, nach der sich eigentlich ahnungsvoll viele Menschen sehnen, die man aber nicht den Mut hat, wirklich ins Auge zu fassen. Glauben wird man müssen, verstehen wird man müssen, daß dasjenige, was man soziale Frage nennt, durchaus auch an der so charakterisierten Schulfrage hängt; daß dasjenige, was man soziale Umwandlung nennt, sich nicht zuletzt in der Weise wird vollziehen müssen, wie das bei der Waldorfschule versucht wird. Es würde ein ungeheurer Schaden sein, wenn gerade der soziale Impuls verkannt würde, welcher der Begründung der Waldorfschule zugrunde liegt. … “[2]

[3] W. F. Veltman, „De Vrije School – Ondergang en nieuwe geboorte?“, Den Haag 2000

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Author: Ramon De Jonghe

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *