Racismedebat

Er is in de werken van Steiner geen sprake van discriminatie, racisme of een rassenleer. Dat lijkt de uitkomst te zijn van het eindrapport van de commissie Van Baarda. Conclusies die ook als basis dienden voor het vorige maand in Duitsland, want ook daar woedt de racismediscussie, verschenen racismerapport ‘Frankfurter Memorandum’.

De commissie bracht in april 2000 haar eindrapport uit. Zij concludeerde dat er in het werk van Rudolf Steiner (1861 – 1925) géén sprake is van een rassenleer noch van uitspraken die zijn gedaan met het oogmerk om personen of groepen te beledigen wegens ras en die daarom racistisch genoemd kunnen worden. De commissie beklemtoonde dat het antroposofisch mensbeeld van Rudolf Steiner juist is gebaseerd op de gelijkwaardigheid van alle individuen en niet op de vermeende superioreit van het ene ras boven het andere.

Geen rassenleer. Geen racisme. De commissie is heel duidelijk. Maar wanneer het over discriminatie gaat, lijkt het alsof de commissie in een mistbank is terechtgekomen. Tenminste als ik erop mag vertrouwen dat de Antroposofische Vereniging Nederland, die ik hier als bron gebruik, de conclusies van de commissie correct weergeeft.

In totaal heeft de commissie 245 relevante citaten uit het 89.000 pagina’s tellende verzameld werk van Steiner onderzocht. Op die manier beoordeeld, bevat het werk volgens de commissie een klein aantal uitspraken die naar de huidige maatstaven een discriminerend karakter dragen of die als discriminerend kunnen worden ervaren. Zestien van de 245 onderzochte uitspraken zouden – wanneer ze in deze tijd op eigen gezag in het openbaar worden uitgedragen – strafbaar zijn wegens discriminatie, meent de commissie.

Hoezo, discriminerend karakter of als zodanig kunnen worden ervaren? Zijn die uitspraken nu discriminerend of niet? Een aantal antroposofen vond in ieder geval dat de commissie Rudolf Steiner en zijn antroposofie geen dienst bewees en trok van leer tegen de uitkomst van het rapport. Jan Luiten, die volgens een artikel op Stelling.nl een van hen was, reageerde op deze site op het artikel ‘Vraagstuk II’, waarna deze site even het platform voor een echt racismedebat (40 reacties) werd. Uit Jans reactie is enigszins te begrijpen waarom hij niet zo blij is met het rapport Van Baarda.

De anthroposofie heeft de wereld veel te bieden maar tot nu toe zijn de anthroposofen te sektarisch bezig geweest.
Zo is bijvoorbeeld het idee van de sociale driegeleding, een nieuwe grondstruktuur voor de maatschappij, niet uit de verf gekomen (hoewel het in deze tijd, waar we eerst het socialisme nu het kapitalisme onder zien gaan, brood nodig zou zijn). Nu zoekt de wereld de anthroposofie en vindt daar in eerste instantie racistische uitspraken/racisme.
Graag had ik deze uiteenzetting positiever gezien, maar er is er nu in ieder geval één op het gevaar af dat we ondergaan. Dus eigenlijk erop of eronder.
Natuurlijk is Steiner geen racist: gelijke rechten voor iedereen, ongeacht huidskleur, sexe, geloof, volk, taal etc. klinkt het vanuit de sociale driegeleding.

Ik kan Jan hierin eigenlijk niet tegenspreken en dat wil ik ook niet. Maar de theorie is natuurlijk nog altijd iets anders dan de praktijk. Nu is Jan Luiten het ook met mij eens wanneer ik stel dat de uitspraken van Steiner wel kritisch tegen het licht mogen worden gehouden.

Ik ben het met je eens: men heeft volkomen het recht uitspraken van Steiner kritisch te bekijken, en het is begrijpelijk dat de inmiddels overbekende citaten vragen en irritatie oproepen. Men kan daar aanstoot aannemen.
Als je ze echter als racistisch interpreteert zijn ze niet in overeenstemming met wat de anthroposofie wil. Ze passen dan niet logisch binnen het geheel van de anthroposofie.

Nu is logica niet altijd te volgen, maar ik begrijp wel dat het moeilijk te vatten is dat iemand zoals Steiner, die er een holistische visie op nahield en in zijn wereldbeschouwing de mens een centrale plaats bedacht, zich discriminerend zou hebben uitgelaten. Anderzijds, waarom zou dat niet hebben gekund? Hij zal toch ook zijn gebreken hebben gehad? Maar waar Jan Luiten en ik het dus over eens zijn, is dat die uitspraken kritisch mogen worden bekeken. Nu heeft Floris Schreve, die hier onder andere al in ‘Repliek’, ‘Steiner hat gesagt’ en ‘Eerst blazen dan aftocht’ ter sprake is gekomen en vanwege zijn degelijke reacties een welkome gast is, een aantal van de gewraakte uitspraken van Steiner kritisch onderzocht. Hij heeft die niet uit de context gehaald, zodat we hem dat al niet onder de neus kunnen wrijven. Bovendien heeft hij enige affinitiet met antroposofie, als ik dat zo mag zeggen.

Ik kom uit een achtergrond die de antroposofie zeker welgezind is (of was), dus ben wel enigszins vertrouwd met de antroposofische manier van redeneren. Maar voor mij is toch wel duidelijk dat de antroposofie meer een ‘levensbeschouwing’ is dan een ‘wetenschap’. Dat zal denk ik niemand bestrijden, behalve antroposofen zelf.
Maar goed, ik vind dit niet zo’n probleem. Wat ik wel een probleem vind is dat de antroposofie een zeer bedenkelijke rassenleer voorstaat. Al zeggen veel antroposofen dat Steiner er later afstand van heeft genomen heeft hij deze anderhalf jaar voor zijn dood nog eens stevig uitgedragen (in ‘Vom Leben des Menschen und der Erde’, in 1923). De uitspraken die hij in die lezingencyclus heeft gedaan liegen er niet om, al heeft hij ze niet zo ‘theoretisch’ onderbouwd als in zijn hoofdwerk over ‘rassen’, ‘Die Mission einzelner Volksseelen’, 1910.

Floris lijkt wel heel zeker van zijn zaak te zijn, want in een volgende reactie schrijft hij:

1. Ik laat zien dat de antroposofie, zoals die door Steiner is vormgegeven, wel degelijk een ernstig racisme probleem heeft, ondanks de bezweringsformule van de Commissie van Baarda ‘géén sprake van rassenleer’. Ik doe dat op grond van de teksten van Steiner zelf en dus niet op basis van van der Tuin en Zondergeld.

2. Ik leg geen verband tussen Steiner zelf en het nationaal socialisme. Dat hoeft ook helemaal niet, want ook principiele tegenstanders van Hitler, zoals bijvoorbeeld Winston Churchill, hielden er soms ook wat racistische opvattingen op na.

Verder beoordeel ik Steiner op zijn eigen woorden, qua rassenleer vooral uit ‘Die Mission einzelner Volksseelen’ (de originele tekst, dus niet de afgezwakte Pentagonvertaling) en ben ik tot de conclusie gekomen dat Steiner er een uitgewerkte en welomschreven rassenleer op na hield, wat het van Baarda rapport ook mag beweren met de meest kromme argumenten (allemaal behandeld, zie mijn eerste artikel).

Deze Floris maakt het me eigenlijk heel gemakkelijk, want het enige dat ik hoef te doen, is te gaan kijken welke uitspraken van Steiner hij aanhaalt en die hier weergeven. Zaak is echter dat we die uitspraken, zoals Jan Luiten aanhaalt, niet als racistisch gaan interpreteren. Gewoon bekijken en onderzoeken. Opgelet: het wordt wel een hele opsomming. Benieuwd wat eruit de bus komt.

  1. Steiner: ‘‘Der Afrikanische Punkt entspricht denjenigen Kräften der Erde, welche dem Menschen die ersten Kindheitsmerkmale aufdrücken, der asiatische Punkt denjenigen, welche dem Menschen die Jugendmerkmale geben, und die reifsten Merkmale drückt dem Menschen der entsprechende Punkt im europäischen Gebiete auf. Das ist einfach ein Gesetzmäßigkeit. Da alle Menschen in verschiedenen Reinkarnationen durch die verschiedenen Rassen durchgehen, so besteht, obgleich man uns entgegenhalten kann, daß der Europäer gegen die schwarze und die gelbe Rasse einen Vorsprung hat, doch keine eigentliche Benachteilung’ (’Die Mission’, p. 80-81) en ‘Dann sehen wir später eine Herüberbewegung des Menschen nach der westlichen Richtung, und in der Verfolgung der rassebestimmende Kräfte nach Westen können wir dann das Absterben in den Indianen beobachten. Nach Westen mußte die Menschheit gehen, um als Rasse zu sterben’ (p. 81-82).
    Ik beschouw dit, neem me niet kwalijk, als een buitengewoon racistische tekst en ik denk dat ik niet de enige ben die daar zo over denkt.
    En wat betreft eigen onderzoekingen; Steiner beweert alles te kennen uit helderziende openbaringen. Alleen, wel toevallig dat veel bijna letterlijk lijkt te zijn overgenomen van bijvoorbeeld Helena Blavatsky. Of veel van zijn opvattingen over rassen van ene meneer Carus, die een verhandeling over schedelmeten heeft geschreven.  
  2. En dan deze teksten, uit 1923, dus twee jaar voor zijn dood. Ben dus benieuwd wanneer hij dan afstand zou hebben gedaan van zijn rassenleer. Uit ‘Vom Leben des Menschen und der Erde’, de lezing ‘Farbe und Menschenrassen’:‘Und weil er eigentlich das Sonnige, Licht und Wärme, da an der Körperoberfläche in seiner Haut hat, geht sein ganzer Stoffwechsel so vor sich, wie wenn in seinem Innern von der Sonne selber gekocht würde. Daher kommt sein Triebleben. Im Neger wird da drinnen fortwährend richtig gekocht, und dasjenige, was dieses Feuer schürt, das ist das Hinterhirn (..) Der Neger hat nicht nur dieses Kochen in seinem Organismus, sondern er hat auch noch ein furchtbar schlaues und aufmerksames Auge. Er guckt schlau und sehr aufmerksam’‘Gehen wir jetzt vom Schwarzen zum Gelben herüber. Beim Gelben-das ist schon verwandt mit dem Roten-ist es so, daß das Licht etwas zurückgeworfen wird, viel aber aufgenommen wird. Also da ist es schon so, daß der Mensch mehr Licht zurückwirft als beim Schwarzen. Der Swarze ist ein Egoist, der nehmt alles Licht und Wärme auf’’Der Gelbe, von der mongolischen Bevölkerung, der gibt schon etwas Licht zurück, aber er nimmt auch viel Licht auf. Er begnügt sich mit weniger Licht, das kann nun nicht im ganzen Stoffwechsel arbeiten. Da muß der Stoffwechsel schon auf seine eigene Kraft angewiesen sein. Das arbeitet nämlich in der Atmung und in der Blutzirkulation. Also beim Gelben, beim Japaner, beim Chinesen, da arbeitet das Licht und die Wärme hauptsächlich in der Atmung und der Blutzirkulation. Wenn Sie je einem Japaner begegnet sind, so werden Sie bemerkt haben, wie dr auf seine Atmung achtet. Wenn er mit Ihnen redet, hält er sich immer zurück, daß die Atmung so recht in Ordnung ist. Er hat ein gewisses wohlgefühl an die Atmung (…) Der Neger ist viel mehr auf Rennen und auf die äußere Bewegung aus, die von dem Trieben beherrscht ist. Der Asiate, der Gelbe, der entwickelt mehr ein innerliches Traumleben, daher ganze asiatische Zivilisation dieses Träumerische hat. Also ist er nicht mehr so in sich bloß lebend, sondern er nimmt schon vom Weltenall etwas auf. Un daher kommt es, daß die Asiaten so wunderschöne Dichtungen über das ganze Weltenall haben. Der Neger hat das nicht’.Und so ist es wirklich ganz interessant: Auf der einen Seite hat man die Schwarze Rasse, die am meisten irdisch ist. Wenn sie nach Westen geht stirbt sie aus. Man hat die gelbe Rasse, die mitten zwischen Erde und Weltenall ist. Wenn sie nach Osten geht, wird sie braun, gliedert sich sich zu viel dem Weltenall an, und stirbt aus. Die Weiße Rasse ist die zukünftige, ist die am Geiste schaffende Rasse. Wie sie nach Indien gezogen ist, bildete sie die innerliche, poetische, dichterische, geistige indische Kultur aus. Wenn sie jetzt nach westen geht, wird sie eine Geistigkeit ausbilden, die nicht so sehr den innerlichen Menschen ergreift, aber die äußere Welt in ihrer Geistigkeit begreift’.Allemaal vlak voor zijn dood uitgesproken, dus van afstand nemen lijkt mij niet echt sprake. Het lijkt mij toch dat er een probleempje is. Ik hoop overigens wel dat de antroposofen van nu dit op een goede manier kunnen oplossen. Mijn zegen hebben ze. Maar begin met de erkenning dat er sprake is van rassenleer. Tragisch maar helaas.Update: na het schrijven van deze tekst kreeg ik via mail nog een aanvulling van Floris die het vorige verduidelijkt.

    De volledige quote uit Von Leben des Menschen, wanneer Steiner spreekt van ‘heutige Soziale leben’ is:

    ‘Da kommt heute für uns zunächst dasjenige in Betracht, was am meisten interessant ist, nämlich die menschliche Farbe selber. Sie wissen ja, daß über die Erde hin die Menschen verschiedene Farben zeigen. Von den Europäern, zu denen wir gehören, sagt man, sie seien die weiße Rasse. Nun, sie wissen ja, eigentlich ist der Mensch in Europa nicht ganz gesund, wenn er käseweiß ist, sondern er ist gesund, wenn er seine naturfrische Farbe, die er im Innern selber erzeugt, durch das Weiße nach außen zeigt’. Hij vervolgt met: ‘Nun haben wir aber außer dieser europäischer Hautfarbe noch vier hauptsächliche andere Hautfarben. Und das wollen wir heute ein bißchen betrachten, weil man eigentlich die ganze Gesichte und das ganze soziale Leben, auch das heutige soziale Leben, nur versteht wenn man auf die Rasseneigentümlichkeiten der Menschen eingehen kann. Un dann kann man ja auch erst im richtigen Sinne alles Geistige verstehen, wenn man sich zuerst damit beschäftigt, wie dieses Geistige im Menschen gerade durch die Hautfarbe hindurch wirkt’ (p. 52).

     Voor de duidelijkheid, het tweede figuurtje (van ‘Diese Linie’) hoort bij dit citaat uit de Volkszielen: ‘Diese Linie ( zie fig. 1) besteht auch für unsere Zeit. Der Afrikanische Punkt entspricht denjenigen Kräften der Erde, welche dem Menschen die ersten Kindheitsmerkmale aufdrücken, der asiatische Punkt denjenigen, welche dem Menschen die Jugendmerkmale geben, und die reifsten Merkmale drückt dem Menschen der entsprechende Punkt im europäischen Gebiete auf. Das ist einfach ein Gesetzmäßigkeit. Da alle Menschen in verschiedenen Reinkarnationen durch die verschiedenen Rassen durchgehen, so besteht, obgleich man uns entgegenhalten kann, daß der Europäer gegen die schwarze und die gelbe Rasse einen Vorsprung hat, doch keine eigentliche Benachteilung. Hier ist die Wahrheit zwar manchmal verschleiert; aber Sie sehen, man kommt mit Hilfe der Geheimwissenschaft doch auf merkwürdige Erkentnisse”. Merkwaardig is het inderdaad, maar duidelijker kun je het niet krijgen. ‘Het is gewoon een wetmatigheid’. Maar hij gaat door: “Dann sehen wir später eine Herüberbewegung des Menschen nach der westlichen Richtung, und in der Verfolgung der rassebestimmende Kräfte nach Westen können wir dann das Absterben in den Indianen beobachten. Nach Westen mußte die Menschheit gehen, um als Rasse zu sterben.” (p. 81-82).
     
    Nu is het echt compleet (voorlopig althans) (einde update)

  3. PS voor de goede orde, ik heb het niet over minder rechten. Daar heb ik Steiner inderdaad nooit over gehoord. Maar dan ben je nog niet klaar met racisme. Het toeschrijven van bepaalde kwaliteiten of tekortkomingen aan rassen is namelijk ook racistisch ( dat zwarten zo heerlijk kinderlijk zijn bijvoorbeeld, is zelfs buitengewoon racistisch).
    Het uitsterven van de indianen was trouwens een ‘wetmatigheid’. Volgens mij kom je dan wel enigszins in de rechtssfeer, nl het recht op leven.  
  4. Bij deze nog een heel recente illustratie van internet, geplaatst op een antroposofische site, met de bedoeling Steiners visie op rassen uit te leggen.
  5. Nog een laat tegemoetkomertje voor Jan Luiten. Op de site waar ik zelf NB een linkje plaatste vond ik dit Steiner citaat:“Wenn noch in unserer Zeit Reste der alten atlantischen Unterschiede, der alten atlantischen Gruppenseelenhaftigkeit vorhanden sind, so daß man noch sprechen kann davon, daß die Rasseneinteilung noch nachwirkt – was sich vorbereitet für den sechsten Zeitraum, das besteht gerade darinnen, daß der Rassencharakter abgestreift wird. Das ist das Wesentliche. Deshalb ist es notwendig, daß diejenige Bewegung, welche die anthroposophische genannt wird, welche vorbereiten soll den sechsten Zeitraum, gerade in ihrem Grundcharakter dieses Abstreifen des Rassencharakters aufnimmt, daß sie nämlich zu vereinigen sucht Menschen aus allen Rassen, aus allen Nationen und auf diese Weise überbrückt diese Differenzierung, diese Unterschiede, diese Abgründe, die zwischen den einzelnen Menschengruppen vorhanden sind. Denn es hat in gewisser Beziehung physischen Charakter, was alter Rassenstandpunkt ist, und es wird einen viel geistigeren Charakter haben, was sich in die Zukunft hinein vollzieht.Daher ist es so dringend notwendig, zu verstehen, daß unsere anthroposophische Bewegung eine geistige ist, die auf das Spirituelle sieht, und gerade das, was aus physischen Unterschieden herrührt, durch die Kraft der geistigen Bewegung überwindet. Es ist ja durchaus begreiflich, daß eine jede Bewegung sozusagen ihre Kinderkrankheiten hat und daß man im Anfang der theosophischen Bewegung die Sache so dargestellt hat, als wenn sozusagen die Erde in sieben Zeiträume zerfiele – man nannte das Hauptrassen – und jede der Hauptrassen in sieben Unterrassen; und daß das alles sich so stetig wiederholen würde, so daß man immer von sieben Rassen sprechen könnte und sieben Unterrassen. Aber man muß über die Kinderkrankheiten hinauskommen und sich klar sein darüber, daß der Rassenbegriff aufhört eine jegliche Bedeutung zu haben gerade in unserer Zeit.” (Lit.: GA 117, S 152)Dit lijkt me wel in overeenstemming met de beweringf van Jan Luiten dat de rasverschillen in onze tijd niet meer belangrijk zijn. Deze uitspraak is afkomstig uit GA 117, dus vóór ‘Die Mission…’ (dat is GA 123). 
  6. Heb de verklaring voor het bovenstaande citaat gevonden. Met de de Hauptrassen en de Unterrassen neemt Steiner afstand van de terminologie van Helena Blavatsky, zoals zij die uiteen heeft gezet in de Geheime Leer. Zij gebruikt de term ‘Root-races’ en ’sub-races’. Bedoeld worden hiermee de ‘Wortelrassen’ en de ‘Onderrassen’.
    Nu is het zo dat in de antroposofie en theosofie ‘wortelrassen’ staan voor tijdperken. Zo heb je Lemurische wortelras en het Atlantische wortelras. Met subraces of onderrassen worden de ‘cultuurperiodes’ bedoeld. In het huidige na-Atlantische bijv. de Oud Indische cu;tuurperiode, de oud-Perzische, enz.
    Nu is het aardige dat verdedigers van de antroposofie altijd in de voorste linies staan om uit te leggen dat de term wortelrassen niets met de huidige mensenrassen te maken hebben. Maar als Steiner deze termen uiteindelijk verwerpt wordt het wel weer ingezet om aan te tonen dat Steiner onderscheid tussen rassen verwerpt. Het lijkt me of het een of het ander, niet iets om selectief in te zetten wanneer het opportuun is.  
  7. Er is wel degelijk een connectie met de wortelrassen en de bestaande mensenrassen (indianen zijn bijv. te voeg ‘verharde’ Atlantiërs, maar in principe gaat het om tijdperken. het theosofische ‘Rootrace’ werd ‘Zeitalter’ en ’subrace’ werd ‘Kultur Epoche’.  
  8. Steiner heeft dus afstand genomen van die terminologie, niet van de inhoud. En wat betreft de mesenrassen is het nog altijd het vijfdelige astrologische model en het vierdelige leeftijdsfase model uit de Volkszielen, t/m het driedelige model uit Vom Leben des Menschen und der Erde. Daar heeft hij geen afstand van genomen. Het spijt me dus wederom voor de antroposofische verdedigers van Steiner, ook dit verhaal is helaas niet waar. We kunnen rustig stellen dat Steiner tot aan zijn dood er een rassenleer opna hield, waarin het Arische ras ofwel het meest volwassen was, ofwel de grootste brenger was van het licht. Ik kan het niet leuker maken dan het is.  
  9. Zie hier het originele model van Helena Blavatsky uit de Geheime Leer, waarvan Steiner de terminologie heeft veranderd
  10. Om nog een keer de connectie tussen Rudolf Steiner en Helena Blavatsky uit te leggen en hoe hun beider visies op rassen aan elkaar verwant is, een fragment uit mijn eerste artikel. Neem aan dat het dan uitvoerig is toegelicht:Hoewel de meer orthodoxe antroposofen graag doen geloven alsof het meeste door Steiner zelf bedacht is, heeft hij een groot deel overgenomen van het gedachtegoed van Helena Petrovna Blavatsky (1831-1891), een Russisch medium en de grondlegster van de Theosofie. Dit is trouwens een ernstig taboe in rechtzinnige antroposofische kringen; Steiner is nu eenmaal uniek en alles is aan hem geopenbaard. Hooguit wordt er door gelovige antroposofen gezegd dat zij beiden door hun gaven hetzelfde zagen, maar dat Steiner itt Blavatsky ook daadwerkelijk begreep wat hij middels zijn gaven kon waarnemen. Bram Moerland zegt overigens dat Steiner Blavatsky simpelweg geplagieerd heeft (p. 17). Dat is inderdaad de enige conclusie als je de mogelijkheid van helderziende waarneming uitsluit; nergens doet Steiner aan bronvermelding. Maar niemand kan ontkennen dat de banden er zijn. De breuk met de Theosofie was een pijnlijke, maar de invloed van Blavatsky op het antroposofische denken is onmiskenbaar.  
  11. ‘Alles wat bij de Toeraniërs decadent was, werkte eliminerend en omvormend bij het Hebreeuwse volk’, uit ‘Het Mattheus-Evangelie’ (niet te verwarren met het Evangelie uit de Bijbel, maar Steiners lezingencyclus uit 1910). Dit lijkt waarempel nog een antisemitische uitspraak. Steiner vervolgt met: ’dat de oude Atlantische helderziendheid bij de Hebreeuwen zich niet manifesteerde in een lager astraal helderzien, maar naar binnen sloeg en het innerlijk leven organiseerde’. Verder zegt Steiner: ‘De prometheïsche denkkracht, die de Arisch-Kaukasische mensheid in de na-Atlantische periodes moest ontwikkelen, wordt vooreerst met het hoge rotsgebergte van het hoofd verbonden, het Jupiter-denken krijgt een zetel in de hersenen’. Dit soort praat kenden we al uit ‘de Volkszielen’. Wat is die ‘Brug’ toch een bruikbare bron van informatie, hoe alles zo ongeremd en ongeneerd het web op wordt geslingerd. Verder staat er dat zowel de Chinezen als de Semieten afstammen van de ‘Oer-Toeraniërs’ (daarom zijn ze allebei ‘goed in de handel’) en staan de Chinezen in een ‘Luciferisch licht’. Beide rassen (Chinezen en Semieten) zijn overigens ‘zeer oorlogszuchtig’. Het verhaal van de ‘Oer-Toeraniërs’ staat ook nog uitgebreid beschreven in de ‘Akasha-kroniek’. Zij gebruikten hun krachten slechts voor ‘het bevredigen van hun grillige wensen en begeerten’ (p 31-32). Nee er is echt ‘géén sprake van rassenleer’.  
  12. Natuurlijk, het begrip Wortelras behelst in eerste instantie ‘de mensheid’, al dan niet stoffelijk aanwezig in een bepaald tijdperk (pas vanaf Atlantis in fysieke vorm). Als Blavatky en Steiner van ‘onderrassen’ spreken bedoelen zij een cultuurperiode. Toch is dit concept wel erg vermengd met ‘rasdenken’. Wij leven nu in de tijd van het vijfde wortelras, de tijd van het ‘Arische ras’. De cultuurperiodes, of onderrassen die aan ons vooraf zijn gegaan zijn de ‘Oud Indische’, de ‘Oud- Perziche’, de ‘Egyptische-Babylonische’ en de ‘Grieks Romeinse’. Wel zijn dit allen ‘Arische’ culturen (volgens de antroposofie en de theosofie althans). Indianen, die hebben geen cultuurperiode. Chinezen ook niet (zie het artikel uit de Brug). Dus al zijn de begrippen wortelrassen en onderrassen vooral te relateren aan tijdvakken, het is en blijft een eurocentrische, zoniet ‘aryo-centrische’ visie op de geschiedenis en wellicht op de zin van de kosmos en het bestaan.  
  13. In Steiners woorden: Sehen Sie sich doch die Bilder den alten Indianer an, und Sie werden gleichsam mit Händen greifen können den geschilderten Vorgang, in dem Niedergang dieser Rasse. In einer solchen Rasse ist alles dasjenige gegenwärtig geworden, auf eine besondere Art gegenwärtig geworden, was in der Saturnentwicklung vorhanden war; dann aber hat es in sich selber zurückgezogen und hat den Menschen mit seinem harten Knochensystem allein gelassen, hat ihn zu Absterben gebracht’( ‘Die Mission’, p. 122).
    Met wat voor occulte en metafysische verklaringen Steiner en Blavatsky ook komen, de Theosofie en de antroposofie zijn beiden op zijn minst zwaar besmet door de modieuze rassentheorieën en de koloniale superioriteitsaanspraken uit die dagen, alleen krijgen deze aanspraken een esoterische onderbouwing. Bram Moerland toont mijn inziens overtuigend aan dat de Theosofie, zoals die door Blavatsky is geformuleerd (volgens haar door ‘Oosterse Meesters’ gedicteerd) niet zozeer Oosters is maar in een westerse mystieke traditie staat, gemengd met de Darwinistische Evolutie-leer, waardoor er in feite een soort ‘neo-religie’ is ontstaan, overigens een typisch negentiende eeuws fenomeen.  
  14. Steiner heeft zich dit gedachtegoed slechts eigen gemaakt, maar heeft het oosterse element weggezuiverd en het verder aangevuld met typisch Duitse romantische elementen. Een tamelijk prozaïsche, maar naar mijn mening waarschijnlijker verklaring dan dat het allemaal op een bovenzintuigelijke wijze zou zijn geopendbaard.  
  15. De aarde -evolutie volgens Rudolf Steiner in het model van Poppelbaum (1929), uit Henk van Oort, Antroposofie, een kennismaking, Christofoor, 2006. Overigens kan ik de echte liefhebber aanraden wat verder te lezen. Verderop kunnen wij lezen dat de ‘Oer-Indier’ ten opzichte van de moderne Europeaan de geestelijke ontwikkeling heeft van een kind van zeven
  16. (Onder) Illustratie bij een lezing van Rudolf Steiner op 22 november 1907 in Basel, voor de leden van de Theosofische Vereniging. Het is niet zeker of deze tekening echt van Steiners hand is, maar volgens de heer Kugler van de Rudolf Steiner Nachlassverwaltung is het in ieder geval een getrouwe kopie van Steiners tekening.De parallel met een soortgelijke tekening uit de Volkszielen (fig. 1) is opmerkelijk. In deze tekening zien wij veel van al het voorgaande bij elkaar komen. Ten eerste de notie van de Wortelrassen, zoals die door Helena Blavatsky is vormgegeven (de Atlantiërs). Wij zien echter dat de lijn ononderbroken en opwaarts voortgaat tot de Europeanen. Kennelijk hebben de wortelrassen dus toch alles te maken met de huidige rassen. Ik denk dat niemand dat nog kan ontkennen. Een ‘decadente aftakking’ van de Atlantiërs is het ‘apengeslacht’ (zoals Blavatsky in de Geheime Leer uiteen heeft gezet). Een latere ‘decadente aftakking’ zijn de Indianen, het ras van de ‘Finsteren Saturn’ (kennelijk een tussenvorm van aap en Europeaan). Begeleidende tekst: ‘Von dem Punkte der Atlantische Zeit, wo Europäer und Indianer noch miteinander vereint waren, weiter zurückgehend, kommen wir in eine Zeit wo die Körper des Menschen noch verhältmäszig weich, von gallertatigen Dichtigkeit war. Da sehen wir wieder Wesen sich abzweigen und zurückbleiben. Diese Wesen entwickeln sich weiter, aber in absteigende Linie, und aus ihnen entsteht das Affengeseschlecht.Wir dürfen nicht sagen, der Mensch stamme vom Affen ab, sondern beide. Menschen und Affen, stammen von einere Form ab, die aber eine ganz andere Gestalt hatte als die Affen und heutigen Menschen. Die Abzweigung erfolgte von einem Punkte, wo diese Uniform die Möglichkeit hatte, einerseits aufsteigen zum Menschen und andreseits hinunterzufallen, zum Zerrbilde des Menschen zu werden’ (Cit. Rapport Commissie van Baarda, 411-412)  
  17. En dit model is helemaal het toppunt. Hier zien wij het model van Poppelbaum, Haeckel en de opvattingen van Helena Blavatsky over de aarde evolutie samengebracht in een schema, van de hand van Steiner zelf:

Soms zegt één beeld meer dan duizend woorden. Maar…commentaren?

 

Ramon DJV

PRINTVRIENDELIJKE VERSIE

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Author: Ramon De Jonghe

965 thoughts on “Racismedebat

  1. Alvast een stukje (dus zeer fragmentarisch) uit mijn inleidende hoofdtuk van mijn nieuwe verhaal. Dit gaat over het eindrapport, maar hier blijkt al dat het niet om slechts vier lezingen gaat. Het zit verspreid over het hele oeuvre van Steiner, al springen er een paar werken uit. Maar goed, hioer een fragment uit de inleiding:

    De criteria en de categorieën van de Commissie van Baarda

    Ik zal hier de vraagstelling van de commissie weergeven:

    a Bevat de antroposofie een rassenleer?
    b Zijn er in het werk van Rudolf Steiner uitlatingen te vinden die erop duiden dat er sprake is van discriminatie naar ras?
    c Zijn er in de werken van Nederlandse aanhangers van Rudolf Steiner elementen van rassendiscriminatie te vinden?

    De commissie heeft het begrip rassenleer als volgt gedefinieerd: ‘De betekenis van het woord ‘rassenleer’ is van belang. De commissie heeft zich genoodzaakt gezien zelf met een definitie te komen omdat de geraadpleegde bronnen niet eensluidend bleken te zijn. Van Dale’s woordenboek en Oosthoek Encyclopedie geven een etnisch beladen betekenis aan het woord, door te schrijven dat het om het beargumenteren van de vermeende superioriteit van het ene ras ten opzichte van het andere. Kramers woordenboek geeft een ethisch neutrale definitie, namelijk ‘het sterk doen uitkomen van de tegenstellingen tussen rassen’. Reeds in het interimrapport heeft de commissie op blz. 300 gesteld dat het gaat om een ‘schijnbaar wetenschappleijke theorie op grond waarvan de vermeende superioriteit van het ene ras wordt gelegitimeerd ten koste van andere rassen’. Daarmee sluit de commissie aan bij van Dale en de Oosthoek Encyclopedie.
    Het verschil is niet alleen van theoretische lading. Gedurende de zeventiende en achttiende eeuw was het woord min of meer neutraal: er werd mede naar aanleiding van de ontdekkingsreizen-waarbij zeelieden thuiskwamen met spannende verhalen over mensen die er heel anders uitzagen dan in Europa- gezocht naar een verklaring waarom er überhaupt verschillende rassen op aarde te vinden zijn. Gedurende de tweede helft van de achttiende eeuw, de negentiende eeuw en uiteraard de eerste helft van de twintigste eeuw is de tweede betekenis van het woord ontstaan, waarbij discriminatoire en uitgesproken racistische tendensen de boventoon gingen voeren. Wie vervolgens kijkt naar de beschuldigingen die in de periode van ± 1984 tot ± 1996 aan het adres van de antroposofie zijn geuit, ziet dat het woord consequent in de tweede betekenis wordt gebruikt. Bij de beantwoording van de hierboven vermelde vraag of er sprake is van rassenleer in de antroposofie, is de commissie dus uitgegaan van de tweeede, negatieve betekenis’.
    Hier valt veel over te zeggen. De eerste definitie, van dat het ene ras per definitie superieur is aan het andere, is inderdaad de meest directe. Als daar sprake van zou zijn dan zou je de antroposofie rechttoe rechtaan lomp racisme kunnen aanwrijven. Laat ik nu al zeggen dat ik dat niet zonder meer doe, al heeft Steiner een aantal uitspraken gedaan, waarvan een aantal niet eens zijn opgenomen in het rapport (weggelaten dus) die aan dat criterium voldoen. Er zullen er een aantal passeren, zelfs een paar uit de meest belangrijke werken van Steiner die de commissie of over het hoofd heeft gezien, of niet heeft willen behandelen.
    De andere definitie, die van het benadrukken van de ‘verschillen tussen rassen’ (uit Kramers woordenboek), zullen we veel vaker aantreffen. Het is dan ook jammer dat de commissie niet deze definitie heeft gehanteerd. Want al noemt de commissie deze neutraal, het toekennen van verschillende kwaliteiten, dus het opleggen van ‘sjablonen’ op mensenrassen is dat natuurlijk allerminst. Zo zou je kunnen zeggen: het blanke ras is in het denken het meest ontwikkeld, maar mist de diep menselijke en warme kwaliteiten van het zwarte ras. De commissie stelt dit zelfs een keer bijna letterlijk en begeeft zich daarmee in het vaarwater van de ironische tekst van Hans Teeuwen (hierboven als motto meegegeven), maar dan zonder ironie. Dat is net zo goed racistisch, al is de verpakking wat anders. Of je zou kunnen stellen: ‘de indianen zijn een ras geweest met buitengewoon bijzondere kwaliteiten en zij hebben een grote betekenis gehad voor de spirituele missie van de gehele mensheid, maar nu hun taak is vervuld zijn zij gedoemd te verdwijnen. Hun zielen zullen toch incarneren als Europeanen, dus er is niets aan de hand. In de indianen van nu zijn slechts lagere zielen geïncarneerd en het ras zal spoedig verdwijen’. De laatste stelling, soms in de ene dan in de andere vorm, wordt min of meer verdedigd door Rudolf Steiner en keer op keer verkondigd door zijn volgelingen, tot op de dag van vandaag. Of een verhaal van ‘de Joden hebben door de eeuwen heen grote intellectuele prestaties geleverd en zijn sterk in reflecteren. Het Arische ras is echter meer scheppend en komt tot het verrichten van daden’. Ook dit verhaal zullen we op verschillende manieren terugzien.
    Dit zal allemaal duidelijk worden, maar het volstaat hier om te laten zien dat de commissie zich met haar criteria al indekt. En juist in die laatste definitie zittende meeste pijnpunten. Bram Moerland heeft het, zijn brochure ‘Rassenleer met charisma’ (1989) als volgt uitgelegd: ‘Wanneer ben je een racist? Als je iemand uitscheldt voor rotjood? Als je vindt dat Turken terug moeten naar Turkije? Ik zou dat het platvloerse racisme willen noemen. Over de platvloerse racisten, zoals Janmaat en Le Pen maak ik me maar betrekkelijk zorgen. Ik geloof, of hoop althans, dat wij het platvloerse racisme als samenleving wel aankunnen, al was het maar omdat het zo duidelijk herkenbaar is. Het is zichtbaar in zijn platheid. Heel anders wordt het als racisme zich verschuilt achter de banier van iets anders, iets moois, iets waar je als mens warm voor kunt lopen. Racisme met charisma, dat is pas echt gevaarlijk’.
    Los van of ik de antropsofie ‘gevaarlijk’ zou vinden (wat mij betreft eerder lachwekkend en soms reden tot enige ergernis, als ik zie hoe kritiekloos bepaalde volgelingen weglopen met alles wat Steiner heeft gezegd), kan ik me zeker vinden in deze woorden. Plat racisme is inderdaad het verklaren van de superioriteit van het ene ras boven het andere. Maar het racisme dat Moerland noemt, is een meer verkapte vorm van racisme, dat zich verschuilt achter een verheven en zelfs metafysische theorie. Alleszins de moeite waard om juist daarnaar te kijken. De commissie heeft dat tot op zekere hoogte ook gedaan, maar zij hebben nooit de conclusie durven trekken dat er misschien iets mis is met die zogenaamde verheven theoretische onderbouw.
    Wellicht kan ik het bovenstaande het beste illustreren met een pregnant voorbeeld van Edward Said uit zijn werk Culture and Imperialism. Said citeert de door hem zeer bewonderde Britse schrijver Joseph Conrad, iemand die voor zijn tijd een uitzonderlijk scherp oog had voor de schaduwzijden van het imperialisme en kolonialisme, waarvan hij heeft getuigd in zijn beroemde novelle Heart of Darkness (1900). Maar zelfs iemand als Conrad ontkwam niet aan de waan van zijn eigen tijd, blijkens de door Said vaak aangehaalde passage: ‘The conquest of the earth, which mostly means the taking it away from those who have a different complexion or slightly flatter noses than ourselves, is not a pretty thing when you look into it too much. What redeems it is the idea only. An idea at the back of it; not a sentimental pretence but an idea; and an unselfish belief in the idea – something you can set up, and bow down before, and offer a sacrifice to’ . Dit komt enigszins in de buurt van Steiners beruchte passage uit Die Mission einzelner Volksseelen: ‘Wo die große Bewegung der Menschheit in Betracht kommt, da darf keine persönliche Sympathie und kein persönlicher Enthusiasmus mitspielen. Denn nicht darauf kommt es an, sondern darauf, was in den großen Gesetzen des Menschentums bedingt ist’. Alleen gaat Steiner hier nog wel een stukje verder in dan Conrad, zoals we later zullen zien. Bij Steiner is, om met Conrad te spreken het hebben van een iets plattere neus juist geen marginiaal verschil maar een teken aan de wand dat een ras niet bestemd is om over de aarde te heersen. Conrad kent een ras geen allesbepalende waarde toe. Sterker nog Conrad plaatst zijn vraagtekens bij het maken van wezenlijk onderscheid, zie: ‘…which mostly means the taking it away from those who have a different complexion or slightly flatter noses than ourselves, is not a pretty thing when you look into it too much’. Steiner acht het raciale onderscheid wel van groot belang, ook als om leven en dood gaat. ‘Nicht etwa deshalb, weil es den Europäern gefallen hat, ist die indianische Bevölkerung ausgestorben, sondern weil die indianische Bevölkerung die Kräfte erwerben mußte, die sie zum Aussterben führten’, stelt hij in de vierde voordracht van Die mission einzelner Volksseelen. Of zoals aardrijkskundeleraar Maarten Ploeger het stelde (eerder verschenen in ‘Jonas’, later opgenomen in de bundel Antroposofie ter discussie, 1985): ‘Met deze karakteristieken voor ogen kan Steiners uitspraak in de Volkszielen (vrij weergegeven): ‘De indianen moesten uitsterven en de kolonisten waren het uiteindelijke instrument’, in en juist daglicht worden gesteld. Het is allerminst een excuus voor het botvieren van de blanke moordcapaciteit; die schuld hebben wij hoe dan ook op ons geladen (evenmin kan de nog steeds voortgaande uitroeiing van de Amazone-indianen hiermee op welke wijze dan ook aanvaardbaar worden gemaakt). Zoals een ouder mens aan een op zichzelf niet zo dramatische ziekte licht kan bezwijken, zo betekende de confrontatie met de blanke expansiedrift voor de indianen meer dan een reeks ongelijke oorlogen. De indiaanse cultuur had à priori de bevattelijkheid om hieraan te gronde gaan (zie bijvoorbeeld de Wovoka-episode, uitmondend in de ‘zelfdestructie’ onder leiding van Sitting Bull bij Wounded Knee)’. Het aardige is dat andere passages uit dit verhaal van Maarten Ploeger in het van Baarda-rapport instemmend worden geciteerd, ter onderbouwing van de stelling ‘géén sprake van rassenleer’. Dit zal ter sprake komen bij de bespreking van het begrip ‘wortelrassen’, in het inleidende gedeelte van ‘de Akasha-kroniek’.
    De van Baarda commissie komt weer met een ander verhaal over meegebrachte ziektes door de Europeanen, waar de indianen massaal aan bezweken. Kun je meteen weer de vraag stellen of die ziektes een noodzakelijk kwaad waren om Steiners kosmische vonnis te voltrekken. De commissie verwijst naar de gezaghebbende studie van ‘Guns, germs and steel; the fates of human societies’ van J. Diamond, uit 1997. Ik denk alleen niet dat Steiner op de hoogte was van deze recente bevindingen, al was hij helderziend. Het verhaal van die ziektes was in die tijd slechts mondjesmaat bekend in Europa. En je kunt Steiner veel verwijten, maar niet dat hij veel kennis van zaken had wat betreft de indianen, ook dat zal duidelijk worden. Naar alle waarschijnlijkheid heeft hij slechts een beknopt en inmiddels gedateerd academisch handboekje uit die dagen geraadpleegd, maar de feiten zo omgebogen,en mijns inziens zelfs gemanipuleerd, tot ze in zijn kosmische theorie over mensenrassen pasten.
    De commissie heeft overigens Edward Said als bron aangehaald, maar dan vooral om aan te tonen hoe niet uniek Steiner in zijn opvattingen over andere mensenrassen was. Hij zou meevallen als je hem in zijn tijd plaatst, aldus de commissie. Mijns inziens zijn Steiners opvattingen inderdaad goed in de tijd te plaatsen maar echt meevallen doen ze zeker niet. Ook dit zal later aan de orde komen. Overigens is Edward Said helaas in 2003 overleden, maar ik denk dat hij lichtelijk verbaasd zou zijn geweest dat zijn ideeën zouden worden ingezet om Rudolf Steiner van racisme vrij te pleiten.
    Ik zal de woorden van Steiner dus wegen naar beide categorieën, zoals bovenstaand door de commissie zijn aangegeven, maar leg dan wel de zogenaamde indekking van de commissie naast me neer. Ook zal ik er nog een categorie willen toevoegen, die van stereotypering naar ras. Deze is de commissie nadrukkelijk uit de weg gegaan, maar ik denk dat dit essentieel is. Want al beweert Steiner alles te kennen uit bovenzinnelijk waarneming, ik herken in zijn beschrijvingen van zwarten en indianen vooral de overbekende platte clichés, die er in de westerse wereld al lange tijd bestaan. Als je de esoterie wegpoetst blijkt het vaak allemaal nogal banaal te zijn.
    Los van de definities heeft de commissie ook een groot aantal passages beoordeeld en gecategoriseerd. Het is van het belang om op te merken dat de beoordelingscriteria van de commissie juridisch waren. Zij hebben de uitspraken van Steiner getoetst aan de huidige Nederlandse anti-discriminatie wetgeving en het wetboek van strafrecht. De Commissie heeft dit gedaan omdat, naar eigen zeggen ‘dit de enige objectieve meetlat is’ om de omstreden uitspraken te kunnen wegen. Daar heb ik mijn twijfels over. Sinds wanneer worden historische of filosofische vraagstukken of discussiepunten beslecht in de rechtszaal?
    Over de juridische kant zal ik me niet uitspreken, daar acht ik mij niet toe bevoegd (ik ben immers geen jurist). Wel heb ik mijn vraagtekens of het werk van Steiner langs een juridische meetlat zou moeten worden gelegd. Ik vind dit zelfs niet helemaal fair naar Rudolf Steiner, die onmogelijk rekening heeft kunnen houden met het Nederlandse strafrecht van 2000, al was hij dan nog zo ‘geesteswetenschappelijk onderlegd’. Rudolf Steiner staat wat mij betreft niet terecht voor wat hij gezegd of geschreven heeft. Een historische/filologische analyse had mij dus meer gepast geleken. Dat doet aan de ‘objectiviteit’ niets af, mits het goed gebeurt, maar dat geldt vanzelfsprekend ook voor een juridische methode. Bovendien is het strafrecht ook geen statisch gegeven of een soort natuurwet, zeker de laatste jaren is de Nederlandse antidiscriminatie wetgeving, voorzichtig uitgedrukt, nogal in beweging. Maar goed, het leek de bedoeling dat het rapport een bijdrage was tot waarheidsvinding en geen juridische verdedigingswal. Ik zal het dus ook zo behandelen, naar mijn beste kunnen en met gepast respect.
    Dan nu de categorieën die de commissie hanteerde voor de onderzochte uitspraken van Rudolf Steiner, waarin hij zich uitsprak over ‘rassen’ (overgenomen uit de conclusies):

    1 Citaten waarbij de inhoud of formulering van dien aard is dat er, indien ze door een hedendaagse auteur verkondigd zouden worden, sprake is van discriminatie van een zodanige ernst, dat er waarschijnlijk een strafbaar feit zou worden begaan (16 uitspraken, in het totale oeuvre van Steiner, waarvan geen uit Die Mission einzelner Volksseelen)
    2 Citaten waarbij er: hetzij sprake is van een lichte vorm van discriminatie als gevolg van een tijdgebonden en gedateerde woordkeuze, hetzij geen sprake van discriminatie, maar waarbij er gemakkelijk het misverstand kan ontstaan dat er wél sprake is van discriminatie (…) een grondige kennis van de antroposofie is noodzakelijk om het betreffende citaat te kunnen duiden (de commissie rekende 66 citaten tot deze categorie, waarvan 10 citaten uit ‘Die Mission’).
    3. Citaten waarbij geen sprake is van discriminatie (80 citaten die door de commissie zijn onderzocht en beoordeeld, waarvan 20 uit ‘Die Mission’) .

    Het gaat dus om dertig citaten uit Die Mission’, enz.

  2. Ik wilde toch nog een aanvullende opmerking maken over de bewering van HPB dat Ixtloxochitl de Popol Vuh zou hebben geschreven (door Ton ingebracht).
    Het is dat hier in West Europa de geschiedenis en de mythologie van pre-columbiaans Amerika hier niet zo’n diep gezonken cultuurgoed is, dus gewoonweg minder bekend, maar de opmerking van Helena Blavatsky staat ongeveer gelijk aan de bewering dat Machiavelli of Dante de Ilias en de Odyssee zouden hebben geschreven, ipv Homerus. In die orde van idiotie moet je dus denken.
    De Popol Vuh is naar alle waarschijnlijkheid een heel oud boek (al kennen we slechts een geschreven versie uit de zestiende eeuw). Maar de Mayacultuur was al tot bloei gekomen iets voor de Christelijke jaartelling en was nog slechts een schaduw van wat het geweets was, toen in de zestiende eeuw de Spanjaarden arriveerden. Boevendien kwamen de Maya’s uit zuid Mexico, Guatemala, Honduras, Belize en het schiereiland Yucatan.
    De Azteken (de Tripple Alliantie) kwamen uit Centraal Mexico, precies uit het gebied rond Mexico stad. Daar leefde i9n de zestiende eeuw Prins Ixtlolxochitl. Qua afstand is dat verder dan de afstand van Rome en Griekenland. Je zou heel simpel kunen zeggen dat de Azteekse cultuur zich zo’n beetje verhield tot de Maya’s als de Romeinen zich tot de Grieken (grove generalisatie, maar ter hele simpele uitleg). Maar iedereen zou het hier dus ook volkomen bezopen vinden om een werk van Seneca toe te schrijven aan Euripides.
    De bewering dat Ixtlolxochitl de schrijver van de Popol Vuh zou zijn is dus een bewering van zo’n soort kaliber.

  3. – Hieronder nog een van de vier uitgebreide citaten van Steiner over ‘indianen’ uit de jaren 1919-1924 m.b.t. de uitroeiing en de angst van Europese kolonisatoren voor de Grote Geest, de pacifische-migratieroute en het verband tussen geest en ‘verbening’ bij: L. Ravagli, Rudolf Steiner und die Überwindung des Rassismus http://www.dreigliederung.de/essays/2003-07-003.html, trefw. indianer
    „Diese Indianer, die man ausgerottet hat bei der Eroberung von Amerika, sie waren ja nach der Ansicht der Europäer recht unkultivierte Menschen. Ja, äußerlich waren sie auch recht unkultivierte Menschen. Aber das Eigentümliche war, daß diese amerikanischen Indianer, die man ausrottete, ein ganz intensives übersinnliches Wissen hatten […]
    Die Geschichte erzählt von allerlei Kulturwanderungen von Asien herüber nach Europa über Griechenland, Rom und so weiter. Aber sie erzählt nicht, daß noch eine andere Kulturwanderung stattgefunden hat, jetzt nicht auf dem Wege von Asien herüber nach Europa, sondern von Asien über den Stillen Ozean herüber nach unserem heutigen Westen, nach Amerika, auf den Wegen, die in alten Zeiten eben durchaus möglich waren. Dasjenige, was im Osten an Geistigkeit errungen worden ist, das ist gerade nach Amerika gebracht worden. […]
    Aber man hat ihn [den Kontakt zu Amerika] so entdeckt, daß man die damaligen Amerikaner, die amerikanischen Indianer massakriert hat. Diese Art von Kulturausdehnung, das war die erste Etappe auf dem Wege, auf dem wir dann nach und nach weitergegangen sind. Ja, es ist in der Tat so, daß, als die Europäer nach Amerika gekommen sind, sie bei den Indianern wohl eine äußere Schmutzkultur in der materiellen Welt gefunden haben, daß sie aber auch gefunden haben ein hohes spirituelles Leben bei diesen sogenannten wilden Menschen, denen sie den Garaus gemacht haben. Und diese „wilden” Menschen haben bei jeder Gelegenheit gesprochen von dem Geiste, der in allen Einzelheiten ihres Lebens bei ihnen lebte. Es war für diejenigen Europäer, die etwas davon verstehen konnten, zuweilen ein großes Erlebnis, gerade die Art und Weise kennenzulernen, wie diese amerikanischen Indianer von dem großen Geiste redeten. Wodurch hatten sich im Laufe der Erdenentwickelung gerade diese äußerlich herabgekommenen Indianer die Möglichkeit bewahrt, zu diesem großen Geiste, der die Welt durchwellt und durchwebt, aufzuschauen? Dadurch hatten sie sich die Möglichkeit bewahrt, daß sie gerade äußerlich-physisch in einer gewissen Weise herabgekommen waren. Sie waren äußerlich-physisch verknöchert. Dadurch war ihnen geblieben, wie eine gewaltige Erinnerung, das Wissen von dem großen Geiste, das ihnen von Osten, von unserem Osten, aber auf dem anderen, dem entgegengesetzten Wege durch den Stillen Ozean, zugekommen war. Das hatten sie sich bewahrt. Sie hatten sich abgegliedert von der Seelenerkenntnis und leiblichen Erkenntnis die geistige Erkenntnis. Sie lebten gewissermaßen ganz aufgehend im Geiste. Etc.
    (GA 192, Geisteswissenschaftliche Behandlung sozialer und pädagogischer Fragen, 20.7.1919, 5. 309—311)

    – Over de toekomst van de amerikaanse (6e) cultuur volgens Blavatsky in de Secret Doctrine (1888) Vol 2. p. 444-445 http://www.theosociety.org/pasadena/sd/sd2-1-25.htm:
    Pure Anglo-Saxons hardly three hundred years ago, the Americans of the United States have already become a nation apart, and, owing to a strong admixture of various nationalities and inter-marriage, almost a race sui generis, not only mentally, but also physically. “Every mixed race, when uniform and settled, has been able to play the part of a primary race in fresh crossings,” says de Quatrefages. “Mankind, in its present state, has thus been formed, certainly, for the greatest part, by the successive crossing of a number of races at present undetermined” (“The Human Species,” p. 274.)
    Thus the Americans have become in only three centuries a “primary race,” pro tem., before becoming a race apart, and strongly separated from all other now existing races. They are, in short, the germs of the Sixth sub-race, and in some few hundred years more, will becomemost decidedly the pioneers of that race which must succeed to the present European or fifth sub-race, in all its new characteristics. After this, in about 25,000 years, they will launch into preparations for the seventh sub-race; until, in consequence of cataclysms — the first series of those which must one day destroy Europe, and still later the whole Aryan race (and thus affect both Americas), as also most of the lands directly connected with the confines of our continent and isles — the Sixth Root-Race will have appeared on the stage of our Round.

    – En van de amerikaanse (7e) cultuur volgens Steiner een samenvatting in het Rudolf Steiner Handbuch van Die Tempellegende und die Goldene Legende, GA 93, 23.10.1905:
    Das russische und das amerikanische Volk als Rassen der Zukunft. Die Russen, bzw. die Slawen müssen sich mit den Mongolen, Überresten der spätatlantischen Kultur, auseinandersetzen, die starke Neigung zur Spiritualität haben. Die Amerikaner haben ein anderes atlantisches Element aufgenommen, die Neger, die ein altes psychisches Erbe haben. So wächst künftig Spirituelles mit Spirituellem und Psychisches (Tendenz der Amerikaner, Geistiges physisch schauen zu wollen) mit Psychischem zusammen. „Die spirituelle Weise (die Kultur zum Geist zu führen) ist Fortschritt, die psychische ist Rückschlag.“

    – Die Apokalypse des Johannes (Russisch – Deutsch) op anthroposophie.net

  4. Dat stuk van Ravagli had ik ook gevonden. Is een soort Dieter Brüll plus. Zal ik zeker nog uitgebreid aandacht aan besteden. Als dat nu eens werd aangeprezen door de diverse ortho’s, want het is inhoudelijk een stuk steviger 😉
    Dat daar opgevoerde citaat staat ook in het van Baarda-rapport. Maar dat Steiner het uitroeien op zich afkeurde zegt natuurlijk niets over dat hij het als een wetmatigheid zag. En hij zag de indianen als een inferieur ras, zoveel lijkt me duidelijk. Wellicht hadden zij wat bijzondere kwaliteiten (heel sentimenteel en romantisch), maar Steiners opvattingen over de indianen zijn regelrecht racistisch te noemen. Werp anders nog maar een blik op de tekeningen uit GA 100, hier getoond aan het begin van de discussie.
    Ik beloof overigens nog wel dit stuk van Ravagli en deze passage te behandelen (het stond al op de agenda).
    Naar de rest kijk ik later nog even.

    Moderatie: reacties samengevoegd

    Floris Schreve Says:
    19/03/2009 at 17:59

    Wat Steiner hier zegt over de indianen, is een keer heel duidelijk onder woorden gebracht door Maarten Ploeger:

    ‘Met deze karakteristieken voor ogen kan Steiners uitspraak in de Volkszielen (vrij weergegeven): ‘De indianen moesten uitsterven en de kolonisten waren het uiteindelijke instrument’, in en juist daglicht worden gesteld. Het is allerminst een excuus voor het botvieren van de blanke moordcapaciteit; die schuld hebben wij hoe dan ook op ons geladen (evenmin kan de nog steeds voortgaande uitroeiing van de Amazone-indianen hiermee op welke wijze dan ook aanvaardbaar worden gemaakt). Zoals een ouder mens aan een op zichzelf niet zo dramatische ziekte licht kan bezwijken, zo betekende de confrontatie met de blanke expansiedrift voor de indianen meer dan een reeks ongelijke oorlogen. De indiaanse cultuur had à priori de bevattelijkheid om hieraan te gronde gaan (zie bijvoorbeeld de Wovoka-episode, uitmondend in de ‘zelfdestructie’ onder leiding van Sitting Bull bij Wounded Knee)’.

    Het feit dat Steiner de bruutheid van de moordpartijen afkeurde (net als Maarten Ploeger), doet nauwelijks iets af aan het racisme, zowel van Steiners teksten als het bovenstaande. Want ja, het was nu eenmaal een wetmatigheid.

    Floris Schreve Says:
    19/03/2009 at 18:08

    Overigens wordt er weer in dat stuk van Ravagli geroepen dat de critici van de antroposofie weer selectief citeren, manipuleren, etc. Het is altijd dezelfde oude riedel. Net als Brüll toont hij dan ook willekeurige stukjes tekst dioe dan het tegendeel zouden bewijzen. Maar waarom zouden alle critici van de antropsofie altijd en perdefinitie selectief citeren en manipuleren? Ik geloof dat dit bij mij wel meevalt (als het niet zo is moet je het zeggen). Net alsof er nooit iemand is ingegaan op het waarom van die rassenleer. Als je dat toelicht hebben de meeste antroposofen, incl. het van Baarda-rapport, geen antwoord meer. Dat is overigens ook in deze discussie gebleken.

    Floris Schreve Says:
    19/03/2009 at 18:16

    Nog over het een na bovenstaande bericht. Vanzelfsprekend dient hier weer te worden uitgelegd dat het niet Sitting Bull maar Big Foot was bij Wounded Knee, net zoals het niet Ixtlolxochitl was die de Popol Vuh schreef;)
    Heel moeilijk die indiaanse namen en geschiedenis, maar het lijkt me handiger om eerst die materie onder de knie te hebben. Hoe kun je anders zulke algemene uitspraken doen over wetmatigheden die dat ras schijnen te teisteren?

    Floris Schreve Says:
    19/03/2009 at 18:43

    Ik zou ook iedereen die dit debat volgt willen aanraden om dat stuk van Ravagli te lezen. In bepaalde opzichten is het zeker leerzaam. Er wordt weer hard gehamerd op de ‘citatenmethode’ en vervolgens worden daar andere citaten tegenover gezet. En begrijp me niet verkeerd, al die citaten kloppen, maar geen daarvan sluit de structurele rassenleer, zoals hier wel duidelijk is geworden, uit.

    http://www.dreigliederung.de/essays/2003-07-003.html, trefw. indianer

    Het is ook jammer dat Driegonaal dat artikel van Brüll niet gewoon online zet. Kan iedereen het lezen, de feiten checken en de redeneringen volgen. Lijkt me bijzonder zinvol.

    Floris Schreve Says:
    19/03/2009 at 21:08

    Maar goed, als ik Steiners visie op de indianen ga behandelen (komt nog een appart item over) zal ik die quote behandelen en afwegen tegen de rest. Dus het is gesignaleerd.

    Floris Schreve Says:
    20/03/2009 at 14:13

    Wat natuurlijk ook zo kan zijn is dat voor Ixtlolxochitl hetzelfde geldt als voor Boeddha en Zarathustra. Volgens Steiner (en wellicht Blavatsky, maar dat zou ik nog een keer moeten nazoeken) leefden de figuren waar zij het over hadden eerder en zijn de historische Boeddha en Zarathustra hun latere incarnaties. Dus misschien was de Ixtlolxochitl uit de zestiende eeuw wel en incarnatie van de schrijver van de Popol Vuh.
    Maar dat lijkt me wel wat veel eer voor een Prins, die uit puur opportunisme met de Spanjaarden collaboreerde, omdat de troon van Texcoco niet naar hem, maar naar zijn broer Cacama was gegaan. Of misschien voorzag hij juist dat zijn ras gedoemd was te verdwijnen en besloot hij de kant van het ras te kiezen dat door een kosmische wetmatigheid voorbestemd was om te heersen? Dus iemand die met zo’n groot inzicht deze beslissing nam, moet haast wel de visionaire geest zijn geweest die vroeger, toen het indiaanse ras nog wel mocht leven, de Popol Vuh van de Maya’s schreef.
    Een beetje wrang is dit natuurlijk wel.

    Floris Schreve Says:
    20/03/2009 at 16:14

    En om het nog een keertje uit te leggen. CW Ceram, auteur van de inmiddels alweer oude (en onvermijdelijk inmiddels gedateerde) ‘Goden, graven en geleerden’, maakt de vergelijking, die misschien een klein beetje opgaat, althans het is makkelijk om zo een globaal beeld te krijgen:

    Maya’s- oude Grieken
    Tolteken- Etrusken
    Azteken-Romeinen

    Natuurlijk gaat dit niet helemaal op. Maar als we deze vergelijking volgen dan ziet het beeld er als volgt uit.

    De Maya’s in zuid Mexico, het schiereiland Yuacatan, Guatemala en Honduras, waren vooral grote geleerden (zij ontwierpen het nauwkeurigste kalendersysteem ooit, zelfs nauwkeuriger dan ons huidige Gregoriaanse stelsel). Hun cultuur kwam op van zo’n 500 v. Chr. tot de grote klassieke bloeiperiode tot ca 800 n. Chr. Daarna kende deze weer een opleving (postklassiek, tot ca 1200 na Chr.). Hun heilige boek was de Popol Vuh.

    Tolteken: trokken centraal Mexico binnen in ca 800 n. Chr., waar het oude imperium van Teotihuacan in staat van ontbinding verkeerde. Zij stichtten een imperium dat duurde tot ong. 1100. Ook veroverden zij grote stukken van het Maya rijk, waar aan het eind van de Maya beschaving een Maya-Tolteeks rijk ontstond (Chichen Itza, tot ca 1300). Rond 1200 viel het Tolteekse rijk in Centraal Mexico uit elkaar.

    Azteken: oorspronkelijk een nomadische groep uit het Noorden. kwamen rond 1200 in de centrale vallei van Mexico en stichtten daar hun hoofdstad (waar nu Mexico stad ligt). Zij onderwierpen snel de ene stadsstaat na de anderen (restanten van het oude Tolteekse rijk en bestuurden rond 1450 een groot imperium dat van kust tot kust liep. In 1519 arriveerden de Spanjaarden, olv Cortez. In 1521 werd de laatste Azteekse keizer Cuautemoc door de Spanjaarden geëxecuteerd (ook de tijd van deze Ixtlolxochitl).

    Dit om een beetje een historisch beeld te geven.

    Floris Schreve Says:
    21/03/2009 at 15:34

    Met nog een opmerking dat er geen Maya-rijk bestond (zo omschrijft Ceram het nog wel, maar dat is tegenwoordig achterhaald). Net als bij de oude Grieken bestond het Maya- cultuurgebied uit een groot aantal stadsstaten, die soms allianties met ek=lkaar sloten, dan weer oorlog met elkaar voerden.

  5. Met nog een opmerking dat er geen Maya-rijk bestond (zo omschrijft Ceram het nog wel, maar dat is tegenwoordig achterhaald). Net als bij de oude Grieken bestond het Maya- cultuurgebied uit een groot aantal stadsstaten, die soms allianties met ek=lkaar sloten, dan weer oorlog met elkaar voerden.

  6. Toch nogh wat commentaar op een bericht van Ton:

    Hieronder nog een van de vier uitgebreide citaten van Steiner over ‘indianen’ uit de jaren 1919-1924 m.b.t. de uitroeiing en de angst van Europese kolonisatoren voor de Grote Geest, de pacifische-migratieroute en het verband tussen geest en ‘verbening’ bij: L. Ravagli, Rudolf Steiner und die Überwindung des Rassismus http://www.dreigliederung.de/essays/2003-07-003.html, trefw. indianer
    -07-003.html, trefw. indianer
    „Diese Indianer, die man ausgerottet hat bei der Eroberung von Amerika, sie waren ja nach der Ansicht der Europäer recht unkultivierte Menschen. Ja, äußerlich waren sie auch recht unkultivierte Menschen. Aber das Eigentümliche war, daß diese amerikanischen Indianer, die man ausrottete, ein ganz intensives übersinnliches Wissen hatten […]
    Die Geschichte erzählt von allerlei Kulturwanderungen von Asien herüber nach Europa über Griechenland, Rom und so weiter. Aber sie erzählt nicht, daß noch eine andere Kulturwanderung stattgefunden hat, jetzt nicht auf dem Wege von Asien herüber nach Europa, sondern von Asien über den Stillen Ozean herüber nach unserem heutigen Westen, nach Amerika, auf den Wegen, die in alten Zeiten eben durchaus möglich waren. Dasjenige, was im Osten an Geistigkeit errungen worden ist, das ist gerade nach Amerika gebracht worden. […]
    Aber man hat ihn [den Kontakt zu Amerika] so entdeckt, daß man die damaligen Amerikaner, die amerikanischen Indianer massakriert hat. Diese Art von Kulturausdehnung, das war die erste Etappe auf dem Wege, auf dem wir dann nach und nach weitergegangen sind. Ja, es ist in der Tat so, daß, als die Europäer nach Amerika gekommen sind, sie bei den Indianern wohl eine äußere Schmutzkultur in der materiellen Welt gefunden haben, daß sie aber auch gefunden haben ein hohes spirituelles Leben bei diesen sogenannten wilden Menschen, denen sie den Garaus gemacht haben. Und diese „wilden” Menschen haben bei jeder Gelegenheit gesprochen von dem Geiste, der in allen Einzelheiten ihres Lebens bei ihnen lebte. Es war für diejenigen Europäer, die etwas davon verstehen konnten, zuweilen ein großes Erlebnis, gerade die Art und Weise kennenzulernen, wie diese amerikanischen Indianer von dem großen Geiste redeten. Wodurch hatten sich im Laufe der Erdenentwickelung gerade diese äußerlich herabgekommenen Indianer die Möglichkeit bewahrt, zu diesem großen Geiste, der die Welt durchwellt und durchwebt, aufzuschauen? Dadurch hatten sie sich die Möglichkeit bewahrt, daß sie gerade äußerlich-physisch in einer gewissen Weise herabgekommen waren. Sie waren äußerlich-physisch verknöchert. Dadurch war ihnen geblieben, wie eine gewaltige Erinnerung, das Wissen von dem großen Geiste, das ihnen von Osten, von unserem Osten, aber auf dem anderen, dem entgegengesetzten Wege durch den Stillen Ozean, zugekommen war. Das hatten sie sich bewahrt. Sie hatten sich abgegliedert von der Seelenerkenntnis und leiblichen Erkenntnis die geistige Erkenntnis. Sie lebten gewissermaßen ganz aufgehend im Geiste. Etc.
    (GA 192, Geisteswissenschaftliche Behandlung sozialer und pädagogischer Fragen, 20.7.1919, 5. 309—311)

    Steiners visie op de indianen is in dit geval niet consistent. In Vom Leben des Menschen und der Erde zegt hij dat indianen naar het westen getrokken ‘negers’ zijn. Bovendien is het feit dat hij gewag maakt van een andere cultuurstroom al een bvreemd verhaal, want zijn idee van de ‘cultuurstroom’ vanuit India naar het westen is al volstrekt arbitrair (Ariërmythe) en zelfs op een aantal punten regelrecht onjuist.
    En zijn opmerkingen over dat de indianen ‘weliswaar uiterlijk schmutzig’ waren, het is maar weer hoe je het bekkijkt. Europeanen werden door veel indianen als extreem vies gezien (zijn veel verhalen van bekend en geldt voor meer niet-westerse culturen, in het Midden Oosten worden bijv. ook zaken onhygiënisch gevonden, die bij ons volstrekt normaal gevonden). Maar goed, Rudolf Steiner had er soms een beetje moeite mee om boven de vooroordelen van zijn plaats en tijd te staan. Niet vreemd, maar zo universeel was zijn verhaal over culturen dus ook weer niet.

  7. – Het etniciteitsbegrip bij Steiner (‘ras’, zie de Volkszielen) heeft een zevental algemene kenmerken. Etnische groepen zijn: 1. monogenistisch (door evolutie uit één algemene mensheid afgesplitst en niet polygenistisch naast elkaar ontstaan), 2. geografisch (met arbitraire grenzen over continenten verdeeld), 3. geperiodiseerd (naar biologische ouderdom of genetische variabiliteit ingedeeld), 4. clinaal (binnen een hoofdgroep in schakeringen verdeeld), 5. adaptief (qua huidskleur, bloed, ademhaling etc. klimatologisch-fysiologisch en kosmisch-astronomisch aan de omgeving aangepast), 6. genetisch (overerfbaar), 7. vermengd (door prehistorische en historische migraties).
    Daarnaast bescheef Steiner etnische groepen vaak stereotype in gegeneraliseerde psychische, culturele en spirituele bewoordingen.

    – Alle anatomisch moderne mensen (Homo sapiens) zijn waarschijnlijk in de oude steentijd uit een relatief kleine, genetisch diverse bevolkingsgroep van (tien)duizenden individuen in Afrika ontstaan (vergelijk de proto-indo-europese migratie in de nieuwe steentijd):
    http://encarta.msn.com/encyclopedia_761576599_3/Race.html, IV A Human Origins
    These studies show that living African populations have more genetic diversity than any other human groups, and that this diversity has been accumulating for perhaps 100,000 to 200,000 years. This finding implies that all modern humans are descended from a small population of Homo sapiens that lived in Africa 100,000 to 200,000 years ago.
    Another important finding is that human genetic variation between groups, however defined, is small compared to that within groups. The data strongly support the idea that all living humans originated recently from a relatively small population—on the order of thousands or tens of thousands of individuals. All people share a strong genetic heritage, and are much more alike than different.

    – Het begrip ‘indiaan’ of ‘europeaan’ heeft bij Steiner een meervoudige betekenis als etnische groep, bevolking, cultuur en individu. Je kunt dan uitspraken van Steiner over de ‘indiaanse bevolking’ of de ´indianen´ of de ‘europeanen’ als evidente uitspraken over mensen van een aparte etnische groep (´ras´) beschouwen (raciale uitspraken), of je kunt ze ten dele als aanduiding – hoe stereotype of stigmatiserend ook – voor een ‘ander soort’ cultuur of voor een ‘bijzonder soort’ mensen opvatten (cultuurhistorische stereotypen):
    1910 Diese gesetzmäßig verlaufende Linie gibt es durchaus; sie ist eine Wahrheit, eine reale Kurve, und drückt die Gesetzmäßigkeit im Wirken unserer Erde auf den Menschen aus. Diesen Gang nehmen die Kräfte, die auf den Menschen rassebestimmend wirken. Nicht etwa deshalb, weil es den Europäern gefallen hat, ist die indianische Bevölkerung ausgestorben, sondern weil die indianische Bevölkerung die Kräfte erwerben mußte (?), die sie zum Aussterben führten….
    Denken Sie sich, was da Herz gegen Herz fühlt, indem sich zwei solche Menschen gegenüberstehen: Menschen, die von Europa herüberkamen, und Menschen, die in frühester Zeit, als die Rassen verteilt wurden, nach Westen hinübergegangen (?) sind. Da haben die Indianer nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur.
    1919 Diese Indianer, die man ausgerottet hat bei der Eroberung von Amerika, sie waren ja nach der Ansicht der Europäer recht unkultivierte Menschen. Ja, äußerlich waren sie auch recht unkultivierte (?) Menschen.
    1920 Man wird solchen Dingen in der Regel nicht gerecht, wenn man – bloß egoistisch pochend auf seine »höhere« Kultur – das alles als ein bloßes Barbarentum anschaut, wenn man nicht das ganz Andersartige (?) solcher Menschen, wie diejenigen, die erobert und ausgerottet worden sind nach der Entdeckung Amerikas, berücksichtigt, wenn man diese nicht im ihrer besonderen Eigenart (?) betrachtet, sondern sie einfach von der Vogelperspektive einer höheren Kultur herunter ins Auge faßt.
    1921 Gewiß, in dem Sinne waren das nicht (?) gebildete Leute, in dem man jetzt unter uns Bildung auffaßt, aber es war etwas in diesen Seelen, was ich bezeichnen möchte als eine universelle pantheistische religiöse Empfindung.
    1924 Diese ursprüngliche Vollkommenheit war eben durchaus verbunden damit, daß der Mensch wie besessen war von dem Geiste, nicht (?) frei war. Nur durch den Verstand kann der Mensch frei werden; durch den Intellekt kann er frei werden.

    – In de afbeelding van Steiner’s evolutieladder of boom uit 1907 (GA 100) kun je ‘indianen’ interpreteren als representanten van een archaïsch (´decadent´) ‘atlantisch’ tijdperk (‘4e wortelras’), toen ook de europeanen en de niet vermeldde aziaten en afrikanen zich geografisch opsplitsten. Hun aftakkingen van de evolutieboom groeien door tot in onze tijd. De ‘europeanen’ in de afbeelding kun je dan beschouwen als vertegenwoordigers van het huidige tijdperk (‘5e wortelras’) dat verder is opgesplitst in indo-europese culturen die de wereld sinds de nieuwe steentijd domineren.

  8. Ton, eerder schreef je:

    ‘De relatie tussen de uitdrukkingen ‘5e wortelras´ en ‘blanke ras’ die het pdf ‘Wortelrassen, onderrassen en rassen’ legt leunt sterk op één citaat van Blavatsky over ‘the white (Aryan, Fifth Root-Race)’ aan het eind van haar Geheime Leer (deel 2, p. 780). Een heel andere, uitgebreidere beschrijving van Blavatsky staat in deel 2 op p. 249: ‘The Aryan races, for instance, now varying from dark brown, almost black, red-brown-yellow, down to the whitest creamy colour, are yet all of one and the same stock — the Fifth Root-Race — and spring from one single progenitor, called in Hindu exotericism by the generic name of Vaivasvata Manu …’. Vanwege de historisch beladen connotaties die de uitdrukkingen hebben gekregen, lijkt het mij beter om het leggen van een eenduidige relatie tussen ‘5e wortelras´ en ‘blanke ras’ voorlopig op te schorten. Dan zou de laatste zin in deel 4 van de tussentijdse conclusie komen te vervallen’.

    Maar nu schrijf je:

    – ‘In de afbeelding van Steiner’s evolutieladder of boom uit 1907 (GA 100) kun je ‘indianen’ interpreteren als representanten van een archaïsch (´decadent´) ‘atlantisch’ tijdperk (‘4e wortelras’), toen ook de europeanen en de niet vermeldde aziaten en afrikanen zich geografisch opsplitsten. Hun aftakkingen van de evolutieboom groeien door tot in onze tijd. De ‘europeanen’ in de afbeelding kun je dan beschouwen als vertegenwoordigers van het huidige tijdperk (‘5e wortelras’) dat verder is opgesplitst in indo-europese culturen die de wereld sinds de nieuwe steentijd domineren’.

    Nog een keer mijn conclusie:

    1. Wij hebben gezien dat wortelrassen en onderrassen cruciaal zijn in Steiners model van de aarde-evolutie en de lotsbestemming van de mens.
    2. Ieder aardetijdperk (wortelras) kent zeven cultuurperiodes (onderrassen), die elkaar opvolgen als de dominante cultuurdrager in de mensheidsontwikkeling. Resten van voorgaande onderrassen (‘vervallen’ of ‘verdwenen’ beschavingen) blijven nog wel bestaan, maar hebben hun leidende functie verloren, daar hun cultuurdragende inspiratie of ‘impuls’ is uitgewerkt.
    3. Na de cyclus van zeven onderrassen gaat het wortelras ten onder en maakt plaats voor een nieuw wortelras. Soms blijven er laatste restanten van voorgaande wortelrassen achter als ‘decadente overblijfselen’, totdat het op dat moment heersende wortelras of de voorzienigheid ‘volgens een wetmatigheid’ (zie 4e voordr. Die Mission, cit. 102) er een eind aan maakt, of hun plaats verdringt, waardoor zij ‘de krachten moeten verwerven om uit te sterven’ (indianen en andere ‘wilden’, zie wederom Die Mission, cit. 103).
    4. Er kan ook worden geconstateerd dat de begrippen Wortelras/Zeitalter en Onderras/Kulturepoche alles te maken hebben met de mensenrassen. Zelfs het van Baarda-rapport kan er niet onderuit om de term Wortelras ‘gedeeltelijk’ als een ‘biologische aanduiding’ af te schilderen. Het wortelras van dit tijdperk (het vijfde) is het ‘Arische wortelras’, dat uiteindelijk de ‘denkkracht’ ontwikkelde. Net zoals Helena Blavatsky het heeft over ‘The White Aryan Root-race’, of ‘het blanke, Arische, vijfde wortelras’, dat zij afzet tegen het ‘gele ras en het Afrikaanse negerras, met hunne kruisingen’ (in mijn Nederlandse uitgave van De Geheime Leer), spreekt Steiner eveneens van het vijfde Arische wortelras.

    Dan is de conclusie onvermijdelijk dat de rassenleer een wezenlijk onderdeel, zo niet een belangrijke pijler is van de totale antroposofie.

    Conclusie hieruit: Ton we zijn het op het belangrijkste punt eens!!
    Als de Indo-Germaanse volkeren het vijfde wortelras zijn zijn, is dat in Steiners woorden het ‘vijfde Arische wortelras’.
    Dit is wel een kleine mijlpaal in de discussie! Aleen een ding ter aanvulling; de aftakkingen groeien wel door, totdat de rek eruit is. Uit jouw bevenstaande bericht, waar je een vraagteken plaatste:

    1910 Diese gesetzmäßig verlaufende Linie gibt es durchaus; sie ist eine Wahrheit, eine reale Kurve, und drückt die Gesetzmäßigkeit im Wirken unserer Erde auf den Menschen aus. Diesen Gang nehmen die Kräfte, die auf den Menschen rassebestimmend wirken. Nicht etwa deshalb, weil es den Europäern gefallen hat, ist die indianische Bevölkerung ausgestorben, sondern weil die indianische Bevölkerung die Kräfte erwerben mußte (?), die sie zum Aussterben führten….

    Dat vraagteken is wel opgelost lijkt me. Maar verder geheel mee eens!

    Moderatie: reacties samengevoegd

    Floris Schreve Says:
    22/03/2009 at 18:42

    En citaat 103 is het inmiddels overbekende ‘Nicht deshalb verhaal’ (nummering van Baarda-rapport)

    Floris Schreve Says:
    22/03/2009 at 18:50

    Wat misschien enige verwarring schept is dat Ton vooral hedendaagse wetenschappelijke begrippen gebruikt om Steiners verhaal uit te leggen. Ik heb me daar niet aan gewaagd, omdat de antroposofie mijns inziens niet te verenigen is met de meest recente wetenschappelijke inzichten. Ik heb dus Steiners eigen terminologie gebruikt. Als Ton het heeft over ‘Indo-Europees’, heeft Steiner het over het ‘Arische ras’. Ik heb die terminologie gehandhaafd, omdat het mijns inziens niets te maken heeft met hedendaagse wetenschapsbeoefening.

    Floris Schreve Says:
    22/03/2009 at 19:06

    Ik zal anders het indianencitaat uit GA 100 geven (hoort bij de tekening), dan is dat vraagteken wel opgelost. Is overigens inwisselbaar voor passages uit Die Mission of zelfs Vom Leben des Menschen und der Erde. Uit GA 100:

    Wir haben in der amerikanischen Rasse eine primitieve Urbevölkerung vor uns, die weit, weit zurückgeblieben ist, auch in bezug auf religiöse Weltanschauung. Aber sie hat sich bewahrt den Glauben an einen monotheitischen Geist, der aus allen Lauten der Natur zu ihr spricht. Der Indianer steht mit der Natur in so innigem Verhältnis, daß er noch in allen ihren Äußerungen die Stimme des hohen schöpferischen Geistes hört, während der Europäer so in der materialistischen Kultur steckt, daß er die Stimme der Natur nicht mehr wahrnehmen kann. Beide Völker haben denselben Ursprung, beide stammen von der Bevölkerung der Atlantis ab, die einen monotheistischen Glauben besaß, enstespungen aus einem geistigen Hellsehen. Aber die Europäer sind hinaufgestehen zu eine höhere Kulturstufe, während die Indianer stehengeblieben und dadurch in Dekadenz gekommen sind. Diesen Entwickelungsvorgang muß man immer beachten. Er läßt sich darstellen wie folgt. Im laufe der Jahrtausende verändert sich unser Panet, und diese Veränderung bedingt auch eine Entwickelung der Menschheit. Die Seitenzweige, die nicht mehr in die Verhältnisse hineinpassen, werden dekadent. Wir haben also einen geraden Entwickelungsstamm und abgehende Seitenzweige, die verfallen (siehe Zeichnung http://antroposofie.files.wordpress.com/2008/10/fig2def_3.jpg ).
    Von dem Punkte der atlantische Zeit, wo Europäer und Indianer noch miteinander vereint waren, weiter zurückgehend, kommen wir in eine Zeit wo die Körper des Menschen noch verhältmäßig weich, von gallertartiger Dichtigkeit war. Da sehen wir wieder Wesen sich abzweigen und zurückbleiben. Diese Wesen entwickeln sich weiter, aber in absteigende Linie, und aus ihnen entsteht das Affengeseschlecht.Wir dürfen nicht sagen, der Mensch stamme vom Affen ab, sondern beide. Menschen und Affen, stammen von einere Form ab, die aber eine ganz andere Gestalt hatte als die Affen und heutigen Menschen. Die Abzweigung erfolgte von einem Punkte, wo diese Uniform die Möglichkeit hatte, einerseits aufsteigen zum Menschen und andreseits hinunterzufallen, zum Zerrbilde des Menschen zu werden. Wir wollen die Abstammungslehre nur so weit vervolgen, als nötig ist, um den Zusammenhang zu finden mit dem, was in früheren Vorträgen gesagt worden ist. Bei den alten Atlantische Menschen war der Ätherleib noch außerhalb des physischen Körpers. Heute ist nur noch der Astralleib des Menschen, und zwar im Schlafe, außerhalb des physischen Körpers. Heute ist daher der Mensch nur im Schlafe imstande, die Müdigkeit des physischen Körpers zu überwinden, weil da sein Astralleib außerhalb des physischen Körpers ist und so die Möglichkeit hat, sich an demselben zu betätigen. Weitere Einflüsse auf den physischen Körper sind jetzt nicht möglich. Nur die Überreste solcher Einwirkung sind noch geblieben in den Erscheinungen, wie Erröten bei Scham, Erblassen bei Angst und Schreck und so weiter.

    Maar als je hiermee akkoord bent (zie je vraagteken bij het Mission citaat), dan is het punt van het vijfde Arische wortelras (de Indo-Europese taalfamilie) wel opgelost. Lijkt me een belangrijke doorbraak in dit debat. Misschien wel de belangrijkste. Een mijlpaal dus!

  9. Om het nog even samen te vatten. Er zou dus een Atlantis hebben bestaan gedurende de laatste ijstijd (tertiair). Na het afsmelten van de ijskappen (grote overstromingen gingen de mensen uiteen. De Indianen kennelijk vanuit Atlantis naar Amerika en de Indo-Eurpeanen (Ton), of het vijfde wortelras/ Ariërs (Steiner) naar Centraal Azië. De Indo Europese culturen vormen een reeks van cultuurperiodes: oud-Indisch, Oud Perzisch, Egyptisch Babylonisch (niets indo-europees of Arisch aan, want beide Semitisch), Grieks Romeins, huidig.
    Maar als de ‘Indo-Europese bevolking’ dus het ‘vijfde wortelras’ zijn, dan horen de indianen daar niet bij. Ton: de indo Europese culturen die de wereld sinds de nieuwe steentijd domineren (volstrekt arbitrair overigens).
    Maar goed, als we nu Steiners visie en Tons omschrijving daarvan samenvoegen, blijft er nog steeds een ‘indianenprobleemje’. Dus sprake van rassenleer. Dan staat mijn conclusie nav de passage uit de Akasha-kroniek recht overeind. Alleen leg ik het in Steiners eigen terminologie uit en gebruikt Ton een beschrijving van de prehistorie, verpakt in hedendaagse wetenschappelijke termen. Maar dat maakt het verhaal niet meer plausibel. De verpakking is alleen anders.

    Floris Schreve Says:
    23/03/2009 at 00:27

    Zie hier de verklaring voor die volstrekt idiote titel van een artikel uit de Brug ‘Waarom geen Chinese cultuurperiode?’. Antwoord: omdat de Chinezen niet in de stroon van de Arische/Indo-Europese cultuurstroom thuishoren. Hoort dus ook niet bij de ‘hoofdstroom van het wortelras’, met haar zeven opvolgende onderrassen/cultuurperiodes. Afrikanen hebben ook geen cultuurperiode, dus ook Groot Zimbabwe bijvoorbeeld ( http://nl.wikipedia.org/wiki/Groot-Zimbabwe )telt voor de antroposofie dus niet als een cultuur. Hetzelfde wat betreft de Indianen. Niks Mayacultuur, Azteken, inca’s en de Noord Amerikaanse Anasazi en Mound builderscultuur. Want het zijn gedegeneerde Atlantiërs en verworden tot een stel wilden wier tij om is. Het van Baarda-rapport legt het zo uit (uit mijn beschouwing over de Akasha-kroniek):

    Citaat 54 is wellicht de meest interessante, maar nog veel interessanter is hoe de commissie van Baarda meent dit citaat te moeten duiden. Citaat 54 dus, tegen het eind van hoofdstuk 6, Die letzten Zeiten vor der Geschlechtertrennung:

    ‘In diesen Tieren hat man also Wesen zu sehen, welche auf einer früheren Stufe der Menschenentwickelung stehenbleiben mußten. Nur haben sie nicht dieselbe Form behalten, die sie bei ihrer Abgliederung hatten, sondern sind zurückgegangen von höherer zu tieferer Stufe. So sind die Affen rückgebildete Menschen einer vergangenen Epoche. So wie der Mensch einstmals unvollkommener war als heute, so waren sie einmal vollkommener, als sie heute sind. – Was aber im Gebiet des Menschlichen geblieben ist, hat einen ähnlichen Prozeß, nur innerhalb dieses Menschlichen, durchgemacht. Auch in mancher wilden Völkerschaft haben wir die heruntergekommenen Nachfahren einstmals höher stehender Menschenformen zu sehen. Sie sanken nicht bis zur Stufe der Tierheit, sondern nur bis zur Wildheit’.

    Dan nu de uitleg van het van Baarda-rapport: ‘In het artikel (oorspronkelijk verscheen Aus der Akasha-Chronik als een serie artikelen in het tijdschrift ‘Luzifer-Gnosis’, FS) waar het bovenstaande citaat afkomstig is, werd een fundamenteel onderdeel van de antroposofische ontwikkelingsleer uiteengezet: de evolutie speelde zich niet alleen af als een ontwikkeling op aarde van lagere naar hogere organismen. De oorzaak van de evolutionaire ontwikkeling ligt in de geest.
    De mens is van oorsprong een geestelijk wezen. In de lange wordingsgeschiedenis als aards wezen ontstonden als nevenontwikkeling naast en uit de mens het dierenrijk, het plantenrijk en minerale rijk (zie hiervoor weer het model van Poppelbaum om deze gedachtegang inzichtelijk te maken, FS). Zowel de aardse als de geestelijke mens maakten in deze lange wordingsgeschiedenis een ontwikkeling door. Het dier is in die zin niet de voorloper van de mens, maar de (geestelijke) mens is de voorloper van de aardse dieren en de aardse mens (zie hier het antropo-centrisme van Steiner, FS). De laatste blijft ‘im Gebiet des Menschlichen’, de dieren maken zich daarvan los.
    Het ontstaan van de voorlopers van de huidige dieren speelde zich af in wat in de antroposofie de Lemurische tijd wordt genoemd. De oorspronkelijke diervormen waren van de toenmalige menselijke lichaamsvormen afgeleid en waren volgens Steiner hoger ontwikkeld dan de huidige diersoorten. De toenmalige menselijke lichamen lieten overigens nog geen fossiele resten na, omdat ze nog niet voldoende verhard waren (dit hebben we eerder gezien bij Steiner aan het begin van zijn beschrijving van Atlantis, FS). De huidige apen stammen op die manier af van relatief hoger ontwikkelde dieren, die zelf weer van de toenmalige mensen afstamden. In die zin noemde Steiner ‘die Affen rückgebildete Menschen einer vergangenen Epoche. So war der Mensch einstmals unvollkommener war als heute, so waren sie einmal volkommener als wie heute sind’. De mensen hebben zich verder ontwikkeld, de apen waren ‘in hun mens-stadium’ volmaakter dan ze nu zijn.
    Ook met betrekking tot wat hij wilde volksstammen noemde keerde Steiner zich tegen het idee dat deze zich aan het begin van een ontwikkeling zouden bevinden. Het waren volgens hem juist de nakomelingen van groepen van toenmalige voorlopers van de huidige mensen die hoog ontwikkeld waren, maar daarna in hun ontwikkeling waren teruggegaan en primitief waren geworden’.

    Floris Schreve Says:
    23/03/2009 at 00:46

    Mooi is dat het van Baarda-rapport met bovenstaande passage haar hoofdconclusie ‘géén sprake van rassenleer’ volledig onderuit haalt. Want hierboven hebben ze precies uitgelegd hoe het werkelijk in elkaar zit.
    Verder blijft het over Atlantis, Lemurië, niet verharde mensen en decadente aftakkingen (rassen) gaan. Al zet je nog zoveel hedendaagse geologische termen in om dat te camoufleren, het wezen verander je er niet mee (idd oude wijn in nieuwe zakken). Dus wel sprake van rassenleer.

  10. – ‘Wortelrassen’ en ‘onderrassen’ lijken bij Steiner niet hoofdzakelijk actoren te zijn (dat zijn de volkeren of individuen), maar dragende cultuurtijdperken. Van geografisch gescheiden etnische groepen (‘mensenrassen’) die een ontwikkeling ondergaan, afsplitsen, vermengen of uitsterven is er volgens Steiner alleen in het ‘atlantische’ tijdperk sprake.

    – Er zitten onduidelijkheden in de correspondentie tussen de 7 ´atlantische onderrassen´ (Akashakroniek) en de 7 opgesplitste ´mensenrassen´ (Volkszielen en Geheimwissenschaft) bij Steiner. Van de zeven opgesplitste etnische hoofdgroepen zouden er vijf in ontwikkeling zijn gebleven: rmoahals (subsahara-afrikanen?), tlavatli (zuidoost-aziaten?), oertolteken (amerikanen), oertoeraniërs (aziaten) en oersemieten (europeanen, zuid-aziaten en noord-afrikanen). Bij de derde groep van de oertolteken (amerikanen) zou de taal, het geheugen en de staatsvorming pas duidelijk ontwikkeld zijn (Akashakroniek). Maar de laatste twee etnische groepen zouden in hun denkvermogen ‘overrijp’ zijn geworden: oerakkadiërs (semieten?) en oermongolen (chinezen, Apokalypse).

    Openbare lezing over ‘Mensenrassen’ in GA 54, Die Welträtsel und die Anthroposophie, 9 November 1905, p. 132-154: Von dieser, der heutigen jüdischen Bevölkerung sehr unähnlichen, aber wegen gewisser Vorgänge mit Recht semitisch genannten Unterrasse zog ein Teil nach Asien hinüber und bildete die Verstandeskultur aus, welche sich dann über das heutige Europa, das südliche Asien und über die Bevölkerung des nördlichen Afrika verbreitete.

    Die Apokalypse des Johannes, GA 104, 8e lezing, 25 juni 1908 http://anthroposophie.net/ru/ApokalypseRD.htm:
    Sie sehen heute noch Nachzügler dieser alten überreifen Rassen, namentlich im chinesischen Volk. Das chinesische Volk ist dadurch charakterisiert, daß es sich nicht angeschlossen hat dem, was in der fünften Rasse, der Stammrasse, geoffenbart worden war. Damals, als der Ätherleib hineinging in den physischen Leib, war es, wo der Mensch die erste Anlage zum Ich-sagen empfing. Sie hatten diesen Zeitraum verpaßt. Sie hatten allerdings dadurch jene hohe Kultur entwickelt, die bekannt ist, die aber nicht bildungsfähig war. Die fünfte atlantische Rasse schickte überallhin ihre Kulturträger, die neue, immer mehr sich vervollkommnende, wachsende Volkskulturen schufen. Ja, das wächst alles, von der altindischen Kultur bis zur unsrigen. Die sechste und siebente Rasse der Atlantis hatten sich in die Verhärtung begeben und waren daher in einen stationären Zustand gekommen. Wie gesagt, die chinesische Kultur ist ein Überbleibsel davon. Sie kann nicht aus sich herauskommen. Sie hatte in der alten chinesischen Kultur eine wunderbare altatlantische Erbschaft angetreten, aber sie konnte über ihren Höhepunkt nicht hinaus. Nichts bleibt unbeeinflußt vom ändern. Sie dürfen die altchinesische Literatur ansehen: von überallher ist sie beeinflußt worden, aber ihre Grundfarbe zeigt durchaus den atlantischen Charakter. Dieses Insichgeschlossensein, dieses Erfindungenmachen und Dabeibleiben, niemals sie über einen gewissen Grad hinausbringen können, das rührt alles noch von dem Charakter der Atlantis her.

    – Joseph Needham zag in het taoïsme een verklaring voor de achtergebleven ontwikkeling van de chinese natuurwetenschap en technologie ten opzichte van de westerse natuurwetenschap. http://en.wikipedia.org/wiki/Joseph_Needham
    “Needham’s Grand Question”, also known as “The Needham Question”, is why China had been overtaken by the West in science and technology, despite its earlier successes. His works attribute significant weight to the impact of Confucianism and Taoism on the pace of Chinese scientific discovery, and emphasizes what it describes as the ‘diffusionist’ approach of Chinese science as opposed to a perceived independent inventiveness in the western world.

    – Er zit nog een tegenstrijdigheid tussen de begrippen ‘arisch’ (indo-europees) en ‘blank’ in punt 4 van de pdf-conclusie. De indo-europese (‘arische’) etnische groep zou volgens Blavatsky niet ‘blank’, maar ‘varying from dark brown, almost black, red-brown-yellow, down to the whitest creamy colour’ zijn (het andere Blavatsky-citaat lijkt gekunstelder). De indo-europese etnische groep zou volgens Steiner een vermenging van een ‘kaukasische’ (‘blanke’), indo-iraanse, vooraziatische en europese bevolking (Volkszielen en de Geheimwissenschaft) met een kleine, ‘vor jedem Einflusse’ gevrijwaarde indo-europese stichtersgroep uit centraal-Azië zijn (Akasha-kroniek, ‘zonne-orakels’ in de Geheimwissenschaft).

    – Er zijn kennelijk drie Ixtlilxochitl’s bekend: de 15e eeuwse heerser Ixtlilxochitl I, de 16e eeuwse prins Ixtlilxochitl II en de 17e eeuwse afstammeling van deze twee, de mesties en historicus Fernando de Alva Cortes Ixtlilxochitl, de veronderstelde schrijver van de Codex Ixtlilxochitl (en door Blavatsky ook aangeduid als veronderstelde schrijver van de Popol Vuh). http://en.wikipedia.org/wiki/Ixtlilxochitl

  11. Ton, je krijgt op alles antwoord.
    Even het punt van de drie personen met de naam Ixtlolxochitl.
    De eerste is een van de koningen van Texcoco geweest en niet voor het verhaal relevant (was voor de komst van de Spanjaarden)
    De tweede is die collaborateur, die zich tot het Christendom heeft bekeerd.
    De derde is de werkelijke auteur van de codex Ixtlolxochitl, vaak toegeschreven aan de tweede.
    En dat Popol Vuh verhaal is in ieder geval onjuist. De Popol Vuh is nl vvan de Maya’s. En de Azteken en de Maya’s zijn niet delfde. Is, nogmaals, hetzelfde als beweren dat Plato de auteur zou zijn Lof der Zotheid. Waarschijnlijk een verzinsel van HPB of een verzinsel van iemand anders dat HPB heeft overgenomen.
    Rest van het antwoord volgt later.

    Moderatie: reacties samengevoegd

    Floris Schreve Says:
    24/03/2009 at 00:22

    Lof der Zotheid is dus van Erasmus, voor de duidelijkheid.

    Floris Schreve Says:
    24/03/2009 at 01:03

    ‘Wortelrassen’ en ‘onderrassen’ lijken bij Steiner niet hoofdzakelijk actoren te zijn (dat zijn de volkeren of individuen), maar dragende cultuurtijdperken. Van geografisch gescheiden etnische groepen (‘mensenrassen’) die een ontwikkeling ondergaan, afsplitsen, vermengen of uitsterven is er volgens Steiner alleen in het ‘atlantische’ tijdperk sprake.
    Ton, de na-Atlantische cultuurperiodes zijn nu juist de opeenvolgende culturen van de Ariërs. Over dat afsplitsen, vermengen en uitsterven in de Atlantische tijd zou ik het trouwens wel aardig vinden als je dat met volledige bronbvermelding uitgebried zou citeren.
    Er zitten onduidelijkheden in de correspondentie tussen de 7 ´atlantische onderrassen´ (Akashakroniek) en de 7 opgesplitste ´mensenrassen´ (Volkszielen en Geheimwissenschaft) bij Steiner. Van de zeven opgesplitste etnische hoofdgroepen zouden er vijf in ontwikkeling zijn gebleven: rmoahals (subsahara-afrikanen?), tlavatli (zuidoost-aziaten?), oertolteken (amerikanen), oertoeraniërs (aziaten) en oersemieten (europeanen, zuid-aziaten en noord-afrikanen). Bij de derde groep van de oertolteken (amerikanen) zou de taal, het geheugen en de staatsvorming pas duidelijk ontwikkeld zijn (Akashakroniek). Maar de laatste twee etnische groepen zouden in hun denkvermogen ‘overrijp’ zijn geworden: oerakkadiërs (semieten?) en oermongolen (chinezen, Apokalypse).
    Ben ook benieuwd waar Steiner dat uitlegt dus verklaar je nader, wederom met uitgebreid citaat en precieze bronvermelding.

    Openbare lezing over ‘Mensenrassen’ in GA 54, Die Welträtsel und die Anthroposophie, 9 November 1905, p. 132-154: Von dieser, der heutigen jüdischen Bevölkerung sehr unähnlichen, aber wegen gewisser Vorgänge mit Recht semitisch genannten Unterrasse zog ein Teil nach Asien hinüber und bildete die Verstandeskultur aus, welche sich dann über das heutige Europa, das südliche Asien und über die Bevölkerung des nördlichen Afrika verbreitete.
    Klopt precies met mijn verhaal, want ook de Semieten zijn nazaten van Manu/Noach. Dus inderdaad een deel van deze nazaten zijn de hedendaagse semieten. Ik zei al eerder dat de Oer-semieten zowel de voorouders zijn van de Semieten als van de Ariërs (ik noemde het een eigenaardigheidje bij Steiner).
    Die Apokalypse des Johannes, GA 104, 8e lezing, 25 juni 1908 http://anthroposophie.net/ru/ApokalypseRD.htm:
    Sie sehen heute noch Nachzügler dieser alten überreifen Rassen, namentlich im chinesischen Volk. Das chinesische Volk ist dadurch charakterisiert, daß es sich nicht angeschlossen hat dem, was in der fünften Rasse, der Stammrasse, geoffenbart worden war. Damals, als der Ätherleib hineinging in den physischen Leib, war es, wo der Mensch die erste Anlage zum Ich-sagen empfing. Sie hatten diesen Zeitraum verpaßt. Sie hatten allerdings dadurch jene hohe Kultur entwickelt, die bekannt ist, die aber nicht bildungsfähig war. Die fünfte atlantische Rasse schickte überallhin ihre Kulturträger, die neue, immer mehr sich vervollkommnende, wachsende Volkskulturen schufen. Ja, das wächst alles, von der altindischen Kultur bis zur unsrigen. Die sechste und siebente Rasse der Atlantis hatten sich in die Verhärtung begeben und waren daher in einen stationären Zustand gekommen. Wie gesagt, die chinesische Kultur ist ein Überbleibsel davon. Sie kann nicht aus sich herauskommen. Sie hatte in der alten chinesischen Kultur eine wunderbare altatlantische Erbschaft angetreten, aber sie konnte über ihren Höhepunkt nicht hinaus. Nichts bleibt unbeeinflußt vom ändern. Sie dürfen die altchinesische Literatur ansehen: von überallher ist sie beeinflußt worden, aber ihre Grundfarbe zeigt durchaus den atlantischen Charakter. Dieses Insichgeschlossensein, dieses Erfindungenmachen und Dabeibleiben, niemals sie über einen gewissen Grad hinausbringen können, das rührt alles noch von dem Charakter der Atlantis her.

    Dit is wat je noemt een essentialistisch standpunt. Is een wel heel deterministische, zoniet racistische omschrijving van de Chinezen (overrijp ras)

    – Joseph Needham zag in het taoïsme een verklaring voor de achtergebleven ontwikkeling van de chinese natuurwetenschap en technologie ten opzichte van de westerse natuurwetenschap. http://en.wikipedia.org/wiki/Joseph_Needham
    “Needham’s Grand Question”, also known as “The Needham Question”, is why China had been overtaken by the West in science and technology, despite its earlier successes. His works attribute significant weight to the impact of Confucianism and Taoism on the pace of Chinese scientific discovery, and emphasizes what it describes as the ‘diffusionist’ approach of Chinese science as opposed to a perceived independent inventiveness in the western world.

    Dit is klassiek essentialisme, binnen de cultuurwetenschappen geheel in onbruik geraakt. Edward Said heeft met Orientalism de belangrijkste aanzet gegeven om dit soort denken over culturen als statische entiteiten te doorbreken. Zo bedrijft niemand tegenwoordig meer culturele antropologie, om maar iets te noemen. Zie ook de kritiek op Needham achter dezelfde link. Daar wordt dit vanzelf duidelijk

    Er zit nog een tegenstrijdigheid tussen de begrippen ‘arisch’ (indo-europees) en ‘blank’ in punt 4 van de pdf-conclusie. De indo-europese (‘arische’) etnische groep zou volgens Blavatsky niet ‘blank’, maar ‘varying from dark brown, almost black, red-brown-yellow, down to the whitest creamy colour’ zijn (het andere Blavatsky-citaat lijkt gekunstelder). De indo-europese etnische groep zou volgens Steiner een vermenging van een ‘kaukasische’ (‘blanke’), indo-iraanse, vooraziatische en europese bevolking (Volkszielen en de Geheimwissenschaft) met een kleine, ‘vor jedem Einflusse’ gevrijwaarde indo-europese stichtersgroep uit centraal-Azië zijn (Akasha-kroniek, ‘zonne-orakels’ in de Geheimwissenschaft).

    Dit is op zich interessant. Ik heb zelf op de vrije school geleerd (lagere school vijfde klas) dat de Indiase bevolking alle rassen kende. De elite (hoogste kaste, priesters, Brahmanen) was echter blank, de kaste daaronder een beetje gekleurd t/m de paria’s die zwart zouden zijn. Dus dan zijn nog steeds de blanken de elite. Maar zou interessant zijn om de bron na rte gaan van die lesstof. Want dat komt overeen. Die passage van Steiner bevestigt mijn verhaal alleen maar in sterke mate. Nog een keer hier: ‘De indo-europese etnische groep zou volgens Steiner een vermenging van een ‘kaukasische’ (‘blanke’), indo-iraanse, vooraziatische en europese bevolking (Volkszielen en de Geheimwissenschaft) met een kleine, ‘vor jedem Einflusse’ gevrijwaarde indo-europese stichtersgroep uit centraal-Azië zijn (Akasha-kroniek, ‘zonne-orakels’ in de Geheimwissenschaft)’. Ton, dit is de Ariërmythe op micro-niveau

    Er zijn kennelijk drie Ixtlilxochitl’s bekend: de 15e eeuwse heerser Ixtlilxochitl I, de 16e eeuwse prins Ixtlilxochitl II en de 17e eeuwse afstammeling van deze twee, de mesties en historicus Fernando de Alva Cortes Ixtlilxochitl, de veronderstelde schrijver van de Codex Ixtlilxochitl (en door Blavatsky ook aangeduid als veronderstelde schrijver van de Popol Vuh). http://en.wikipedia.org/wiki/Ixtlilxochitl
    Zie eerder antwoord, maar wellicht maar ik wil er nog een keer naar kijken hoe het precies zit. De opmerking dat Ixtlolxochitl de schrijver zou zijn van de mythologie van de Maya’s slaat echter als een tang op een varken.

    Maar Ton, ik heb hierboven iets vrij belangrijks gezegd, althans het lijkt me van vrij groot belang voor jouw inbreng hier. Heb je daar niet iets op te zeggen? Zou wel benieuwd zijn naar commentaar. Want dan is er misschien voor het eerst sprake van enige interactie.

    Floris Schreve Says:
    24/03/2009 at 01:10

    Maar Ton, zie mijn bericht van hierboven (van 22/03/2009 at 18:38 ), hier nog en keer geciteerd. Heb je hier echt niets op te zeggen? Ben heel benieuwd naar je commentaar:

    Ton, eerder schreef je:

    ‘De relatie tussen de uitdrukkingen ‘5e wortelras´ en ‘blanke ras’ die het pdf ‘Wortelrassen, onderrassen en rassen’ legt leunt sterk op één citaat van Blavatsky over ‘the white (Aryan, Fifth Root-Race)’ aan het eind van haar Geheime Leer (deel 2, p. 780). Een heel andere, uitgebreidere beschrijving van Blavatsky staat in deel 2 op p. 249: ‘The Aryan races, for instance, now varying from dark brown, almost black, red-brown-yellow, down to the whitest creamy colour, are yet all of one and the same stock — the Fifth Root-Race — and spring from one single progenitor, called in Hindu exotericism by the generic name of Vaivasvata Manu …’. Vanwege de historisch beladen connotaties die de uitdrukkingen hebben gekregen, lijkt het mij beter om het leggen van een eenduidige relatie tussen ‘5e wortelras´ en ‘blanke ras’ voorlopig op te schorten. Dan zou de laatste zin in deel 4 van de tussentijdse conclusie komen te vervallen’.

    Maar nu schrijf je:

    – ‘In de afbeelding van Steiner’s evolutieladder of boom uit 1907 (GA 100) kun je ‘indianen’ interpreteren als representanten van een archaïsch (´decadent´) ‘atlantisch’ tijdperk (‘4e wortelras’), toen ook de europeanen en de niet vermeldde aziaten en afrikanen zich geografisch opsplitsten. Hun aftakkingen van de evolutieboom groeien door tot in onze tijd. De ‘europeanen’ in de afbeelding kun je dan beschouwen als vertegenwoordigers van het huidige tijdperk (‘5e wortelras’) dat verder is opgesplitst in indo-europese culturen die de wereld sinds de nieuwe steentijd domineren’.

    Nog een keer mijn conclusie:

    1. Wij hebben gezien dat wortelrassen en onderrassen cruciaal zijn in Steiners model van de aarde-evolutie en de lotsbestemming van de mens.
    2. Ieder aardetijdperk (wortelras) kent zeven cultuurperiodes (onderrassen), die elkaar opvolgen als de dominante cultuurdrager in de mensheidsontwikkeling. Resten van voorgaande onderrassen (‘vervallen’ of ‘verdwenen’ beschavingen) blijven nog wel bestaan, maar hebben hun leidende functie verloren, daar hun cultuurdragende inspiratie of ‘impuls’ is uitgewerkt.
    3. Na de cyclus van zeven onderrassen gaat het wortelras ten onder en maakt plaats voor een nieuw wortelras. Soms blijven er laatste restanten van voorgaande wortelrassen achter als ‘decadente overblijfselen’, totdat het op dat moment heersende wortelras of de voorzienigheid ‘volgens een wetmatigheid’ (zie 4e voordr. Die Mission, cit. 102) er een eind aan maakt, of hun plaats verdringt, waardoor zij ‘de krachten moeten verwerven om uit te sterven’ (indianen en andere ‘wilden’, zie wederom Die Mission, cit. 103).
    4. Er kan ook worden geconstateerd dat de begrippen Wortelras/Zeitalter en Onderras/Kulturepoche alles te maken hebben met de mensenrassen. Zelfs het van Baarda-rapport kan er niet onderuit om de term Wortelras ‘gedeeltelijk’ als een ‘biologische aanduiding’ af te schilderen. Het wortelras van dit tijdperk (het vijfde) is het ‘Arische wortelras’, dat uiteindelijk de ‘denkkracht’ ontwikkelde. Net zoals Helena Blavatsky het heeft over ‘The White Aryan Root-race’, of ‘het blanke, Arische, vijfde wortelras’, dat zij afzet tegen het ‘gele ras en het Afrikaanse negerras, met hunne kruisingen’ (in mijn Nederlandse uitgave van De Geheime Leer), spreekt Steiner eveneens van het vijfde Arische wortelras.

    Dan is de conclusie onvermijdelijk dat de rassenleer een wezenlijk onderdeel, zo niet een belangrijke pijler is van de totale antroposofie.

    Conclusie hieruit: Ton we zijn het op het belangrijkste punt eens!!
    Als de Indo-Germaanse volkeren het vijfde wortelras zijn zijn, is dat in Steiners woorden het ‘vijfde Arische wortelras’.
    Dit is wel een kleine mijlpaal in de discussie! Aleen een ding ter aanvulling; de aftakkingen groeien wel door, totdat de rek eruit is. Uit jouw bovenstaande bericht, waar je een vraagteken plaatste:

    1910 Diese gesetzmäßig verlaufende Linie gibt es durchaus; sie ist eine Wahrheit, eine reale Kurve, und drückt die Gesetzmäßigkeit im Wirken unserer Erde auf den Menschen aus. Diesen Gang nehmen die Kräfte, die auf den Menschen rassebestimmend wirken. Nicht etwa deshalb, weil es den Europäern gefallen hat, ist die indianische Bevölkerung ausgestorben, sondern weil die indianische Bevölkerung die Kräfte erwerben mußte (?), die sie zum Aussterben führten….

    Dat vraagteken is wel opgelost lijkt me. Maar verder geheel mee eens!

    Floris Schreve Says:
    24/03/2009 at 01:19

    Dus Ton, het lijkt me interessanter om in te gaan op dit punt dan om te gaan haarkloven over de historische figuur Ixtlolxochitl, omdat Blavatsky daar wat over heeft beweerd (die er hoe dan ook naast zit). Ik zal later alles over Ixtlolxoxchitl opzoeken en dan krijg je afdoende antwoord. Dat krijg je van mij te goed.

    Maar dit is een wezenlijk punt in de discussie. Dus gaarne hier op ingaan en niet meer van onderwerp veranderen (want dat wordt langzamerhand een beetje doorzichtig).

    Floris Schreve Says:
    24/03/2009 at 02:20

    Even nog een laat bericht over het mysterie Ixtlolxochitl.
    Uit het personenregister van Rudolf van Zantwijk, ‘De oorlog tegen de Goden; Azteekse kronieken over de ondergang van hun Rijk’, Meulenhoff, 1992 (van Zantwijk is hoogleraar talen en culturen van Meso-Amerika aan de Universiteit van Utrecht, in Nederland de enige):

    Lijst van belangrijkste vorsten, hoofden, krijgsoversten en priesters:

    Ixtlilxochitzin (=Ixtlolxochitl): Vanillebloem, Prins van Acolhuacan (waarvan de hoofdstad Texcoco was, FS), jongere broer van Cacamatzin (Cacama) en mededinger naar diens troon; zoekt onmiddelijk na hun landing contact met de Spanjaarden; steunt Cortés met hulptroepen tijdens het beleg van Mexihco (= Mexico Tenochtitlan, FS)

    Het is dus bij deze uitgesloten dat Ixtlolxochitl de auteur van de Popol Vuh zou zijn geweest. Is hetzelfde als beweren dat Marcus Antonius de Noorse Edda zou hebben geschreven (vergelijkbaar voorbeeld). Het lijkt mij dat de zaak is afgedaan.

    Dus Ton, nu graag ingaan op het bovenstaande. Het lijkt er namelijk op dat jij mijn belangrijkste conclusie nav van het hoofdstuk ‘Unsere Atlantische Vorfahren’ uiteindelijk hebt bevestigd. Dus daar gaarne antwoord op.

    Floris Schreve Says:
    24/03/2009 at 02:29

    Het Nibelungenlied is overigens geschreven door Clovis. Klinkt allemaal reusachtig interessant, maar iedereen die een beetje kennis heeft van de vroege middeleeuwen, weet dat dit de grootst mogelijke onzin is.

  12. De volgens Steiner gedegenereerde rassen (of niet meer in gebruik zijnde voertuigen?) blijven wel voortbestaan, want die worden volgens Steiner behept met een onderontwikkelde ziel. Dat is dubbelop. Gedegeneerd zijn en psychisch onderontwikkeld. Maar in de geest is alles mogelijk, dus ze hoeven niet in die lichamen te gaan wonen. Het is ook nog eens hun eigen schuld. Het kan niet op.
    Uit de vierde voordracht van Steiners Apokalypse. Eerder gaf ik dit stukje al weer in het Nederlands.

    (…) Nu kunt u allicht de vraag stellen: is dat geen vreselijk hardvochtige gedachte dat hele volksmassa’s onrijp blijven en niet de kans krijgen om hun mogelijkheden te ontplooien; dat slechts een kleine groep in staat blijkt te zijn de kiem voor een volgende cultuur aan te dragen? Deze gedachte zal u niet langer benauwen, als u onderscheid maakt tussen ontwikkeling van het ras en ontwikkeling van de ziel. (…)

    Vervolgens vertelt Steiner dat de zielen boven het ras kunnen uitstijgen. Heel mooi, ware het niet dat hij er nog aan toevoegt dat er ook zielen zijn die de lichamen van onderontwikkelde rassen moeten bewonen. Het is weer een schoolvoorbeeld van racisme met een mooie strik rond.

    Maar dankzij Ton heb ik nu ook een online versie gevonden.
    http://anthroposophie.net/ru/ApokalypseRD.htm

    Het fragment:
    (…) Sie können nun leicht fragen: Ist das nicht ein ungeheuer harter Gedanke, daß ganze Völkermassen unreif werden und nicht die Fähigkeiten entwickeln, sich zu entfalten, daß nur eine kleine Gruppe fähig wird, den Keim zur nächsten Kultur abzugeben? – Aber dieser Gedanke wird für Sie nicht mehr etwas Beängstigendes haben, wenn Sie unterscheiden zwischen Rassenentwickelung und Seelenentwickelung. Denn keine Seele ist dazu verdammt, innerhalb irgendeiner Rasse zu bleiben. Die Rasse kann zurückbleiben, eine Völkergemeinschaft kann zurückbleiben, die Seelen aber schreiten über die einzelnen Rassen hinaus. Wenn wir uns die Sache ganz genau vorstellen wollen, so müssen wir uns sagen: Alle Seelen, welche heute in den Körpern der zivilisierten Länder wohnen, waren einst in atlantischen Körpern verkörpert. Dort entwickelten sich einige in entsprechender Weise weiter. Sie blieben nicht bei den atlantischen Körpern. Weil sie sich weiterentwickelt hatten, konnten sie die Seelen der auch weiter fortgeschrittenen Leiber werden. Nur diejenigen Seelen, die als Seelen zurückgeblieben waren, mußten Körper beziehen, die als Leiber auf einer niedrigen Stufe zurückgeblieben waren. Würden alle Seelen entsprechend vorwärtsgeschritten sein, so würde die zurückgebliebene Rasse entweder in sehr geringer Zahl vorhanden geblieben sein, oder es würden von neu hinzukommenden niedrigen Seelen ihre Leiber noch bewohnt worden sein. Denn es gibt immer Seelen, die zurückgebliebene Leiber bewohnen können. Keine Seele ist an einen zurückgebliebenen Leib gebunden, wenn sie sich nicht selber bindet.
    Wie sich Seelen- und Rassenentwickelung verhält, das ist uns aufbewahrt in einem wunderbaren Mythus. Denken wir uns Rasse auf Rasse folgen, Kulturgemeinschaft auf Kulturgemeinschaft. Die Seele, die ihre Erdenmission in der richtigen Weise durchläuft, ist verkörpert in einer Rasse. Sie strebt innerhalb dieser Rasse, die Fähigkeit dieser Rasse eignet sie sich an, um das nächstemal in einer höheren Rasse verkörpert zu sein. Nur diejenigen Seelen, welche untergehen in der Rasse, die nicht herausstreben aus der physischen Materialität, die werden sozusagen durch ihre eigene Schwere in der Rasse zurückgehalten. Sie erscheinen ein zweites Mal in derselben Rasse, ein drittes Mal eventuell im Leibe gleichgestalteter Rassen. Solche Seelen wirken aufhaltend auf die körperliche Rasse. In einer Sage hat sich uns das schön erhalten. (…)

    Alle zielen die in lichamen in beschaafde landen wonen, zijn nazaten van Atlantiërs. Vraag is hoe dat dan met de rest zit?

  13. Een kleine compilatie van verschillende bijdragen uit deze discussie en een aantal passages van Rudolf Steiner:

    Ton: ‘In de afbeelding van Steiner’s evolutieladder of boom uit 1907 (GA 100) kun je ‘indianen’ interpreteren als representanten van een archaïsch (´decadent´) ‘atlantisch’ tijdperk (‘4e wortelras’), toen ook de europeanen en de niet vermeldde aziaten en afrikanen zich geografisch opsplitsten. Hun aftakkingen van de evolutieboom groeien door tot in onze tijd. De ‘europeanen’ in de afbeelding kun je dan beschouwen als vertegenwoordigers van het huidige tijdperk (‘5e wortelras’) dat verder is opgesplitst in indo-europese culturen die de wereld sinds de nieuwe steentijd domineren’.

    Alex: ‘Als je kijkt naar de verschillende types voertuigen dan zie je al dat de verschillen groot kunnen zijn terwijl ze allemaal aan dezelfde wezenskenmerken voldoende. Het zijn allemaal verlengmachines’ van menselijke mogelijkheden.
    Laten we eens alleen maar kijken naar zoiets als auto’s.
    Er bestaan betonauto’s, personenauto’s, ambulances, raceauto’s, vrachtauto’s, legervoertuigen, grote auto’s, kleine auto’s, tractoren, enzovoort. Welk voertuig is meer waard dan het andere als we alleen maar kijken naar het uiterlijk en de eigenschappen, waarbij in de meeste gevallen het uiterlijk de eigenschappen grotendeels laat zien. Een sportwagen in Hanoi of een bromfiets? Een fiets in de binnenlanden van Australië of een terreinwagen?.
    Een vrachtwagen om mensen te vervoeren en een bus voor vervoer van betonnen liggers voor een brug? Een ambulance als zaaimachine voor de boer en een aardappelrooier voor het ophalen van de vuilnis? Het is wel duidelijk. De waarde van een voertuig staat in verhouding tot de betekenis voor de gebruiker.
    Wat zou je nu een gedegenereerd voertuig kunnen noemen?
    Een gedegenereerd of in die zin slecht voertuig is een voertuig dat zodanig is uitgevoerd dat mensen die niet meer aanschaffen, niet meer willen gebruiken, omdat er niemand meer is die voor hem of haar nog langer een betekenis aan die wagen toekent. Dit ontwerp ‘sterft’ uit. Een goed merk is een merk die heel veel betekenis heeft voor de gebruiker of gebruikster.
    Er zijn voertuigen ‘uitgestorven’ terwijl ze nog steeds bestaan. Neem de auto met stoommotor. Destijds het mooiste wat er bestond, tegenwoordig bestaan ze alleen nog maar bij gratie van de liefhebbende en ze ook nog gebruikende verzamelaar. Maar de functie heeft echt geen cultuurbepalende waarde meer. Ze is van cultuurbepalende waarde opgeschoven naar een voor enkele individuen bepaalde waarde. Hier spreekt dan ook de tijdsgeest. Veel jongeren kennen de stoomauto niet eens en voor de meeste mensen is de stoomauto iets uit de voorbije geschiedenis toen vrouwen nog geen broeken droegen en mannen nog wel hoge hoeden.
    Zoals hierboven al eerder vermeld, Rudolf Steiner beschrijft niet alleen het uitsterven van het
    indianenras, hij beschrijft eveneens het uitsterven, of zo men wilt, het verdwijnen van de Lemurische menselijke bestaansvorm en de Atlantische menselijke bestaansvorm. Hij geeft bovendien ook aan dat beide culturen de ondergang zelf hebben veroorzaakt. Men zou dus kunnen gaan denken dat het behandelen van het uitsterven van grote groepen mensen, zoals de Indianen, door critici selectief wordt benaderd.

    Jan Luiten: ‘Het is duidelijk wat de eerste passage is waar Floris over valt.
    De uitspraak :
    Nicht etwa deshalb, weil es den Europäern gefallen hat, ist die indianische Bevölkerung ausgestorben, sondern weil die indianische Bevölkerung die Kräfte erwerben mußte, die sie zum Aussterben führten’.
    Mijn interpretatie van dit Steiner-citaat:
    ‘Zoals er een stadium is van geboren worden en kind zijn, is er ook een stadium van oud worden en sterven.
    Zoals ieder mens dit individueel meemaakt maken de ‘rassen’ dit nu in zijn geheel door. Het uitsterven van de Indianen was so wie so gebeurd, ook als de Europeanen niet tot genocide waren overgegaan.’
    Het moeilijke is nu dat de Europeanen/Amerikanen dit natuurlijk wel gedaan hebben.
    We kunnen helaas niet meer nagaan wat er zou zijn gebeurd als de Indianen geen strobreed in de weg was gelegd. Steiner beweert hier eigenlijk dat de Indianen ook zonder dat de blanken waren opgetreden, te gronde zouden zijn gegaan. Het is een uitspraak die niet falsifieerbaar is.
    Dat weten we dus niet’

    Jan Luiten: En inderdaad lijkt het op een omkering.
    Maar ik wil werkelijk niet flauw zijn, dat kan van jullie ook zeggen. Nog een keer parafraseren: Ook zonder de blanke inbreng zou de Indiaanse cultuur ondergaan.
    Nee natuurlijk is dit niet leuk. Daar gaat het echter niet om.
    Is het racisme, dat is de vraag. En dat Steiner de Europeanen noemt maakt toch duidelijk dat hij ook wel weet wat ze gedaan hebben. Zo lees ik het , en volgens mij bedoelt hij het ook zo. Hij praat nergens goed dat blanken Indianen vermoordden.
    Je zegt tegen iemand: je behoort tot een ‘ras’ dat ondergaat, je zult echter hierdoor bepaalde krachten verwerven.
    Wat voor krachten ? Weet ik niet. Is dit beledigend ? Waarom dan ? Het hangt van je perspectief af.
    De westerse ‘beschaving’ is op het moment bezig zichzelf te vernietigen. Hoeveel besteden we aan wapens ? Als iemand zegt dat we ondergaan. is dit dan beledigend ?
    De Indianen begingen de fouten die wij maken niet, zeker niet t.o.v. de natuur.
    Zij dragen het kenmerk van de ouderdom, en het sterven hoort daarbij. Discriminerend ?, beledigend ?
    Voor een oude wijze man hebben wij respect. En dat zeg ik niet zomaar want ik respecteer die cultuur echt..

    Van Baarda-rapport: ‘In het artikel (oorspronkelijk verscheen Aus der Akasha-Chronik als een serie artikelen in het tijdschrift ‘Luzifer-Gnosis’, FS) waar het bovenstaande citaat afkomstig is, werd een fundamenteel onderdeel van de antroposofische ontwikkelingsleer uiteengezet: de evolutie speelde zich niet alleen af als een ontwikkeling op aarde van lagere naar hogere organismen. De oorzaak van de evolutionaire ontwikkeling ligt in de geest.
    De mens is van oorsprong een geestelijk wezen. In de lange wordingsgeschiedenis als aards wezen ontstonden als nevenontwikkeling naast en uit de mens het dierenrijk, het plantenrijk en minerale rijk (zie hiervoor weer het model van Poppelbaum om deze gedachtegang inzichtelijk te maken, FS). Zowel de aardse als de geestelijke mens maakten in deze lange wordingsgeschiedenis een ontwikkeling door. Het dier is in die zin niet de voorloper van de mens, maar de (geestelijke) mens is de voorloper van de aardse dieren en de aardse mens (zie hier het antropo-centrisme van Steiner, FS). De laatste blijft ‘im Gebiet des Menschlichen’, de dieren maken zich daarvan los.
    Het ontstaan van de voorlopers van de huidige dieren speelde zich af in wat in de antroposofie de Lemurische tijd wordt genoemd. De oorspronkelijke diervormen waren van de toenmalige menselijke lichaamsvormen afgeleid en waren volgens Steiner hoger ontwikkeld dan de huidige diersoorten. De toenmalige menselijke lichamen lieten overigens nog geen fossiele resten na, omdat ze nog niet voldoende verhard waren (dit hebben we eerder gezien bij Steiner aan het begin van zijn beschrijving van Atlantis, FS). De huidige apen stammen op die manier af van relatief hoger ontwikkelde dieren, die zelf weer van de toenmalige mensen afstamden. In die zin noemde Steiner ‘die Affen rückgebildete Menschen einer vergangenen Epoche. So war der Mensch einstmals unvollkommener war als heute, so waren sie einmal volkommener als wie heute sind’. De mensen hebben zich verder ontwikkeld, de apen waren ‘in hun mens-stadium’ volmaakter dan ze nu zijn.
    Ook met betrekking tot wat hij wilde volksstammen noemde keerde Steiner zich tegen het idee dat deze zich aan het begin van een ontwikkeling zouden bevinden. Het waren volgens hem juist de nakomelingen van groepen van toenmalige voorlopers van de huidige mensen die hoog ontwikkeld waren, maar daarna in hun ontwikkeling waren teruggegaan en primitief waren geworden’.

    Helena Blavatsky (Secret Doctrine): ‘(before the Sixth Root-Race dawns), the white (Aryan, Fifth Root-Race), the yellow, and the African negro — with their crossings (Atlanto-European divisions). Redskins, Eskimos, Papuans, Australians, Polynesians, etc., etc. — all are dying out. Those who realize that every Root-Race runs through a gamut of seven sub-races with seven branchlets, etc., will understand the “why.” The tide-wave of incarnating Egos has rolled past them to harvest experience in more developed and less senile stocks; and their extinction is hence a Karmic necessity’

    Steiner (in GA 100, 1907): Wir haben in der amerikanischen Rasse eine primitieve Urbevölkerung vor uns, die weit, weit zurückgeblieben ist, auch in bezug auf religiöse Weltanschauung. Aber sie hat sich bewahrt den Glauben an einen monotheitischen Geist, der aus allen Lauten der Natur zu ihr spricht. Der Indianer steht mit der Natur in so innigem Verhältnis, daß er noch in allen ihren Äußerungen die Stimme des hohen schöpferischen Geistes hört, während der Europäer so in der materialistischen Kultur steckt, daß er die Stimme der Natur nicht mehr wahrnehmen kann. Beide Völker haben denselben Ursprung, beide stammen von der Bevölkerung der Atlantis ab, die einen monotheistischen Glauben besaß, enstespungen aus einem geistigen Hellsehen. Aber die Europäer sind hinaufgestehen zu eine höhere Kulturstufe, während die Indianer stehengeblieben und dadurch in Dekadenz gekommen sind. Diesen Entwickelungsvorgang muß man immer beachten. Er läßt sich darstellen wie folgt. Im laufe der Jahrtausende verändert sich unser Panet, und diese Veränderung bedingt auch eine Entwickelung der Menschheit. Die Seitenzweige, die nicht mehr in die Verhältnisse hineinpassen, werden dekadent. Wir haben also einen geraden Entwickelungsstamm und abgehende Seitenzweige, die verfallen (siehe Zeichnung http://antroposofie.files.wordpress.com/2008/10/fig2def_3.jpg ).
    Von dem Punkte der atlantische Zeit, wo Europäer und Indianer noch miteinander vereint waren, weiter zurückgehend, kommen wir in eine Zeit wo die Körper des Menschen noch verhältmäßig weich, von gallertartiger Dichtigkeit war. Da sehen wir wieder Wesen sich abzweigen und zurückbleiben. Diese Wesen entwickeln sich weiter, aber in absteigende Linie, und aus ihnen entsteht das Affengeseschlecht.Wir dürfen nicht sagen, der Mensch stamme vom Affen ab, sondern beide. Menschen und Affen, stammen von einere Form ab, die aber eine ganz andere Gestalt hatte als die Affen und heutigen Menschen. Die Abzweigung erfolgte von einem Punkte, wo diese Uniform die Möglichkeit hatte, einerseits aufsteigen zum Menschen und andreseits hinunterzufallen, zum Zerrbilde des Menschen zu werden. Wir wollen die Abstammungslehre nur so weit vervolgen, als nötig ist, um den Zusammenhang zu finden mit dem, was in früheren Vorträgen gesagt worden ist. Bei den alten Atlantische Menschen war der Ätherleib noch außerhalb des physischen Körpers. Heute ist nur noch der Astralleib des Menschen, und zwar im Schlafe, außerhalb des physischen Körpers. Heute ist daher der Mensch nur im Schlafe imstande, die Müdigkeit des physischen Körpers zu überwinden, weil da sein Astralleib außerhalb des physischen Körpers ist und so die Möglichkeit hat, sich an demselben zu betätigen. Weitere Einflüsse auf den physischen Körper sind jetzt nicht möglich. Nur die Überreste solcher Einwirkung sind noch geblieben in den Erscheinungen, wie Erröten bei Scham, Erblassen bei Angst und Schreck und so weiter.

    Steiner in Geheimwissenschaft (Die Weltentwickelung und der Mensch): Citaat 48 (wordt in een nog te verschijnen bijdrage behandeld)
    Diejenigen Menschen-Rassen-Formen, welche sich vor diesem Zeitraum verfestigt hatten, konnten sich zwar lange fortpflanzen, doch wurden nach und nach die in ihnen sich verkörpernden Seelen so beengt, daß die Rassen aussterben mußten. Allerdings erhielten sich gerade manche von diesen Rassenformen bis in die nach-atlantischen Zeiten hinein; die genügend beweglich gebliebenen in veränderter Form sogar sehr lange. Diejenigen Menschenformen, welche über den charakterisierten Zeitraum hinaus bildsam geblieben waren, wurden namentlich zu Körpern für solche Seelen, welche in hohem Maße den schädlichen Einfluß des gekennzeichneten Verrats erfahren haben. Sie waren zu baldigem Aussterben bestimmt.
    Es hatten sich demnach seit der Mitte der atlantischen Entwickelungszeit Wesen im Bereich der Menschheitsentwickelung geltend gemacht, welche dahin wirkten, daß der Mensch sich in die sinnlich-physische Welt in einer ungeistigen Art hineinlebte. Das konnte so weit gehen, daß ihm statt der wahren Gestalt dieser Welt Trugbilder und Wahnphantome, Illusionen aller Art erschienen. Nicht nur dem luziferischen Einfluß war der Mensch ausgesetzt, sondern auch demjenigen dieser anderen Wesen, auf die oben hingedeutet worden ist und deren Führer nach der Benennung, die er später in der persischen Kultur erhalten hat, Ahriman genannt werden möge. (Der Mephistopheles ist dasselbe Wesen.) Durch diesen Einfluß kam der Mensch nach dem Tode unter Gewalten, welche ihn auch da nur als ein Wesen erscheinen ließen, welches den irdisch-sinnlichen Verhältnissen zugewandt ist. Der freie Ausblick in die Vorgänge der geistigen Welt wurde ihm immer mehr genommen. Er mußte sich in der Gewalt des Ahriman fühlen und bis zu einem gewissen Maße ausgeschlossen sein von der Gemeinschaft mit der geistigen Welt.

    Commentaar Commissie van Baarda: NB in het volgende citaat komen de woorden ‘Menschen-Rassen-Formen’ en ‘Rassenformen’ voor, dat wil zeggen de vormen van menselijke rassen. Het woord vorm staat hier voor, dat wil zeggen de vormen van menselijke rassen. Het woord vorm staat hier voor het uiterlijk van het menselijk lichaam. Door dit woord te verbinden aan het woord ras legde Steiner er nog eens de nadruk op, dat ras bij het uiterlijk van de menselijke vorm hoort, het is de (lichamelijke) vorm waarin hij incarneert, niet zijn eigenlijke wezen. Omdat er geen zielen meer konden incarneren stierven de meeste Atlantische rassen uit (p. 303)

    Mijn commentaar: Steiner zegt nog iets weliswaar: ‘… doch wurden nach und nach die in ihnen sich verkörpernden Seelen so beengt, daß die Rassen aussterben mußten’, maar meteen daarna: ‘Allerdings erhielten sich gerade manche von diesen Rassenformen bis in die nach-atlantischen Zeiten hinein; die genügend beweglich gebliebenen in veränderter Form sogar sehr lange’. Dus dit gaat wel over ‘rassen van de na-Atlantische tijd’. En nogmaals, ‘uitsterven’ lijkt me vrij wezenlijk, ook als je in reïncarnatie gelooft.
    Steiner in Die Mission (1910) 6e voordracht: ‘Man fühlt etwas von dieser wirklich okkulten Wirksamkeit, wenn man noch im neunzehnten Jahrhundert sieht, wie ein Vertreter dieser alten Indianer davon spricht, daß in ihm lebt, was vorher für die Menschen groß und gewaltig war, das aber die Weiterentwickelung unmöglich mitmachen konnte. Es existiert die Schilderung einer schönen Szene, bei welcher ein Führer der untergehenden Indianer einem europäischen Eindringling gegenübersteht. Denken Sie sich, was da Herz gegen Herz fühlt, indem sich zwei solche Menschen gegenüberstehen: Menschen, die von Europa herüberkamen, und Menschen, die in frühester Zeit, als die Rassen verteilt wurden, nach Westen hinübergegangen sind. Da haben die Indianer nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch ahnen konnte etwas von der alten Größe und Herrlichkeit eines Zeitalters, das in der alten atlantischen Zeit vorhanden war, wo noch wenig um sich gegriffen hatte die Rassenspaltung, wo die Menschen hinaufschauen konnten nach der Sonne und wahrzunehmen vermochten die durch das Nebelmeer eindringenden Geister der Form. Durch ein Nebelmeer blickte der Atlantier hinauf zu dem, was sich für ihn nicht spaltete in eine Sechs- oder Siebenheit, sondern zusammenwirkte. Das, was zusammenwirkte von den sieben Geistern der Form, das nannte der Atlantier den Großen Geist, der in der alten Atlantis dem Menschen sich offenbarte. Dadurch hat er nicht mit aufgenommen das, was die Venus-, Merkur-, Mars- und Jupiter-Geister bewirkt haben im Osten. Durch dieses haben sich gebildet alle die Kulturen, die in Europa in der Mitte des neunzehnten Jahrhunderts zur Blüte gebracht wurden. Das alles hat er, der Sohn der braunen Rasse, nicht mitgemacht. Er hat festgehalten an dem Großen Geist der urfernen Vergangenheit.

    Steiner in Vom Leben des Menschen und der Erde (1923): Und so ist es ganz interessant: Auf der einen Seite hat man die Schwarze Rasse, die am meisten irdisch ist. Wenn sie nach Westen geht stirbt sie aus. Man hat die gelbe Rasse, die mitten zwischen Erde und und Weltenall ist. Wenn sie nach Osten geht, wird sie braun, gliedert sich zu viel dem Weltenall an, und stirbt aus. Die weiße Rasse ist die zukünftige, ist die am Geiste schaffende Rasse. Wie sich nach Indien gezogen ist, bildete sie die innerliche, poetische, dichterische, geistige indische Kultur aus. Wenn sie jetzt nach dem Westen geht, wird sie eine Geistigkeit ausbilden, die nicht so sehr den inerlichen Menschen ergreift, aber die äußere Welt in ihrer Geistigkeit begreift.

    De overeenkomsten zijn verbluffend nietwaar? Het patroon lijkt me wel duidelijk.

  14. Ramon, dank je. Dit lijkt mij heel wezenlijk. Ik zal later (vandaag of morgen kijken of het van Baarda-rapport hier iets over te zeggen heeft). Ben daar wel benieuwd naar.

    Moderatie: reacties samengevoegd

    Floris Schreve Says:
    24/03/2009 at 14:00

    Ramon, het is citaat 41 uit het van Baarda-rapport, pp. 295-296. Het commentaar van de commissie op pp. 296-297:

    Omdat de mensen zich verschillend ontwikkelden, moeten er op aarde verschillende lichaamsvormen zijn. Het hangt van de individuele ontwikkeling van de individuele mens af in welke hij daarvan incarneert. De mens was niet onwillekeurig aan de eigenschappen van het ras waarin hij geboren was overgeleverd, maar had in de geestelijke wereld vóór de geboorte het bij hem horende ras voor zijn incarnatie uitgezocht. Dit wezenlijke onderscheid tussen ontwikkeling van rassen en ontwikkeling van de mens, dat in de toelichting op citaat 40 reeds is besproken, moet worden bedacht bij alle uitspraken van Steiner over rassen (zie ook citaten 42 en 43. Overigens zal ik die toelichting hier later nog wel geven als die volgens het rapport zo belangrijk is, FS). Omdat in onze tijd de raskenmerken een minder belangrijke rol spelen, is de voorgeboortelijke keuze voor een ras nu niet meer aan de orde.
    In het bovenstaande citaat komen uitdrukkingen ‘zurückgebliebene Rasse’ en ‘zurückgebliebene Leiber’ voor en ook de uitdrukking ‘niedrigen Seele’. Daarmee wordt verwezen op de achterblijvers in de ontwikkeling van bepaalde mesnelijke zielen, waardoor op aarde daarbij behorende menselijke lichamen nodig waren om te incarneren, zoals ook staat in de toelichting bij citaat 40.
    Het verhaal van Ahasverus treedt ook in deze lezing op met dezelfde betekenis als in het vorige citaat (moeten we dus nog uitzoeken, FS).
    NB Rudolf Steiner sluit met zijn woordkeus van ‘zivilisierte Länder’ aan op het destijds gangbare taalgebruik. Gedurende de middeleeuwen en de Renaissance was het gangbaar onderscheid te maken tussen ‘christelijke naties’ en de baarbaarse of heidense wereld. Dit veranderde pas toen een niet-christelijke staat, Turkije (Osmaanse Rijk, correctie FS), in 1856 werd uitgenodigd toe te treden tot de kleine kring van landen die toen de volksgemeenschap uitmaakten (nogal wiedes want het was een van de belangrijkste grootmachten in Europa, dus je kon er niet omheen, FS). Het begrip Christelijke naties werd daardoor onbruikbaar en daarom vervangen door ‘beschaafde naties’ ofwel ‘civilised nations’. Het bindend element van de volksgemeenschap was niet langer het christendom, maar het vermeende niveau van beschaving ten opzichte van andere volken. Het begrip ‘beschaafde landen’ heeft standgehouden gedurende de periode waarin Steiner leefde, namelijk de tijd van de Volkenbond.(eindrapport, pp. 296-297).

    Ik weet het niet. Steiner heeft het hier zelfs over Atlantis en zielen die in bepaalde RASSEN incarneren. Dus het verhaal van de ‘civilised nations’, als politiek correct alternatief uit die dagen, om de Osmanen niet te schofferen, lijkt me wel wat vergezocht. Het past wel weer precies bij de hier eerder aangehaalde uitspraken van Steiner.

    Floris Schreve Says:
    24/03/2009 at 14:04

    Citaat 41 is overigens een categorie 2, dwz:

    2 Citaten waarbij er: hetzij sprake is van een lichte vorm van discriminatie als gevolg van een tijdgebonden en gedateerde woordkeuze, hetzij geen sprake van discriminatie, maar waarbij er gemakkelijk het misverstand kan ontstaan dat er wél sprake is van discriminatie (…) een grondige kennis van de antroposofie is noodzakelijk om het betreffende citaat te kunnen duiden (de commissie rekende 66 citaten tot deze categorie).

    Floris Schreve Says:
    24/03/2009 at 15:02

    Ook hier valt dus weer op hoe consistent Steiner is en hoe het van Baarda-rapport zich bezondigt aan het ene gelegenheidsargument na het andere.

    Floris Schreve Says:
    24/03/2009 at 17:40

    In relatie tot het gescherm met moderne wetenschappelijke termen van Ton is dit wellicht een interessant artikel. Gaat over Helmut Zander in debat met antroposofen.

    http://www.themen-der-zeit.de/content/Johannes_Kiersch_kontra_Helmut_Zander.603.0.html

    Floris Schreve Says:
    24/03/2009 at 19:18

    Maar Ton, als je nog reageert zou het aardig zijn als je hier nog een keer op in wil gaan. Jouw eerdere quote: ‘In de afbeelding van Steiners evolutieladder of boom uit 1907 (GA 100) kun je ‘indianen’ interpreteren als representanten van een archaïsch (´decadent´) ‘atlantisch’ tijdperk (‘4e wortelras’), toen ook de europeanen en de niet vermelde Aziaten en Afrikanen zich geografisch opsplitsten. Hun aftakkingen van de evolutieboom groeien door tot in onze tijd. De ‘Europeanen’ in de afbeelding kun je dan beschouwen als vertegenwoordigers van het huidige tijdperk (‘5e wortelras’) dat verder is opgesplitst in indo-europese culturen die de wereld sinds de nieuwe steentijd domineren’.
    Dit is de kern van de zaak. Al die wilde speculaties over Ixtlolxochitl die de Popol Vuh zou hebben geschreven (nog een argument, Ixtloxochitl is een naam uit het Nahuatl en heeft dus niets met de Maya’s te maken), of dat de Choctaw geëmigreerde Azteken zouden zijn (???), dat is allemaal bijzaak. In je bovenstaande bericht heb je precies aangegeven waar het probleem zit. Dat is de kern van Steiners rassenleer. Dus ik zou wel benieuwd zijn wat je daarop te zeggen hebt.

    Floris Schreve Says:
    25/03/2009 at 14:26

    Misschien moet ik hier zelf nog een begrip toelichten dat vaak door Ton wordt gebruikt. Ton heeft het vaak over de Indo-Europese volkeren, die wellicht het vijfde wortelras zouden vormen (of dat zouden de dragers zijn van de na-Atlantische cultuurperiodes). Indo -Europees is eigenlijk een soort ‘meta-taalfamilie’, waartoe een aantal grote taalfamilies van het Eurazische gebied gerekend worden.
    Nederlands is bijvoorbeeld een Germaanse taal, net als Duits, Engels of Deens. De Germaanse taalfamilie behoort ook tot de groep Indo-Germaanse talen. Dat zijn (volgens mij bijna compleet:

    Het Germaans (Nederlands, Zweeds, Engels, Duits, Fries)
    Het Romaans (Frans, Italiaans, Spaans, Roemeens, ea)
    Het Slavisch (Tsjechisch, Russich, Servisch, Bulgaars, Pools, etc.)
    Het Grieks-Perzisch (Grieks, Farsi, Koerdisch)
    Het Hindi (alle talen van Noord India)

    Binnen Europa zijn dus een paar talen die niet tot deze grote familie behoren: dat zijn het Fins, Ests, Hongaars (Oeralisch) en verder geïsoleerde taal;families als het Baskisch of het Irrilisch Thracisch (Albanees). De rest, als ik niets vergeten ben, is allemaal Indo Germaans.

    Andere grote taalfamilies zijn:
    Het Altai (Turks, Kazachs, Azeri, Mongools)
    Semitisch (Hebreeuws, Arabisch, Koptisch, Assyrisch, Aramees)
    Hamitisch (Berber, Toeraeg)
    Sino Tibetaans (Chinees, Tibetaans, Thai en Vietnamees)

    In sommige van de artikelen die hier ter sprake zijn gekomen, komen deze begrippen voor, zoals (geheel verkeerd toegepast) in het roemruchte ‘Waarom geen Chinese cultuurperiode’, als in een paar artikelen waar Ton naar verwees. Dat ging dan over de Bijbelse herkomst van de drie talen van het ‘blanke ras’ , gekoppeld aan de zonen van Noach. Japhet zou de stamvader zijn van de Indo-Europese volkeren, Sem van de Semieten en Ham van de Hamieten (oorspronkelijk komen de benamingen Semitisch en Hamitisch daar ook vandaan, zoals duidelijk is te zien). Vanzelfsprekend is dit geen wetenschappelijke verklaring.
    Maar goed, als je deze redenering doortrekt en stelt dat Noach en Manu een en dezelfde zijn, dan kom je op de theorie dat Manu, die tot de Oersemieten behoorde, Atlantis verliet en dat zijn nakomelingen zich hebben vertakt in drie volkengroepen:

    1 Het Arische
    2 Het Semitische
    3 Het Hamitische

    Deze nazaten van Manu zouden dan het vijfde wortelras zijn. Als we kijken naar de ‘na-Atlantische cultuurperiodes’ zou je kunnen zeggen dat:

    Oer-Indisch = Arisch/ Indo-Europees
    Oer-Perzich = Arisch/Indo Europees
    Egyptisch-Babylonisch= Semitisch (in de Brug (Sigismund von Gleich) wordt ten onrechte beweerd dat de Oude Egyptenaren Hamitisch waren. Dat is dus niet juist, want het Koptisch is een Semitische taal, net als het oude Babylonisch)
    Grieks Romeins= Arisch/Indo-Europees
    huidige=Arisch/Indo Europees

    Volgens een eerder bericht van Ton (althans Ton liet een link achter naar een artikel) zou de Dravidisch sprekende bevolking van Zuid India ook Hamitisch zijn (want ze hebben net zo’n donkere huidskleur). Dat is dus niet juist. De Zuid Indiase bevolking (Dravidisch) is niet verwant aan die van Noord Afrika (Hamitisch).

    Floris Schreve Says:
    25/03/2009 at 14:36

    Maar in die verschillende verhalen over de na-Atlantische cultuurperiodes lopen feit en fictie nogal door elkaar heen. Het bovenstaande verhaal van de Indo-Europese taalfamilies klopt. Het verhaal van de zonen van Noach is natuurlijk een mythe van Bijbelse oorsprong, maar ook gebruikt in de antroposofie en zie ook de ‘Ariërmythe’.
    Volgens een eerder bericht van Ton (link naar artikel) zou de wereld als volgt in te delen zijn:

    vier rassen:

    blank
    zwart
    geel
    rood

    En alleen het blanke ras zou op te delen zijn in drie groepen:
    Arisch (Japhet)
    Semitisch (Sem)
    Hamitisch (Ham)

    Dit is wel een hele simpele en bovendien bedenkelijke voorstelling van zaken. De werkelijkheid zit iets gecompliceerder in elkaar.

    Floris Schreve Says:
    25/03/2009 at 14:45

    En hier nog de link naar het artikel uit de Brug waar deze vreemde visie op de na-Atlatische mens wordt uitgelegd (de wereld volgens Sigismund von Gleich)

    http://users.telenet.be/antroposofie/diabasis/b18chincul.htm

    Hier een linkje naar de kaart van hoe men tegenwoordig de verschillende taalfamilies ziet (veel complexer dan het eerdere kaartje van Ton, dat een toelichting was van de taalverwantschappen volgens de Bijbel en blijkbaar overgenomen in de antroposofie):

    http://nl.wikipedia.org/wiki/Talen_van_de_wereld

    Floris Schreve Says:
    25/03/2009 at 16:06

    En vergelijk de bovenstaande kaart eens met deze (eerder ingebracht door Ton):

    http://en.wikipedia.org/wiki/File:JaphethShemHam.JPG

    Met een oogopslag zie je hoe versimpeld en zelfs gefalsifisceerd en Eurocentrisch de kijk op de wereld is, volgens het (Europese) zonen van Noach verhaal, dat kennelijk ook door de antroposofie wordt onderschreven. Kijk dus zeker naar beide ‘talenkaarten’

    Floris Schreve Says:
    25/03/2009 at 16:10

    Overigens zijn er wel een paar globale overeenkomsten. Maar echt alleen op het eerste gezicht. Op een iets dieper niveau is het drastisch anders. En juist om het laatste gaat het.

    Floris Schreve Says:
    25/03/2009 at 17:12

    En werp dan ook een blik op het kaartje van Sigismund von Gleich. Aleszins de moeite waard om die drie visies op taal en volks/rasverwantschappen met elkaar te vergelijken.

    Floris Schreve Says:
    25/03/2009 at 18:31

    En voor de volledigheid nog een keer de talenkaart van Indiaans Noord Amerika http://en.wikipedia.org/wiki/File:Langs_N.Amer.png
    De hier ter sprake gekomen Choctaws bevinden zich in het groene gebied in het Zuid Oosten van de VS iets ten oosten van de Mississippi (Muskogean). Vergelijk met het grote gebied in het westen/Zuid-westen van de VS, het Uto Aztecan. Dat zijn wel de (verre) verwanten van de Azteken.

    Overigens waren Midden en Zuid Amerika net zo gecompliceerd. Dus aan de hand van de vier getoonde kaarten (de Bijbelse indeling, de indeling van Sigismund von Gleich en de laatste twee de normale wetenschappelijke indeling) is wel te zien dat de werkelijkheid niet altijd strookt met het antroposofische sjabloon. En dan druk ik me vrij voorzichtig uit.

    Floris Schreve Says:
    25/03/2009 at 19:01

    Geheel ten overvloed misschien, maar de talenkaart van Noord Amerika verwijst natuurlijk naar de situatie zoals die door de Eurpeanen werd aangetroffen. Talen en volkeren staan dus aangegeven op de plaatsen waar de Europeanen met ze in contact kwamen (een situatie van ca 1600 tot 1900). Veel van de weergegeven talen zijn nu gemarginaliseerd en sommigen zelfs uitgestorven. Je ziet ook dat niet alles bekend is (zie de witte vlekken in het oosten van de VS, vooral in het Appalchen gebergte, waar de indiaanse bevolking al vrij snel is uitgestorven, voordat het is gedocumenteerd). Dit is gebeurd door Europese ziektes en daarna veelal door genocidale praktijken van de Europese nieuwkomers. Geheel ten overvloede is dit dus geen instemming met het roemruchte ‘Nicht deshalb..’ citaat van Rudolf Steiner.

  15. Er zal nog een tussentijdse publicatie van mij komen, voordat het grote werk wordt voortgezet. Ik heb besloten om twee apparte besprekingen te wijden aan twee losse voordrachten, een uit GA 100, zevende voordracht (1907) en aan GA 349, derde voordracht (1923, de arbeidersvoordracht, al eerder behandeld in een eerder artikel).
    Uit deze voordrachten zal een heleboel duidelijk worden. Ten eerste zal blijken dat de visie van Steiner op verschillende rassen in de periode 1907-1923 eigenlijk niet veranderd is. Ook zal blijken hoe consistent deze visie is met de eerder twee besproken voordrachten uit die Mission einzelner Volksseelen.
    Wat wel een belangrijk verschil is, is de veoordeling door de commissie van Baarda. Itt de twee voordrachten uit Die Mission is de commissie bij deze voordrachten aanmerkelijk strenger geweest (terecht). Maar dat maakt het toch alleen maar vreemder waarom ze dan Die Mission zo mild hebben beoordeeld. Misschien is de toonzetting van beide voordrachten (elk op hun eigen manier, want beide zijn weer heel verschillend qua stijl) aanmerkelijk grover dan Die Mission, maar in wezen zegt Steiner precies hetzelfde. Maar dat zal vanzelf blijken. Ik zal de commissie zeker recht doen en ook hun kanttekeningen bespreken.
    Wat is het verdere belang van beide voordrachten. Hoewel dit misschien niet de belangrijkste voordrachten van Steiner zijn worden er een aantal zaken nog een keer compact uitgelegd.
    De 7e voordracht uit Ga 100 geeft een goe beeld van Steiners kijk op de evolutie 9dit is de voordracht waaruit beide evolutiemodellen afkomstig zijn, getoond aan het begin van dit debat). Steiner gaat hier ook zelfs met naam en toenaam in op de recapitulatieleer van Ernst Haeckel. Duidelijk wordt hoe dit model het idee van evolutie van de antroposofie heeft beïnvloed en ook Steiners visie op rassen. De voordracht is verder redelijk compact en niet al te moeilijk. Dus het is een vrij toegankelijke toegang tot Steiners gedachten over deze wat ingewikkelde materie.
    Aan de arbeiderslezing uit 1923 heb ik bij een eerdere gelegenheid al veel andacht besteed (zie http://florisschreve.blog-s.nl/2008/10/14/antroposofie-ii-een-repliek/ en dan het tussenkopje ‘Der Schwarze ist ein Egoist’ in ‘Farbe und Menschenrassen’; Steiner op zijn grofst’). De titel zegt het al, dit is de meest lompe voordracht van Rudolf Steiner. Vijf van de zestien ernstig discriminerende passages komen uit deze ene voordracht. Ik zal de voordracht nog een keer behandelen (nu integraal). Ook zal ik uitgebreid ingaan op de motivering van de commissie van Baarda. De commissie zal in deze zeker recht gedaan worden, waar ze dat in mijn ogen verdient. Wel zal de kwestie aan de orde komen, waarom ze dan zo mild zijn geweest voor Die Mission.

    de voordracht uit GA 100 is af en met de arbeidersvoordracht ben ik al een eind op weg, dus ik verwacht dat ik mijn bevindingen hier zeer binnenkort kan tonen. Mar er zal hoe dan ook blijken dat Steiner, zij het met wat accent en stijlverschillen in 1907, 1910 en 1923 consequent dezelfde visie uitdroeg over de verschillende mensenrassen. Dit altijd in het voordeel van het blanke ras. De indianen zijn consequent degenen die bij Steiner meest negatief worden afgeschilderd (los van al dat romantische geteem over de Grote geest, etc.). Met de zwarten is ook een helenboel mis en ook de Aziaten zijn consequent net iets nminder dan de Europeanen. Kortom, sprake van rassenleer. maar dat zal snel duidelijk worden.

  16. Floris,

    De commissie heeft dan misschien de kern van de rassenleer trefzeker weergegeven, maar de belangrijke plaats die Steiners visie op rassen in het geheel van de antroposofie inneemt, hebben ze volgens mij op de achtergrond kunnen houden door op de proppen te komen met een grote hoeveelheid citaten die niet dadelijk een lijn in Steiners evolutieverhaal doen vermoeden.

    Wanneer je de bijdrage waarvan sprake is, wilt posten en ze beslaat meerdere pagina’s, kan ze voor de leesbaarheid beter in pdf-formaat worden ge-upload. Wanneer je zover bent, mag je ze me doorsturen.

  17. Mijn nieuwe bespreking van de arbeidersvoordracht zit eraan te komen. Toch een aardigheidje: Ton Majoor (wat hij ook verder beoogt), de van Baarda-commissie en ikzelf zijn het over een cruciaal punt geheel met elkaar eens:

    Ton Majoor: ‘In de afbeelding van Steiner’s evolutieladder of boom uit 1907 (GA 100) kun je ‘indianen’ interpreteren als representanten van een archaïsch (´decadent´) ‘atlantisch’ tijdperk (‘4e wortelras’), toen ook de europeanen en de niet vermeldde aziaten en afrikanen zich geografisch opsplitsten. Hun aftakkingen van de evolutieboom groeien door tot in onze tijd. De ‘europeanen’ in de afbeelding kun je dan beschouwen als vertegenwoordigers van het huidige tijdperk (‘5e wortelras’) dat verder is opgesplitst in indo-europese culturen die de wereld sinds de nieuwe steentijd domineren’.

    citaat 132 (uit de arbeidersvoordracht Farbe und menschenrassen): Die weiße Rasse ist die zukünftige, ist die am Geiste schaffende Rasse. Wie sie nach Indien gezogen ist, bildete sie die innerliche, poetische, dichterische, geistige indische Kultur aus. Wenn sie jetzt nach dem Westen geht, wird sie eine Geistigkeit ausbilden, die nicht so sehr den innerlichen Menschen ergreift, aber die äußere Welt in ihrer Geistigkeit begreift.

    de commissie: Wat hierboven wordt beschreven als de toekomstige cultuur van Amerika is een voorafschaduwing van wat in de antroposofische literatuur bekend staat als het zevende cultuurtijdperk na de zogeheten Atlantische tijd. In de loop van vele duizenden jaren hebben achtereenvolgende culturen gebloeid in Indië, Perzië, Mesopotamië en Egypte, Griekenland, het Romeinse Rijk, en verder in geheel Europa In de loop der tijd waren deze culturen steeds minder gebonden aan een geografische plaats op aarde. Ook het huidige cultuurtijdperk is weliswaar begonnen in Europa, maar strekt zich inmiddels uit over de hele wereld. Dat zal met de twee hierop volgende cultuurtijdperken ook het geval zijn. In de theosofische literatuur worden ze naar de plaats van ontstaan het Russische en het Amerikaanse cultuurtijdperk genoemd, respectievelijk vanaf het jaar 3500 en 5700. In deze lezing noemt Steiner Amerika in plaats van Rusland het eerstvolgende cultuurtijdperk.

    de commissie iets verderop over hetzelfde citaat (met mijn tussenvoegsels): De gedachte dat Steiner hier een rassenleer bepleit, inclusief de superioriteit van het blanke ras, is echter onjuist, omdat zijn reïncarnatiegedachte de idee dat het ene ras superieur zou zijn aan het andere doorbreekt (??!!!). Citaat 132 is bezwaarlijk en voor misverstanden (?!) vatbaar; in dit citaat wordt er geen verwijzing gegeven naar de reïncarnatiegedachte, die wel genoemd wordt in de citaten 9, 41 en 102’

    citaat 102 (Uit Die Mission einzelner Volksseelen), direct gevolgd door mijn commentaar:

    ‘Diese Linie besteht auch für unsere Zeit. Der afrikanische Punkt entspricht denjenigen Kräften der Erde, welche dem Menschen die ersten Kindheitsmerkmale aufdrücken, der asiatische Punkt denjenigen, welche dem Menschen die Jugendmerkmale geben, und die reifsten Merkmale drückt dem Menschen der entsprechende Punkt im europäischen Gebiete auf. Das ist einfach eine Gesetzmäßigkeit. Da alle Menschen in verschiedenen Reinkarnationen durch die verschiedenen Rassen durchgehen, so besteht, obgleich man uns entgegenhalten kann, daß der Europäer gegen die schwarze und die gelbe Rasse einen Vorsprung hat, doch keine eigentliche Benachteiligung’.

    Eigenlijk vat dit citaat heel kort en kernachtig de bovenstaande voordracht samen, maar het laat meteen zien hoe consistent Steiner in zijn rassenleer was. Want laten we de woorden van de commissie vergelijken met twee van mijn belangrijkste conclusie uit de Akasha-kroniek (fragment):

    • Ieder aardetijdperk (wortelras) kent zeven cultuurperiodes (onderrassen), die elkaar opvolgen als de dominante cultuurdrager in de mensheidsontwikkeling. Resten van voorgaande onderrassen (‘vervallen’ of ‘verdwenen’ beschavingen) blijven nog wel bestaan, maar hebben hun leidende functie verloren, daar hun cultuurdragende inspiratie of ‘impuls’ is uitgewerkt.

    • Er kan ook worden geconstateerd dat de begrippen Wortelras/Zeitalter en Onderras/Kulturepoche alles te maken hebben met de mensenrassen. Zelfs het van Baarda-rapport kan er niet onderuit om de term Wortelras ‘gedeeltelijk’ als een ‘biologische aanduiding’ af te schilderen. Het wortelras van dit tijdperk (het vijfde) is het ‘Arische wortelras’, dat uiteindelijk de ‘denkkracht’ ontwikkelde. Net zoals Helena Blavatsky het heeft over ‘The White Aryan Root-race’, of ‘het blanke, Arische, vijfde wortelras’, dat zij afzet tegen het ‘gele ras en het Afrikaanse negerras, met hunne kruisingen’ (in mijn Nederlandse uitgave van De Geheime Leer), spreekt Steiner eveneens van het vijfde Arische wortelras.

    Als de commissie de achtereenvolgende cultuurperiodes koppelt aan het blanke ras, (wat Steiner ook doet want: Die weiße Rasse ist die zukünftige, ist die am Geiste schaffende Rasse. Wie sie nach Indien gezogen ist, bildete sie die innerliche, poetische, dichterische, geistige indische Kultur aus. Wenn sie jetzt nach dem Westen geht, wird sie eine Geistigkeit ausbilden, die nicht so sehr den innerlichen Menschen ergreift, aber die äußere Welt in ihrer Geistigkeit begreift’), dan betekent dit dat de commissie een belangrijk deel van mijn tussentijdse conclusie uit de Akasha-kroniek onderschrijft. Want als het vijfde wortelras het Arische of blanke ras is, waaruit de cultuurperiodes voortkomen (de commissie zegt hierboven dat deze het product zijn van het ‘blanke ras’) dan zijn de commissie en ik het op het allerbelangrijkste punt eens. Maar dat betekent dan wel dat de commissie haar eigen hoofdconclusie ‘géén sprake van rassenleer’ wederom spectaculair heeft ondergraven, want zij heeft zojuist de kern van die rassenleer wederom trefzeker weergeven (net als eerder bij citaat 54 uit de Akasha-kroniek, over ‘primitieve volkeren, die vroeger hoog ontwikkeld waren, maar nu primitief zijn geworden’, zie de indianen). In feite komen wij dus tweemaal op vitale onderdelen tot dezelfde conclusie, alleen durft de commissie de consequentie ‘wel sprake van rassenleer’ niet onder ogen te zien. Dat is de belangrijkste conclusie die uit dit geheel kan worden getrokken. En reïncarnatie is géén alibi!’

    Tot zover deze passgae uit mijn nog te verschijnen bijdrage. Ik denk dat we het allen eens zijn, alleen verbinden we er verschillende consequenties aan. Wat mij betreft is er idd overduidelijk sprake van rassenleer. Het hele verhaal zal hier echter zeer binnenkort verschijnen.

  18. Het zal eraan komen. Het gaat om GA 100 (7) en weer opnieuw GA 349 (3). En het is bijna klaar.
    Maar om op je punt in te gaan. De commissie weet heel vaak perfect uit te leggen hoe het in elkaar zit. Zolas bij die passgae uit de Akasha-kroniek. Maar dat staat ergens midden in het rapport en er wordt dan verder niet meer op in gegaan. En het wordt ook niet meegenomen in de conclusies. Want daar staat dan weer ‘géén sprake van rassenleer’. Wat ook lastig is aan het rapport is dat het qua opbouw zo omslachtig in elkaar zit, dat het echt wel even duurt voor je het systeem door hebt. Er is wel een citatenregister, maar dan moet je net een GA nummer van een publicatie kennen. Als je wil weten hoe de commissie bijv. over de vierde voordracht uit Die Mission einzelner Volksseelen oordeelt. In de inhoudsopgave zie je dat er een algemene introductie op de cyclus is opgenomen. Als je die hebt doorgenomen, blijkt deze vooral over de eerste en de yweede voordracht te gaan, waar niet over rassen wordt geproken. Alleen aan het eind staan er een paar opmerkingen over opgenomen. Dus moet je in het citatenregister gaan kijken. Daar staat alles gerangschikt op GA nummer, dus je moet net weten dat het om GA 121 gaat. Achter GA 121 staan alleen citaatnummers, overigens zonder vermelding tot welke categorie de citaten zijn gerekend. Dus moet je per citaatnummer in het rapport gaan kijken. Dan blijken de meeste citaten wel bij elkaar te staan (op citaatnummer), maar zonder toelichting. Daar wordt per citaat verwezen naar andere plaatsen in het rapport, bijv. Steiner over de indianen, Steiner over de opheffing van de rassen, etc. Op die manier krijg je nooit een samenhangend beeld. Maar goed, als je alle citaten en commentaren van de commissie eindelijk hebt geraadpleegd, weet je nog steeds niet hoe de commissie de citaten heeft beoordeeld. Daar kun je alleen maar achter komen als je een klein tussenhoofdstukje hebt geraadpleegd. Daar staat dan cit. .., .. en .. zijn opgenomen in cat. 1 (blijken 16 citaten te zijn).
    Citaten .., .., .. in cat. 2 (66 citaten).
    cat. 3: worden geen citaatnummers (is dan de rest)gegeven, maar dat blijken er 80 te zijn.

    Als je bedenktt dat het rapport 720 pagina’s dik is, ben je inmiddels vier keer door het rapport gebladerd om er uiteindelijk achter te komen hoe een citaat is beoordeeld. Kortom, geen aanmoediging om er aan te beginnen. Het rapport noemt zich wetenschappleijk, maar het is voor een wetenschappelijke publicatie wel bijzonder omslachtig van opbouw. Je moet dus wel enigszins gedreven zijn om uiteindelijk alle losse eindjes aan elkaar te knopen om er toch een samenhangend verhaal van te maken.
    Goed, inmiddels heb ik de structuur van het rapport wel door en kan ik er nu wel goed mee uit de voeten. Maar waarom al deze omslachgtigheid? Ontmoedigend is het wel, want je moet wel stug blijven doorzetten wil je uitvinden hoe het uiteindelijk zit. Maar als je een sterke zaak hebt, een heldere argumentatie, zou je ook een heldere structuur verwachten. Met het laatste punt zit het behoorlijk mis, maar al doende ben ik er achter gekomen dat er ook op de eerste twee punten nogal wat is aan te merken, al wekt het de schijn bijzonder solide te zijn. Maar dat blijkt soms toch een beetje tegen te vallen. Hoe meer ik er mee aan het werk ben, hoe meer dat voor mij gebleken is.

    Moderatie: reacties samengevoegd

    Floris Schreve Says:
    30/03/2009 at 22:33

    Ik zie dat ik bovenstaand allerlei typefouten heb gemaakt, maar het is ook niet uit te leggen. Maar goed, ik zal het uiteindelijk heel gestructureerd en in behapbare brokjes presenteren.

    Floris Schreve Says:
    02/04/2009 at 19:47

    Mijn bespreking van Menschheitsentwickelung und Christus-Erkenntnis (GA100, 7e lezing) en Vom Leben des Menschen und der Erde (GA 349, 3e lezing) zijn af. Ik neem aan dat ze hier wel snel zullen verschijnen. Hier alvast het inleidende gedeelte:

    Twee voordrachten van Rudolf Steiner over ‘rassen’, uit 1907 en 1923

    Naast de twee voordrachten uit die Mission einzelner Volksseelen zijn er nog twee andere voordrachten uit het oeuvre van Rudolf Steiner die voor het grootste deel aan het thema ‘rassen’ zijn gewijd. Het gaat om een voordracht uit 1907, uit de cyclus ‘Das Johannes Evangelium’, gehouden te Basel en om een voordracht van anderhalf jaar voor zijn overlijden in 1923, uit ‘Vom Leben des Menschen und der Erde; über das Wesen des Christentums’, voor de arbeiders van de bouw van het Goetheanum in Dornach. Hoewel beide voordrachten verschillend zijn van inhoud en vooral van toonzetting, zullen we toch grote overeenkomsten zien, net als met de vierde en de zesde voordracht uit Die Mission. De belangrijkste karakteriseringen, door Steiner toegeschreven aan de verschillende mensenrassen, zullen ook hier weer terugkomen.
    Het belangrijkste is wellicht dat de rasverschillen nog altijd van groot belang blijken te zijn voor de huidige tijd. Steiner gebruikt in beide voordrachten eigentijdse ‘voorbeelden’ en anekdotes om zijn stellingen te onderbouwen. Wel zal er in de voordracht uit 1907 iets passeren waarmee gesuggereerd zou kunnen worden, dat de komst van Christus de rasverschillen zou kunnen opheffen. Wellicht had Dieter Brüll deze passage voor ogen toen hij in zijn roemruchte artikel ‘De nieuwe reactionairen’ stelde dat de rasverschillen na de komst van Christus hun betekenis zouden hebben verloren. Toch zal juist op een pregnante wijze blijken dat deze stelling, juist op grond van deze voordracht, niet houdbaar is. Want Steiner verwijst wederom expliciet naar de eigentijdse situatie, wat hij overigens ook doet in de voordracht uit 1923. Bovendien stelt hij in die laatste voordracht: ‘…weil man eigentlich die ganze Gesichte und das ganze soziale Leben, auch das heutige soziale Leben nur versteht, wenn man auf die Rasseneigentümlichkeiten der Menschen eingehen kann’ (curs. FS).
    Een andere parallel met Die Mission is dat zal blijken dat de indianen weer met decadentie en de dood worden geassocieerd (in beide voordrachten). In de voordracht uit 1923 associeert hij het zwarte ras wederom met impulsiviteit en met het menselijke ‘driftleven’. De zwarten ‘koken van binnen’ en zijn zelfs te vergelijken met steenkool. De blanken zijn weer het meest ‘ontwikkelde ras’, waarbij het ‘denkleven’ tot volle ontplooiing is gekomen. Ook doet hij dan zijn beruchte uitspraak ‘het blanke ras is het ras van de toekomst’.
    Er is echter een belangrijk verschil met hoe de Commissie van Baarda deze voordrachten heeft beoordeeld. Kwalificeerde de commissie geen van de uitspraken uit Die Mission einzelner Volksseelen als ernstig discriminerend, uit deze beide lezingen zijn wel degelijk een aantal uitspraken in de eerste categorie geplaatst. Uit GA 100 een en uit GA 349 maar liefst vijf. Dus zes van de zestien uitspraken die de commissie uiteindelijk als ernstig discriminerend classificeerde zullen hier uiteindelijk passeren.
    Toch zal er iets heel opmerkelijks zichtbaar worden. Alhoewel Steiner soms iets andere woorden gebruikt zegt hij nauwelijks iets anders dan dat hij in Die Mission einzelner Volksseelen al heeft gedaan. Dat maakt het zo opmerkelijk waarom dan wel deze lezingen vrij streng zijn beoordeeld en Die Mission niet. Dit zal echter vanzelf duidelijk worden wanneer beide lezingen gedetailleerd worden doorgenomen.
    We beginnen met de lezing uit 1907:

    Zie de verkorte en vertaalde versie van deze uitspraken, zoals weergegeven in het artikel van Rene Zwaap, Zestien keer Steiner, in de Groene Amsterdammer van 19-4-2000, http://florisschreve.web-log.nl/mijn_hersenspinsels_onder/zestien-keer-steiner-de-g.html. Het gaat om citaten 2 t/m 6 (GA 349) en 13 (GA 10

    Floris Schreve Says:
    02/04/2009 at 19:49

    Is GA 100 natuurlijk (citaat 13). Was bovenstaand weggevallen.

    Floris Schreve Says:
    02/04/2009 at 22:39

    Hier alvast het inleidende gedeelte op de bespreking van de arbeidersvoordracht van 1923:

    De arbeiderslezing uit 1923; ‘Indianen zijn eigenlijk negers die te gronde gaan’

    Een ander berucht werk van Steiner is ‘Vom Leben des Menschen und der Erde’ en dan vooral zijn voordracht ‘Farbe und Menschenrassen’, gehouden voor de arbeiders van de bouw van het Goetheanum in Dornacht. In verschillende kritische publicaties over Steiners visie op mensenrassen is er in de loop der tijd veel aangehaald uit deze lezing. Verder is er geen werk van Steiner dat zo streng door de commissie is aangepakt. Haalde uit Die Mission einzelner Volksseelen, toch Steiners ‘hoofdwerk’ over rassen, geen enkele uitspraak de eerste categorie, uit deze voordracht gat het om maar liefst vijf van de zestien uitspraken. Ook zijn er veel uitspraken die door de commissie tot de tweede en derde categorie werden gerekend.
    Onderstaand zal ik de tekst van deze lezing weergeven waarin de door de commissie beoordeelde citaten vet zijn weergegeven. Wanneer het de uitspraken uit de eerste categorie betreft staat de volledige annotatie en motivatie van de commissie uit de eindconclusies van het rapport vermeld. Ander commentaar van de commissie zal ook aan bod komen. Ik zal soms ook opmerkingen van anderen weergeven en natuurlijk mijn eigen afwegingen. We zullen dus de complete tekst doorlopen, met daarin verwerkt: het volledige commentaar van de commissie bij de citaten uit categorie 1, commentaar van de commissie bij andere citaten, afgewogen tegen mijn eigen inzichten en de conclusies van eerdere commentatoren. Het wordt dus een heleboel in een. De leidraad is echter het verloop van Steiners tekst. Daaraan zullen alle verschillende commentaren, gezichtspunten en opinies worden opgehangen. Er zal dus veel aan de orde komen, maar het wijst zich allemaal vanzelf. De chronologie van de tekst zal in onderstaande bespreking intact worden gehouden.
    Interessant is hoe de commissie deze voordracht inleidt: ‘In september 1913 werd de grondsteen gelegd voor het Goetheanum, een gebouw dat bedoeld was als Vrije Hogeschool voor de Geesteswetenschap. Het zou een toneelzaal bevatten voor opvoeringen van euritmie en vier van de grote toneelstukken van Rudolf Steiner, de zogeheten mysteriedrama’s, en was op de betonnen onderbouw na volledig in hout opgetrokken. Uit alle landen van Europa kwamen kunstenaars naar Dornach om aan dit gebouw te werken. Zij bewerkten het hout, beschilderden de koepels en slepen het glas voor de ramen.
    De bouwarbeiders, die ook aan het Goetheanum werkten, konden deelnemen aan cursussen die door antroposofen in Dornach voor hen werden georganiseerd. Na enige tijd vroegen ze of Steiner voor hen wilde spreken. Hij ging hierop in en sprak zodoende vanaf 2 augustus 1922 regelmatig over onderwerpen die ze zelf aan de orde stelden. De lezingen werden in werktijd gehouden. De antroposofen in Dornach wilden die ook bijwonen, maar op een enkele uitzondering na werden die niet toegelaten. Behalve voor enkele medewerkers van het bouwbureau en een paar naaste medewerkers van Steiner waren de lezingen alleen toegankelijk voor de arbeiders. Ze waren op de praktijk gericht en hadden vaak een verhalend karakter; om duidelijk te maken wat hij wilde zeggen schuwde hij drastische beelden niet.
    Deze lezingen, de zogenaamde arbeidersvoordrachten, zijn door hun stijl uniek in het verzamelde werk van Rudolf Steiner. Ze tonen duidelijk aan hoe hij bij zijn lezingen uitging van het referentiekader van zijn toehoorders. Het is om die reden onmogelijk om er een enkle zin uit te citeren en die buiten de context van de totale lezing te interpreteren’.
    Dit advies van de commissie ter harte genomen, zal onderstaande de complete lezing worden weergegeven. Duidelijk zal alleen worden dat er veel parallellen zijn met eerdere voordrachten, met de hier bovenstaande voordracht uit GA 100, maar ook met Die Mission einzelner Volksseelen en zelfs met de Akasha-kroniek. Samen met de vierde en de zesde voordracht uit Die Mission is deze voordracht wellicht de meest beruchte tekst van Rudolf Steiner geworden, wanneer het ‘mensenrassen’ betreft. Maar, zoals de commissie het zelf zegt, deze lezing springt er absoluut uit door het gebruik van ‘drastische beelden’.
    De commissie heeft, naast dat deze lezing van alle werken van Steiner het strengst is beoordeeld, ook heel veel aandacht aan deze voordracht besteed, veel meer dan aan de vierde en de zesde voordracht uit Die Mission einzelner Volksseelen (al staat er weer wel een appart hoofdtukje opgenomen als algemene inleiding op Die Mission). Hoewel er dus vijf citaten in de eerste categorie vallen en de beoordeling dus relatief streng is, worden de meeste citaten vooral verdedigd, vaak met de meest surrealistische argumenten (ik kan er niets anders van maken). En zelfs bij deze voordracht heeft de commissie een paar pittige uitspraken zelfs buiten het rapport gehouden. Een statement als: ‘Nun, in Amerika, da gedeihen diejenigen, die eigentlich zugrunde gehende Neger einmal waren, das heißt, sie gedeihen nicht, sie gehen zugrunde, die Indianer. Wenn man dahin kommt, da ist eigentlich immer ein Kampf zwischen Vorderhirn und Hinterhirn im Kopf’, vond commissie niet nodig om zelfs in het rapport op te nemen. Het komt uit het weggelaten stuk tekst tussen citaat 131 en citaat 132, maar wellicht is dit een erratum, want wat ik ook van de bespreking van deze voordracht vind, de commissie is niet zuinig geweest in het behandelen en classificeren van diverse passages (veel uitvoeriger dan bij Die Mission einzelner Volksseelen en ook relatief strenger, alleen mijns inziens niet streng genoeg). Naast dat ik de lezing bespreek zal ook de verdediging van de commissie uitvoerig aan de orde komen. Ik zal nu alvast vermelden dat het een vrij stevig verhaal gaat worden, maar ik vind de verdediging van deze voordracht niet bepaald het hoogtepunt van het rapport. Er zijn gedeeltes van het rapport waar ik nog best positief over ben, maar dat is hier helaas niet het geval. Dus dit gedeelte zal tamelijk fors zijn.
    Hieronder de (bijna) volledige tekst van de voordracht, waar de commentaren van de commissie, van eerdere verdedigers en critici van Steiner en mijn eigen commentaren zijn tussengevoegd. Het zal zich vanzelf wijzen.

    Floris Schreve Says:
    04/04/2009 at 14:38

    Voordat mijn stuk is verscheenen lijkt het mij zinvol om nog een keer een gedeelte van mijn inleiding op het uiteindelijke grote verhaal waarmee ik bezig ben(waar dit stuk en de eerdere bespreking van de Akasha-kroniek en een herziene versie van mijn eerdere Mission bespreking deel van zullen uitmaken) hier weer te geven. Het onderstaande is vooral op Die Mission toegespitst, maar ik heb volgens precis hetzelfde systeem de voordrachten uit Ga 100 en GA 349 berproken. Dus bij deze nogmaals dit geelte van de inleiding:

    De criteria en de categorieën van de Commissie van Baarda

    Ik zal hier de vraagstelling van de commissie weergeven:

    a Bevat de antroposofie een rassenleer?
    b Zijn er in het werk van Rudolf Steiner uitlatingen te vinden die erop duiden dat er sprake is van discriminatie naar ras?
    c Zijn er in de werken van Nederlandse aanhangers van Rudolf Steiner elementen van rassendiscriminatie te vinden?

    De commissie heeft het begrip rassenleer als volgt gedefinieerd: ‘De betekenis van het woord ‘rassenleer’ is van belang. De commissie heeft zich genoodzaakt gezien zelf met een definitie te komen omdat de geraadpleegde bronnen niet eensluidend bleken te zijn. Van Dale’s woordenboek en Oosthoek Encyclopedie geven een etnisch beladen betekenis aan het woord, door te schrijven dat het om het beargumenteren van de vermeende superioriteit van het ene ras ten opzichte van het andere. Kramers woordenboek geeft een ethisch neutrale definitie, namelijk ‘het sterk doen uitkomen van de tegenstellingen tussen rassen’. Reeds in het interimrapport heeft de commissie op blz. 300 gesteld dat het gaat om een ‘schijnbaar wetenschappleijke theorie op grond waarvan de vermeende superioriteit van het ene ras wordt gelegitimeerd ten koste van andere rassen’. Daarmee sluit de commissie aan bij van Dale en de Oosthoek Encyclopedie.
    Het verschil is niet alleen van theoretische lading. Gedurende de zeventiende en achttiende eeuw was het woord min of meer neutraal: er werd mede naar aanleiding van de ontdekkingsreizen-waarbij zeelieden thuiskwamen met spannende verhalen over mensen die er heel anders uitzagen dan in Europa- gezocht naar een verklaring waarom er überhaupt verschillende rassen op aarde te vinden zijn. Gedurende de tweede helft van de achttiende eeuw, de negentiende eeuw en uiteraard de eerste helft van de twintigste eeuw is de tweede betekenis van het woord ontstaan, waarbij discriminatoire en uitgesproken racistische tendensen de boventoon gingen voeren. Wie vervolgens kijkt naar de beschuldigingen die in de periode van ± 1984 tot ± 1996 aan het adres van de antroposofie zijn geuit, ziet dat het woord consequent in de tweede betekenis wordt gebruikt. Bij de beantwoording van de hierboven vermelde vraag of er sprake is van rassenleer in de antroposofie, is de commissie dus uitgegaan van de tweeede, negatieve betekenis’.
    Hier valt veel over te zeggen. De eerste definitie, van dat het ene ras per definitie superieur is aan het andere, is inderdaad de meest directe. Als daar sprake van zou zijn dan zou je de antroposofie rechttoe rechtaan lomp racisme kunnen aanwrijven. Laat ik nu al zeggen dat ik dat niet zonder meer doe, al heeft Steiner een aantal uitspraken gedaan, waarvan een aantal niet eens zijn opgenomen in het rapport (weggelaten dus) die aan dat criterium voldoen. Er zullen er een aantal passeren, zelfs een paar uit de meest belangrijke werken van Steiner die de commissie of over het hoofd heeft gezien, of niet heeft willen behandelen.
    De andere definitie, die van het benadrukken van de ‘verschillen tussen rassen’ (uit Kramers woordenboek), zullen we veel vaker aantreffen. Het is dan ook jammer dat de commissie niet deze definitie heeft gehanteerd. Want al noemt de commissie deze neutraal, het toekennen van verschillende kwaliteiten, dus het opleggen van ‘sjablonen’ op mensenrassen is dat natuurlijk allerminst. Zo zou je kunnen zeggen: het blanke ras is in het denken het meest ontwikkeld, maar mist de diep menselijke en warme kwaliteiten van het zwarte ras. De commissie stelt dit zelfs een keer bijna letterlijk en begeeft zich daarmee in het vaarwater van Hans Teeuwen, maar dan zonder ironie. Dat is net zo goed racistisch, al is de verpakking wat anders. Of je zou kunnen stellen: ‘de indianen zijn een ras geweest met buitengewoon bijzondere kwaliteiten en zij hebben een grote betekenis gehad voor de spirituele missie van de gehele mensheid, maar nu hun taak is vervuld zijn zij gedoemd te verdwijnen. Hun zielen zullen toch incarneren als Europeanen, dus er is niets aan de hand. In de indianen van nu zijn slechts lagere zielen geïncarneerd en het ras zal spoedig verdwijen’. De laatste stelling, soms in de ene dan in de andere vorm, wordt min of meer verdedigd door Rudolf Steiner en keer op keer verkondigd door zijn volgelingen, tot op de dag van vandaag. Of een verhaal van ‘de Joden hebben door de eeuwen heen grote intellectuele prestaties geleverd en zijn sterk in reflecteren. Het Arische ras is echter meer scheppend en komt tot het verrichten van daden’. Ook dit verhaal zullen we op verschillende manieren terugzien.
    Dit zal allemaal duidelijk worden, maar het volstaat hier om te laten zien dat de commissie zich met haar criteria al indekt. En juist in die laatste definitie zittende meeste pijnpunten. Bram Moerland heeft het, zijn brochure ‘Rassenleer met charisma’ (1989) als volgt uitgelegd: ‘Wanneer ben je een racist? Als je iemand uitscheldt voor rotjood? Als je vindt dat Turken terug moeten naar Turkije? Ik zou dat het platvloerse racisme willen noemen. Over de platvloerse racisten, zoals Janmaat en Le Pen maak ik me maar betrekkelijk zorgen. Ik geloof, of hoop althans, dat wij het platvloerse racisme als samenleving wel aankunnen, al was het maar omdat het zo duidelijk herkenbaar is. Het is zichtbaar in zijn platheid. Heel anders wordt het als racisme zich verschuilt achter de banier van iets anders, iets moois, iets waar je als mens warm voor kunt lopen. Racisme met charisma, dat is pas echt gevaarlijk’.
    Los van of ik de antropsofie ‘gevaarlijk’ zou vinden (wat mij betreft eerder lachwekkend en soms reden tot enige ergernis, als ik zie hoe kritiekloos bepaalde volgelingen weglopen met alles wat Steiner heeft gezegd), kan ik me zeker vinden in deze woorden. Plat racisme is inderdaad het verklaren van de superioriteit van het ene ras boven het andere. Maar het racisme dat Moerland noemt, is een meer verkapte vorm van racisme, dat zich verschuilt achter een verheven en zelfs metafysische theorie. Alleszins de moeite waard om juist daarnaar te kijken. De commissie heeft dat tot op zekere hoogte ook gedaan, maar zij hebben nooit de conclusie durven trekken dat er misschien iets mis is met die zogenaamde verheven theoretische onderbouw.
    Wellicht kan ik het bovenstaande het beste illustreren met een pregnant voorbeeld van Edward Said uit zijn werk Culture and Imperialism. Said citeert de door hem zeer bewonderde Britse schrijver Joseph Conrad, iemand die voor zijn tijd een uitzonderlijk scherp oog had voor de schaduwzijden van het imperialisme en kolonialisme, waarvan hij heeft getuigd in zijn beroemde novelle Heart of Darkness (1900). Maar zelfs iemand als Conrad ontkwam niet aan de waan van zijn eigen tijd, blijkens de door Said vaak aangehaalde passage: ‘The conquest of the earth, which mostly means the taking it away from those who have a different complexion or slightly flatter noses than ourselves, is not a pretty thing when you look into it too much. What redeems it is the idea only. An idea at the back of it; not a sentimental pretence but an idea; and an unselfish belief in the idea – something you can set up, and bow down before, and offer a sacrifice to’ . Dit komt enigszins in de buurt van Steiners beruchte passage uit Die Mission einzelner Volksseelen: ‘Wo die große Bewegung der Menschheit in Betracht kommt, da darf keine persönliche Sympathie und kein persönlicher Enthusiasmus mitspielen. Denn nicht darauf kommt es an, sondern darauf, was in den großen Gesetzen des Menschentums bedingt ist’. Alleen gaat Steiner hier nog wel een stukje verder in dan Conrad, zoals we later zullen zien. Bij Steiner is, om met Conrad te spreken het hebben van een iets plattere neus juist geen marginiaal verschil maar een teken aan de wand dat een ras niet bestemd is om over de aarde te heersen. Conrad kent een ras geen allesbepalende waarde toe. Sterker nog Conrad plaatst zijn vraagtekens bij het maken van wezenlijk onderscheid, zie: ‘…which mostly means the taking it away from those who have a different complexion or slightly flatter noses than ourselves, is not a pretty thing when you look into it too much’. Steiner acht het raciale onderscheid wel van groot belang, ook als om leven en dood gaat. ‘Nicht etwa deshalb, weil es den Europäern gefallen hat, ist die indianische Bevölkerung ausgestorben, sondern weil die indianische Bevölkerung die Kräfte erwerben mußte, die sie zum Aussterben führten’, stelt hij in de vierde voordracht van Die mission einzelner Volksseelen. Of zoals aardrijkskundeleraar Maarten Ploeger het stelde (eerder verschenen in ‘Jonas’, later opgenomen in de bundel Antroposofie ter discussie, 1985): ‘Met deze karakteristieken voor ogen kan Steiners uitspraak in de Volkszielen (vrij weergegeven): ‘De indianen moesten uitsterven en de kolonisten waren het uiteindelijke instrument’, in en juist daglicht worden gesteld. Het is allerminst een excuus voor het botvieren van de blanke moordcapaciteit; die schuld hebben wij hoe dan ook op ons geladen (evenmin kan de nog steeds voortgaande uitroeiing van de Amazone-indianen hiermee op welke wijze dan ook aanvaardbaar worden gemaakt). Zoals een ouder mens aan een op zichzelf niet zo dramatische ziekte licht kan bezwijken, zo betekende de confrontatie met de blanke expansiedrift voor de indianen meer dan een reeks ongelijke oorlogen. De indiaanse cultuur had à priori de bevattelijkheid om hieraan te gronde gaan (zie bijvoorbeeld de Wovoka-episode, uitmondend in de ‘zelfdestructie’ onder leiding van Sitting Bull bij Wounded Knee)’. Het aardige is dat andere passages uit dit verhaal van Maarten Ploeger in het van Baarda-rapport instemmend worden geciteerd, ter onderbouwing van de stelling ‘géén sprake van rassenleer’. Dit zal ter sprake komen bij de bespreking van het begrip ‘wortelrassen’, in het inleidende gedeelte van ‘de Akasha-kroniek’.
    De van Baarda commissie komt weer met een ander verhaal over meegebrachte ziektes door de Europeanen, waar de indianen massaal aan bezweken. Kun je meteen weer de vraag stellen of die ziektes een noodzakelijk kwaad waren om Steiners kosmische vonnis te voltrekken. De commissie verwijst naar de gezaghebbende studie van ‘Guns, germs and steel; the fates of human societies’ van J. Diamond, uit 1997. Ik denk alleen niet dat Steiner op de hoogte was van deze recente bevindingen, al was hij helderziend. Het verhaal van die ziektes was in die tijd slechts mondjesmaat bekend in Europa. En je kunt Steiner veel verwijten, maar niet dat hij veel kennis van zaken had wat betreft de indianen, ook dat zal duidelijk worden. Naar alle waarschijnlijkheid heeft hij slechts een beknopt en inmiddels gedateerd academisch handboekje uit die dagen geraadpleegd, maar de feiten zo omgebogen,en mijns inziens zelfs gemanipuleerd, tot ze in zijn kosmische theorie over mensenrassen pasten.
    De commissie heeft overigens Edward Said als bron aangehaald, maar dan vooral om aan te tonen hoe niet uniek Steiner in zijn opvattingen over andere mensenrassen was. Hij zou meevallen als je hem in zijn tijd plaatst, aldus de commissie. Mijns inziens zijn Steiners opvattingen inderdaad goed in de tijd te plaatsen maar echt meevallen doen ze zeker niet. Ook dit zal later aan de orde komen. Overigens is Edward Said helaas in 2003 overleden, maar ik denk dat hij lichtelijk verbaasd zou zijn geweest dat zijn ideeën zouden worden ingezet om Rudolf Steiner van racisme vrij te pleiten.
    Ik zal de woorden van Steiner dus wegen naar beide categorieën, zoals bovenstaand door de commissie zijn aangegeven, maar leg dan wel de zogenaamde indekking van de commissie naast me neer. Ook zal ik er nog een categorie willen toevoegen, die van stereotypering naar ras. Deze is de commissie nadrukkelijk uit de weg gegaan, maar ik denk dat dit essentieel is. Want al beweert Steiner alles te kennen uit bovenzinnelijk waarneming, ik herken in zijn beschrijvingen van zwarten en indianen vooral de overbekende platte clichés, die er in de westerse wereld al lange tijd bestaan. Als je de esoterie wegpoetst blijkt het vaak allemaal nogal banaal te zijn.
    Los van de definities heeft de commissie ook een groot aantal passages beoordeeld en gecategoriseerd. Het is van het belang om op te merken dat de beoordelingscriteria van de commissie juridisch waren. Zij hebben de uitspraken van Steiner getoetst aan de huidige Nederlandse anti-discriminatie wetgeving en het wetboek van strafrecht. De Commissie heeft dit gedaan omdat, naar eigen zeggen ‘dit de enige objectieve meetlat is’ om de omstreden uitspraken te kunnen wegen. Daar heb ik mijn twijfels over. Sinds wanneer worden historische of filosofische vraagstukken of discussiepunten beslecht in de rechtszaal?
    Over de juridische kant zal ik me niet uitspreken, daar acht ik mij niet toe bevoegd (ik ben immers geen jurist). Wel heb ik mijn vraagtekens of het werk van Steiner langs een juridische meetlat zou moeten worden gelegd. Ik vind dit zelfs niet helemaal fair naar Rudolf Steiner, die onmogelijk rekening heeft kunnen houden met het Nederlandse strafrecht van 2000, al was hij dan nog zo ‘geesteswetenschappelijk onderlegd’. Rudolf Steiner staat wat mij betreft niet terecht voor wat hij gezegd of geschreven heeft. Een historische/filologische analyse had mij dus meer gepast geleken. Dat doet aan de ‘objectiviteit’ niets af, mits het goed gebeurt, maar dat geldt vanzelfsprekend ook voor een juridische methode. Bovendien is het strafrecht ook geen statisch gegeven of een soort natuurwet, zeker de laatste jaren is de Nederlandse antidiscriminatie wetgeving, voorzichtig uitgedrukt, nogal in beweging. Maar goed, het leek de bedoeling dat het rapport een bijdrage was tot waarheidsvinding en geen juridische verdedigingswal. Ik zal het dus ook zo behandelen, naar mijn beste kunnen en met gepast respect.
    Dan nu de categorieën die de commissie hanteerde voor de onderzochte uitspraken van Rudolf Steiner, waarin hij zich uitsprak over ‘rassen’ (overgenomen uit de conclusies):

    1 Citaten waarbij de inhoud of formulering van dien aard is dat er, indien ze door een hedendaagse auteur verkondigd zouden worden, sprake is van discriminatie van een zodanige ernst, dat er waarschijnlijk een strafbaar feit zou worden begaan (16 uitspraken, in het totale oeuvre van Steiner, waarvan geen uit Die Mission einzelner Volksseelen)
    2 Citaten waarbij er: hetzij sprake is van een lichte vorm van discriminatie als gevolg van een tijdgebonden en gedateerde woordkeuze, hetzij geen sprake van discriminatie, maar waarbij er gemakkelijk het misverstand kan ontstaan dat er wél sprake is van discriminatie (…) een grondige kennis van de antroposofie is noodzakelijk om het betreffende citaat te kunnen duiden (de commissie rekende 66 citaten tot deze categorie, waarvan 10 citaten uit ‘Die Mission’).
    3. Citaten waarbij geen sprake is van discriminatie (80 citaten die door de commissie zijn onderzocht en beoordeeld, waarvan 20 uit ‘Die Mission’) .

    Het gaat dus om dertig citaten uit Die Mission. Laten wij deze citaten in de oorspronkelijke context. Het grootste gedeelte zal langskomen in de hier weergeven tekst van de vierde en de zesde voordracht. De citaten uit de vijfde voordracht zal ik later behandelen (zie ook een vorige bijdrage , waarin ik kort op citaat 107 ben ingegaan). Verder zullen er nog wat citaten afvallen die buiten de hier te bespreken voordrachten vallen. Deze staan allemaal in de derde categorie. Het gaat nu om de besproken citaten uit de vierde en de zesde voordracht, die door de commissie tot de tweede categorie worden gerekend en tot de derde. De nummering van de Commissie zal ik in de tekst weergeven. Bijvoorbeeld, stel dat citaat nummer 7 passeert dan staat er aan het begin (cit. 7), dan de vet weergegeven tekst van het citaat en aan het eind (einde citaat 7). Mocht citaat 7 door de commissie tot bijvoorbeeld de derde categorie worden gerekend dan zal er aan het begin staan (cit. 7, cat. 3). Iedereen kan de op die manier de te bespreken citaten in de oorspronkelijke tekst terugvinden. Overigens verloopt de nummering van de van Baarda-commissie chronologisch. Deze begint in het geval van Die Mission bij citaat 94 en eindigt bij citaat 118, met uitzondering van de citaten 9, 25, 165, 206 en 207, die ook uit Die Mission afkomstig zijn, maar de laatsten zullen niet relevant zijn voor deze bespreking ( 106 laat ik zitten en het ‘ontlastende citaat 107’ uit de vijfde voordracht zal aan bod komen, wanneer de algemene inleiding op Die Mission uit het rapport besproken wordt). Er zullen dus 23 citaten uit de vierde en de zesde voordracht passeren die de Commissie of tot de tweede categorie heeft gerekend (ogenschijnlijk sprake van discriminatie, maar uitsluitend te begrijpen in de context van de antroposofie als geheel, in totaal 10 citaten) of tot de derde categorie (geen sprake van discriminatie, in totaal 13 citaten). De tekst tussen de citaten zijn in deze weergave zichtbaar, dus mocht er in de leemtes tussen de citaten nog wat interessants staan zal dat worden meegewogen.
    Dit systeem lijkt nu nog wat ingewikkeld. Er zal echter blijken dat dit een veel praktischer en bovendien een veel inzichtelijker weergave is dan hoe de Commissie van Baarda deze passages in haar rapport heeft besproken. Zij hebben (grotendeels) alle passages over zwarte Afrikanen, Aziaten, Europeanen, enz. thematisch gerangschikt, niet in de oorspronkelijke samenhang van het betoog. Ik zal de chronologie van Steiners tekst intact laten, waardoor het verloop van het betoog en daarmee de context van een enkel citaat veel duidelijker wordt dan wanneer je die naar thematiek isoleert. Bovendien wordt dan ook duidelijk welke passages de commissie heeft laten liggen, of wat de leemtes zijn tussen de verschillende passages. De thematische bespreking van de van Baarda-commissie zal daarna aan de orde komen. Het zal zich vanzelf wijzen als we ermee aan het werk gaan.

    noten:

    Eindrapport, p. 14
    Idem, p. 379
    Moerland, p. 22
    Edward W. Said, Culture and Imperialism, Chatto and Windus, 1993 (inleidend motto)
    Rudolf Steiner, Die Mission einzelner Volksseelen in zusammenhange mit der Nordisch Germanische Mythologie, Vortragzyklus gehalten in Christiania (Oslo), 1910, Nachlassverwaltung Dornach, 1950 (op internet: http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_121.htm) p. 86
    Idem, p. 81
    In Antroposofie ter discussie (Jelle van der Meulen ea, red.), Uitgeverij Vrij Geestesleven, Zeist, 1985, pp. 43-44. Ik heb deze passage in een eerder verband besproken. Mijn commentaar luidde als volgt: ‘Wellicht is het zinvol om een paar foto’s te tonen van de dode lichamen die na de slachting op karren naar het massagraf werden gereden (zie link http://hoist.hrtc.net/~wbt/woundedknee.htm ), overigens geheel ten overvloede, de foto’s zijn schokkend. Maar misschien dat het dan wat minder een abstractie wordt waar de heren Ploeger en Wiechert vrijblijvend hun semi-wijsheidjes over menen te moeten spuien. Wat de Belgische antroposofen van de Brug met de Holocaust hebben, hebben sommige Nederlandse antroposofen met Wounded Knee. Verder blundert Ploeger al in het vermelden van de juiste feiten (het was niet onder leiding van Sitting Bull, want die was daarvoor al vermoord), laat staan dat hij dan in staat zou kunnen zijn om de ‘kosmische noodzaak’ van ‘Wounded Knee’ uit de doeken te doen. Er was ook geen sprake van zelfdestructie, want de kogels kwamen uit twee Hotchkiss kanonnen, op bevel van Kolonel James W. Forsyth opgesteld op de heuvel boven de vallei, waar een ongewapende menigte van tussen de driehonderd en driehonderdvijftig Minneconjou Lakota werd uitgemoord, zonder aanzien des persoons, op 29 december 1890 (feiten zijn toch belangrijk, al lijkt meneer Ploeger daar niet zoveel om te geven. Die zoekt het meer in de ‘grote lijnen’ en de achterliggende ‘wetmatigheden’). Stamhoofd Big Foot, want die was het, dus niet Sitting Bull, leed op dat moment aan een zware longontsteking en was eigenlijk doodziek. Berucht is de foto van zijn door de strenge vorst bevroren lichaam, in een verwrongen houding in de sneeuw. Ik zou wellicht wat literatuur en andere bronnen kunnen aanraden over de toedracht en de achtergronden van deze massaslachting, maar het lijkt mij het beste en ook wel zo kies als bepaalde Nederlandse antroposofen voortaan hun mond houden over de kwestie Wounded Knee. Dan gebeuren er tenminste geen ongelukken’. Tot zover mijn commentaar. Overigens is de meest aangrijpende bron nog altijd het beroemde ‘Bury my heart at Wounded Knee’ van Dee Brown uit 1972. Dat is nog altijd met recht een standaardwerk.
    Steiner heeft overduidelijk gebruik gemaakt van Dr. Ludwig Kuhlenbeck, Der Occultismus der Nordamerikanischen Iindianer, Wilhelm Friedrich Verlag, Leipzig, 1886. Dit is overigens niet mijn vondst maar was de suggestie van Ton Majoor op racisme-debat en anderen, oa van iemand die mij dit boekje zelfs heeft getipt zodat ik het kon raadplegen. Ik ben die persoon uiteraard zeer erkentelijk. Overigens een saillant detail; Steiner moet zeker op de hoogte zijn geweest van de feiten rond Wounded Knee. Die staan in dat boekje allemaal correct vermeld. Bepaalde hedendaagse Nederlandse antroposofen hebben het daar in dit opzicht wat moeilijker mee (zie de opmerkingen van Maarten Ploeger en noot 20).
    Idem, p. 675
    Zie voor mijn eigen bespreking van alle omstreden passages uit Die Mission einzelner Volksseelen (in eerste instantie verschenen als forum berichten in racisme-debat, vanaf http://antroposofie.wordpress.com/2008/10/30/racismedebat/#comment-526, later samengevoegd tot een document): http://www.antroposofia.be/steinerscholen/Onderzoek/rassenleer.pdf
    Ik heb deze methode van vet weergegeven passages in een lange lap originele tekst enigszins afgekeken van Walter Heijder. Hij heeft in Rudolf Steiner versus nationaal socialisme, Den Haag 1997, p. 11, gepoogd om op die manier aan te tonen dat Toos Jeurissen en Bram Moerland op een tendentieuze manier citaten verdraaiden. Vervolgens heb ik weer aangetoond dat Walter Heijder eigenlijk degene was die trucjes toepaste. Hij nam een algemene opmerking van Steiner die terugsloeg op zijn visie op de rassenontwikkeling en drukte de voorgaande allinea’s af, maar net niet de passages nadat Steiner specifiek op het ‘uitsterven van de indianen’ was ingegaan. Zo ontstond de indruk dat Steiner een lange tekst had geschreven die helemaal niet over de indianen ging en dat Bram Moerland (en daarna Toos Jeurissen, die zich op Moerland baseerde) de boel spreekwoordelijk had ‘geflest’, middels de opmerking: ‘Hoe ziet Rudolf Steiner de voorzienigheid? Hij wijdt daar in zijn boek ‘De Volkszielen’ een lange passage aan. Ten eerste waarschuwt hij ons ervoor dat, als we de kosmische betekenis van de indianen willen begrijpen, wij geen persoonlijke sympathie of persoonlijk enthousiasme moeten laten meespelen, want daar komt het niet op aan. Het komt slechts aan wat besloten ligt in de grote wetmatigheden van het mensdom. Wie zich tegen het noodzakelijke zou uitspreken, zou niets bereiken. Zich daartegen uitspreken betekent dat er hindernissen worden opgesteld’. (Heijder p. 11, geciteerd uit Moerland pp. 18-19, die hier overigens overduidelijk niet citeerde, maar parafraseerde, dus ook die kritiek van Heijder was onterecht). Maar de beruchte bovenstaande passages, wat mij betreft zo’n beetje de ernstigste passages uit het gehele oeuvre van Steiner (cit. 99 t/m 104) waren door Heijder net ‘weggeknipt’. Leuk bedacht, maar wellicht werkt het alleen voor degenen die het origineel niet gelezen hebben. Iedereen die de originele tekst van Die Mission heeft gelezen zou dit hebben doorzien. Ik geef dus twee volledige voordrachten weer, waaruit niets is weggelaten en geef in die tekst de citaten van de Commissie van Baarda met weer. De inleiding van Heijders publicatie is overigens hier te lezen: http://www.geocities.com/johngrail2002/Nationaal-socialisme.html?1013279934470
    Mijn bespreking van deze tekst van Heijder, waarin ik alles gedetailleerd uitleg is hier te lezen: http://florisschreve.blog-s.nl/2008/10/14/antroposofie-ii-een-repliek/ Voor degenen die precies willen weten welke uitsnede Heijder gebruikte (uit de vierde voordracht, op de pagina’s hierna terug te vinden), deze ging van ‘Dies hängt alles mit dem geistigen Gang der Entwickelung zusammen…’, tot ‘Wenn man den Boden, auf dem man steht, erkennt bis zur Insel- und Halbinselbildung, dann wird man fühlen, welche Empfindung einen überkommen muß, wenn man im Sinne der Menschheitsentwickelung wirken will’, dus van precies vijf alinea’s na citaat 104, tot het begin van citaat 105. Een lang stuk ‘onschuldige’ tekst waarvan ook de van Baarda-commissie het niet nodig vond om iets op te nemen, al slaat die opmerking over de wetmatigheden wel degelijk terug op de bovenstaand uiteen gezette rassentheorieën, waaronder de meest drastische, nl. het droeve lot van de indianen. Overigens is Jeurissen er wel vanuit gegaan dat Moerland letterlijk citeerde, ‘Uit de Vrije School geklapt’, p. 18 (http://www.antroposofia.be/wordpress/uit-de-vrije-school-geklapt.pdf )

    Floris Schreve Says:
    04/04/2009 at 15:33

    En hier is mijn bespreking van GA 100, 7e voordracht en GA 349, derde voordracht:

    http://antroposofia.be/steinerscholen/Onderzoek/rassenleer-antroposofie.pdf

    Floris Schreve Says:
    06/04/2009 at 14:50

    Maar goed, ben benieuwd of iemand hier iets op wil zeggen.

    Floris Schreve Says:
    06/04/2009 at 19:04

    Ik zal verder nog mijn tanden zetten in hoe de commissie Die Mission heeft beoordeeld. Dat zou ik al lang geleden doen, maar ik ben nu een eind op weg. Ben ook op iets heel pijnlijks gestuit in het rapport. Ik begrijp niet dat ik er eerder overheen heb gelezen, maar ik was wellicht toen wellicht wat sterk gefocussed op het eigenlijke onderwerp: het tijdstip wanneer volgens Rudolf Steiner de rasverschillen zullen worden opgeheven. Daar is hij zelf niet helemaal eenduidig over en daar wordt ook nogal wat aandacht aan besteed in het rapport (in Die Mission zegt hij overigens gewoon dat het vanaf nu zo’n beetje gebeurt en dat pas in de hele verre toekomst er geen reden meer is om van rasverschillen te spreken). Maar wat doet de commissie? Om aan te tonen dat de rasverschillen worden opgeheven komen ze met een wel heel pijnlijk citaat. Ik zal het later allemaal letterlijk weergeven, maar Steiner zegt dat alle rasverschillen zullen worden opgeheven op een uitzondering na. Dat zijn de joden. Zij moeten wachten tot de wederkomst van Christus. En waarom? Omdat een zekere Ahasverus ooit Jezus heeft afgewezen en nu veroordeeld is tot het zijn van de wandelende jood (het gegeven van de Vliegende Hollander is darvan afgeleid en Wagner heeft er zelfs nog een opera over gemaakt). Ahasverus is daarmee ook de ‘eeuwige jood’ geworden, der ewige Jude. En id dat was ook de titel van een propagandafilm van de nazi’s (heb hem jaren geleden zelfs een keer gezien). Dit gaat uit van precies dezelfde gedachtegang.
    Nogmaals, ik ga Steiner geen structureel antisemitisme aanwrijven (dat ligt bij Steiner buitengewoon genuanceerd), maar die passgae over de ewige Jude had ruimschoots bij de citaten in de eerste categorie gehoord. Daar staat ook de passgae in over het jodendom dat zichzelf overleefd zou hebben. Daar hoort dit ruimschoots bij, zeker omdat Steiner letterlijk spreekt van der ewige Jude. Dat Steiner onmogelijk op de hoogte kon zijn geweest dat er later iets als de holocaust zou gebeuren zou je als een verzachtende omstandigheid kunnen opvoeren (heb ik altijd gedaan itt de commissie, die ik zelfs te streng vond inzake de passage van het bestaansrecht van het jodendom). Maar als je daar zo streng ovcer bent, wat moet je dan met de ewige Jude? Dat is, gezien de historische beladenheid misschien nog wel erger.
    Maar goed, diit verhaal zal nog uitgebreid worden toegelicht. Ik zal dit zorgvuldig en met gepaste terughoudendheid behandelen en ik zal er niet meer conclusies aan verbinden dan nodig, maar ik vind het wel een flater van jewelste van de commissie. Hoe bedenk kje het: Kijk maar, alle rassen worden opgeheven, behalve….enz. Dit is natuurlijk de grootste inkopper voor iedereen die de antroposofie NS elementen in de schoenen wil schuiven. Maar uitvoerige toelichting volgt.

    Floris Schreve Says:
    06/04/2009 at 22:04

    hier nog een hele korte toelichting op de Ahasverus mythe, die Steiner blijkbaar ook in zijn visie verwerkt heeft: http://nl.wikipedia.org/wiki/Ahasverus_(wandelende_Jood)

    Het bewuste citaat is verder (afkomstig uit GA 100, waarvan ik eerder de zevende lezing besprak-Steiner had toen wel zijn moment):

    ‘Und diejenigen, die so recht am Alltäglichen haften, die sich nicht verbinden wollen mit dem, war der Zukunft entgegengeht, werden mit der Rasse verschmelzen. Es gibt solche Menschen, die bei dem bleiben wollen, was althergebracht ist, die nichts wissen wollen von dem, was weiterschreiten heißt; die nicht hören wollen auf solche, die über die Rasse hinüberführen zu immer neuen Gestaltungen der Menschheit.
    Die Mythe hat in wunderbarer Weise diese Tendenz erhalten. Nichts besser könnte sie das darstellen, als indem sie auf einen der Größten hinweist, der das Wort ausgesprochen hat: ‘Wer nicht verlässt Vater und Muter, Weib und Kind, Bruder und Schwester, der kann nicht mein Jünger sein’ (mijn favoriete passage uit Mattheus, vooral voor Christelijke politici die het gezin als hoeksteen van de samenleving zien, maar dat terzijde), und dagegen das Traurige in einem Menschen darstellt, der da sagt: Ich will nichts von einem solchen Füher wissen! – und ihn zurückstößt. Wie könnte man das klarer ausdrücken als in dem Bilde dessen, der den Füher von sich weist, und der nicht aufzusteigen vermag! Das ist die Sage von Ahasver, dem ewigen Juden, der da saß und den größten Führer, den Christus Jesus von sich stieß, nichts wissen wollte von der Entwickelung, und deshalb bei seiner Rasse bleiben muß, immer wiederkehren muß in seiner Rasse. Da sind solche Mythen, die der Menschheit zum ewigen Gedächtnis gegeben sind, damit sind sie weiß um was es handelt’.

    Gelieve het woord Füher niet mis te verstaan. Steiner bedoelt hier Jezus mee. Misschien overbodig, maar ik wil dat toch even vermelden, gezien het verdere onderwerp. Dus gaarne niet die verbinding leggen.

    Floris Schreve Says:
    06/04/2009 at 22:15

    Al komt deze passgae kennelijk uit Johannes, gezien het bovenstaande. Wellicht staat het in beide evangeliëen. Maar goed, dat heeft maar heel zijdelings met dit onderwerp te maken (GA 100 is nl ‘Das Johannes Evangelium’)

    Floris Schreve Says:
    08/04/2009 at 16:52

    Wat betreft de behandeling van Die Mision einzelner Volksseelen in het rapport; het is interessant om te zien hoe het rapport die twee voordrachten in separate stukje heeft geknipt. Er bestaat een algemene introductie op de cyclus. Die heb ik inmiddels besprojken en die zal hier ook wel snel kunnen verschijnen. Deze is echter zeer algemeen en draait voortdurend om de hete brij heen.
    De citaten uit vier en zes zijn een keer allemaal bij elkaar gezet. De commissie geeft daar echter nauwelijks toelichting en verwijst voortdurend naar andere plaatsten in het rapport. Ook als je die verwijzingen volgt word vaak weer doorverwezen naar weer een andere plaats. Dus voor een geïnteresseerde lezer, die wil weten wat het rapport over deze twee voordrachten te melden heeft is het voordurend bladeren van de ene verwijzing naar de andere. Dat maakt dat de spoeling op die manier wel erg dun wordt en er geen samenhangend beeld meer is.
    Ik heb inmiddels een samenhangend verhaal over beide voordrachten geschreven (althans ik heb ze integraal besproken, of het samenhangend is laat ik maar over aan de lezer ). Wat ik dus verder ga doen is al die losse brokjes uit het rapport bij elkaar vegen en daar een samenhangend geheel van te maken. Dan komt er wel degelijk een beeld naarboven. En dat is dat men er idd voor is teruggeschrokken om de deze twee lezingen als een geïntegreerde visie te presenteren. Maar als de commissie dat gedaan zou hebben, zou ook de hoofdconclusie ‘géén sprake van…enz.’ niet houdbaar zijn geweest. Dat is wat ik er in grote lijnen uit heb kunnen halen. Maar ik zal dit allemaal duidelijk presenteren. Er zullen wel degelijk uitwijdingen zijn (maar dat is onvermijdelijk, omdat de commissie dit zelf helemaal doet), maar de structuur van 4 en 6 zal ik intact laten en daarlangs de afwegingen van de commissie leggen.

    Floris Schreve Says:
    08/04/2009 at 17:33

    Om nog iets alvast te verklappen. De bespreking in het rapport van de ‘kenmerken’ van het zwarte, het Aziatische en het Europese ras, zoals uiteengezet door Steiner in die Mission zijn tamelijk oppervlakkig en nietszeggend. Of er wordt gewoon een korte beschrijving gegeven, zonder er conclusies aan te verbinden of dat er verbanden worden gelegd met andere werken (het ‘koken’ van de Ethiopiers in de zesde voordracht en het ‘koken van de neger’ in ‘Vom leben des Menschen’ is bijv. een interessante verbinding die in het rapport niet wordt gelegd). Eigenlijk zijn er naar aanleiding van Die Mission maar drie grote issues te destilleren, waar veel aandacht aan wordt besteedt, verspeid over diverse delen van het rapport. Dat zijn:

    1. het ontstaan en vergaan van de verschillende rassen (zal ook van mij veel aandacht krijgen, vooral het ‘wanneer’)
    2. Vreemd genoeg, de positie van de Joden/Semieten (de commissie spreekt geheel terecht van joden én Arabieren). Al besteedt Steiner in Die Mission weinig aandacht aan dit ‘ras’ (alleen in de zesde voordracht, al zegt hij daar wel opmerkelijke dingen over de verbintenis van Jahwe met de maan), maar in het rapport wordt daar ruime aandacht aan besteed. De opmerkingen uit de zesde voordracht worden ook in verband gebracht met andere werken, dus dat is alleszins de moeite waard om daar ook veel aandacht aan te besteden. Het bovenstaand al genoemde punt van ‘der ewige Jude’ is al opzienbarend. Ik had het vantevoren ook niet verwacht en het kwam voor mij als een volslagen verrassing. Maar er valt veel meer over te zeggen en dan niet alleen in die sfeer. En nogmaals, ik ken de gevoeligheden, dus ik zal daar genuanceerd mee omgaan.
    3. De indianen. Daar staat veel over in het rapport. Het rapport brengt Steiners inzichten in verband met hedendaagse wetenschappelijke inzichten over hoe Europese ziektes een belangrijke factor zijn geweest in de decimering van de oorspronkelijke bewoners van Amerika. (dus niet alleen volkerenmoord). Wat de commissie zegt is overigens zeker niet onwaar, alleen geloof ik niet dat Steiner het ergens over die ziektes heeft gehad. De commissie kan dan wel komen met de antrpoposofische kijk op ziek zijn (is niet louter een fysieke aangelegenheid). Maar net alsof dat ook zou gelden voor de epidemieën die de indianen hebben getroffen. Dat lijkt mij niet ontlastend, sterker nog dat lijkt me vooral belastend voor de antroposofische kijk op ziekte en gezondheid. Ik dacht niet dat de antroposofische geneeskusnt erg besmet was door raciale diagnoses. Laten we dat maar zo houden.
    Maar voor haar inzichten over de ziektes uit Europa, waar de indianen massaal slachtoffer van zijn geworden, heeft de commissie gebruik gemaakt van het gezaghebbende boek van Jared Diamond. Voor mijn bespreking ben ik dat ook aan het raadplegen. Een goed en interessant werk is dat zeker (zal ook nog verwijzen naar een tweede studie, die wat later is verschenen, het werk van Charles Mann, waarin veelal hetzelfde wordt beschreven). Maar het lijkt me vooralsnog onwaarschijnlijk dat er een rechtvaardiging voor Steiners kijk op de indianen te vinden is bij zowel Mann (dat weet ik zeker) als Diamond (daar begint het ook op te lijken).
    Het zal nog even duren voor het af is. Maar tzt zal hier weer het eea verschijnen.

  19. Voor wie trouwens de volledige tekst van de arbeiderslezing wil raadplegen (ik heb in mijn bespreking vrijwel de complete tekst verwerkt), deze blijkt toch online te staan (zonder beeldmateriaal, maar de afbeeldingen staan wel weer allemaal in mijn bespreking). De voordracht Farbe und Menschenrassen uit Vom Leben des Menschen is te raadplegen op: http://www.anthroposophieonline.net/index.php?option=com_content&view=article&id=3709:dritter-vortrag-dornach-3-maerz-1923&catid=247:ga-349-vom-lebens-des-menschen-und-erde-&Itemid=19
    Iedereen zou dan zelf de complete tekst kunnen nagaan. Ik heb het idee, na een oppervlakkige blik erop te hebben geworpen, dat de tekst compleet is. Dus aanrader voor iedereen die de tekst wil raadplegen die door de van VBaarda-commissie nog het strengst is beoordeeld.

  20. Zal verder ook nog wat aandacht besteden aan Dieter Brülls nieuwe reactionairen. Ook daar is een bijdrage over in de maak. Hier alvast iets aardigs:

    ‘Wie von Gleichs boeken leest wordt getroffen, met welke warmte hij de bijdragen van oa de Arabieren, Chinezen, Joden, tot de ontwikkeling van onze beschaving beschrijft’ De Nieuwe Reactionairen, Driegonaal Extra Editie, p. 24

    Bloemlezing von Gleich:

    over de Arabieren:

    ‘Terwijl bij de Israëlieten de oude droom-helderziendheid veranderde in een diepgelovig of geïnspireerd denkvermogen, dat van God kon getuigen, verhardde dit denkvermogen bij de Ismaëlieten-Arabieren van de woestijn dusdanig, dat de kiem werd gelegd tot een vorm van intelligentie, die de geest ontekent en aldus het goddelijke ‘bespot’. Vandaar dat later het Mohammedaanse monotheïsme op een dode kopie van het Israëlitische monotheïsme lijkt, hoewel ook de Wet door Mozes op de Sinaïberg werd geopenbaard. Allah is de schaduw van Jehovah!’

    Over de Chinezen en de Joden:

    ‘De oorsprong van zowel Indogermanen als Semieten moet worden gezocht bij dat deel van het Atlantische wortelras, dat ooit het Noordwesteuropese deel van Atlantis bewoonde, tot aan het Hyperboreërgebied, en dat naar Binnen-Azië werd geleid. Deze volksgroep mag ‘Noah’ genoemd worden, voorzover ze de zondvloed overleefd heeft. Uit deze Noah, de kiem van de Eurazisch-Arische mensheid stamt Japhet af, het Indogermanendom. Sem of het Semietendom ontsprong weliswaar uit dezelfde kiem, maar vormde een aparte vertakking. In het Semietendom werkt namelijk het Toeraanse element verder* . De geesteswetenschap heeft vastgesteld dat op een bepaald moment de Noord-Atlantische volkerstroom samengekomen is met de zuidelijke stroom van Toeraniërs die alover Afrika Atlantis verlieten. Het Semietendom ontstond als een eigenaardige mengeling. “Alles wat bij de Toeraniërs decadent was, werkte eliminerend en omvormend bij het Hebreeuwse volk.” (Rudolf Steiner legt uit in het “Mattheus-Evangelie” dat de oude Atlantische helderziendheid bij de Hebreeuwen zich niet manifesteerde in een lager astraal helderzien, maar naar binnen sloeg en het innerlijk leven organiseerde – fdw). Sem is de pre-Ariërkiem die met de Noord-Aziatische, Toeraans-Mongoolse wereldstroming verbonden werd. Daardoor is Sem tegelijk datgene wat van het pre-Arische element, vooral in het Chinezendom verder leefde, hoewel daar het Mongoolse element sterker en doorslaggevender is geworden. Tenslotte is Sem het Semietendom van de latere tijd waarin het Eurazisch-Arisch element het Toeraanse element in de positieve zin heeft omgewerkt – dit in tegenstelling tot het Chinezendom.
    Hieruit resulteert een zeer bijzondere polariteit tussen Semietendom en het Mongools-Toeraans Chinezendom. Het zijn twee verwante, maar polair tegengesteld-verwante elementen ! In deze beide volkergroepen, sterk in het bloed georganiseerd, werken naast de algemeen menselijke zonnekrachten vooral de Marskrachten der Toeraniërs. Maar bij de Mongolen overweldigen deze de zonnewerkingen, bij de Semieten is het omgekeerde het geval. Toch zijn beide rassen zeer oorlogszuchtig.’ (…)

    ‘Semieten en Chinezen zijn volkeren die enerzijds het rekenen en alle wiskunde, en anderzijds het geldwezen en alle handelsactiviteiten misschien wel het volmaakst beheersen !’

    Dit is dus de warmte waardoor wij volgens Brüll getroffen zouden moeten worden. Nogmaals ik heb niet de indruk dat de Dieter Brüll adepten die hier hebben gereageerd enig idee hadden waar Brüll het over had. Want het bovenstaande heeft niet met warmte te maken. Wel is het onversneden racisme en antisemitisme, far beyond Steiner.Dus ik denk dat de belangrijkste poot onder Brülls roemruchte Nieuwe Reactionairen definitief is weggezaagd.

  21. Maar even het volledige stukje (nog in een te publiceren bijdrage). Want op zich is het interessant dat er parallellen bestaan tussen antisemitisme en islamofobie. Klinkt vreemd, want in het huidige debat en door het Israërlisch/Palestijnse conclict lijken die twee zaken tegenwoordig tegenover elkaar te staan. Maar dat was oorspronkelijk niet zo. Ik zal hier een aardig voorbeeld laten zien (mijn bijdrage over von Gleich wat uitgebreider):

    ‘Een stukje cultuurpessimisme van Sigismund vonn Gleich: ‘Met diepe zorg in het hart vragen velen van ons zich af: hoeveel verschrikkingen zal de mensheid nog moeten doormaken voordat het jaar 2000 is aangebroken? En steeds meer mensen voelen of beseffen, dat juist deze laatste jaren van de eeuw een beslissend tijdvak voor de lotgevallen van de mensheid zullen worden. Meestal hebben wij echter hierbij meer de uiterlijke kant van het wereldgebeuren op het oog. Wij vrezen bijvoorbeeld het uitbreken van de derde wereldoorlog, revoluties, concentratiekampen, massa-afslachtingen, atoombommen, en ook wel hongersnoden of epidemieën, maar veel minder de geestelijke ineenstorting of de morele verwording. Sommigen denken misschien ook aan de mogelijkheid van onverwachte grote natuurcatastrofes. De harde beproevingen die de mensheid inderdaad tegemoet gaat en die in 2000 een eerste climax zullen hebben bereikt, zijn evenwel van morele en geestelijke aard. Zij houden verband met de zich reeds voltrekkende, maar rampzalige geremde of verstoorde, veranderingen in de zielegesteldheid en geestelijke geaardheid van de mensen, namelijk de overgang van het cerebrale, stoffelijke bewustzijn naar het geïnspireerde geest besef van de aanstaande toekomst’.
    Het is natuurlijk allemaal vreselijk, vooral dat vooral die ‘morele verwording’, maar het is wel aardig om dit uit de mond te horen van iemand die vindt dat de Joden de aardedonkerte induiken en de Chinezen zich hullen in een Luciferisch licht. Het lijkt mij niet dat racisme de oplossing is voor al die gruwelijke decadentie van vandaag, om het maar voorzichtig uit te drukken, zeker niet voor die vermeende morele verwording. Want het bloed kruipt waar het niet gaan kan en Sigismund von Gleich kan het ook hier niet laten, alleen zijn nu die andere Semieten, de Arabieren aan de beurt: ‘Terwijl bij de Israëlieten de oude droom-helderziendheid veranderde in een diepgelovig of geïnspireerd denkvermogen, dat van God kon getuigen (na WO II kon hij dat van die Joden in de aardedonkerte natuurlijk niet meer zeggen, alhoewel de Brug er nog steeds geen moeite mee heeft om die woorden aan te halen, maar daar is het ook de Brug voor, FS), verhardde dit denkvermogen bij de Ismaëlieten-Arabieren van de woestijn dusdanig, dat de kiem werd gelegd tot een vorm van intelligentie, die de geest ontekent en aldus het goddelijke ‘bespot’. Vandaar dat later het Mohammedaanse monotheïsme op een dode kopie van het Israëlitische monotheïsme lijkt, hoewel ook de Wet door Mozes op de Sinaïberg werd geopenbaard. Allah is de schaduw van Jehovah!’
    Hoewel de na-oorlogse von Gleich nu niet meer zijn pijlen zozeer op de Joden richt, is hij nog net zo verschrikkelijk. Waarom vond Dieter Brüll het zo belangrijk om dit te verdedigen (en vervolgens alle Brüll apologeten die niet eens doorhebben wat Brüll verdedigde)? Want dit is echt ranzig en obscuur cultuurpessimisme, in een wel heel naargeestige gedaante. Kolfje naar de hand van Edward Said. Zomaar een passage uit Orientalism (Said citeert hier de door hem zeer bekritiseerde arabist HAR Gibb, overigens tegenwoordig als ‘bijzonder passé beschouwd’) : ‘It is true that there have been great philosophers among the Muslim peoples and that some of them were Arabs, but they were rare exceptions. The Arab mind, whether in relation to the outer world or in relation to the processes of thought, cannot throw off its intense feeling for the separateness and the individuality of concrete events. I believe, one of the main factors lying behind that ‘lack of a sense of law’, which Professor Macdonald regarded as the characteristic difference in the Oriental. It is this, too, which explains –what is so difficult for the Western student to grasp (until it is explained to him by the orientalists)- the aversion of the Muslims from the thought processes of rationalism. The rejection of rationalist modes of thought and the utilitarian ethic which is inseparable from them as its roots, therefore, not in the so-called ‘obscurantism’ of the Muslim theologians but in the atomism and directness of the Arab imagination’. En dan is von Gleich nog erger dan Gibb, alhoewel von Gleich weer wel het intellect van de Arabieren beschrijft. Dit doet hij echter op de volgende manier (direct nadat hij heeft gezegd dat Allah de schaduw van Jehovah is, met triomfantelijk uitroepteken): ‘Wat een treffend beeld (zegt von Gleich over zijn eigen vondst, FS) voor een uitgedroogde, onvruchtbaar geworden kracht van het intellect, – de woestijn, waarin al het levende is afgestorven. Ook de hedendaagse natuurbeschouwing lijkt op een woestijn, waarin niets meer te bespeuren valt van groeiende levenskrachten: alom niets dan een dood mechanisme van atomen’ (hoe Ahrimanisch, die hedendaagse wetenschap, FS). Overigens is het in dit verband wel aardigf om een opmerking van Dieter Brüll aan te halen over deze Sigismund von Gleich: ‘Wie von Gleichs boeken leest wordt getroffen, met welke warmte hij de bijdragen van (o.a.) Arabieren, Chinezen, Joden, tot de ontwikkeling van onze beschaving beschrijft’ . Allah is de duistere slagschaduw van Jehovah! Het is maar wat je onder warmte verstaat.
    Het interessante is dat von Gleich zijn antisemitisme na de Tweede Wereldoorlog heeft ingeruild voor islamofobie, of op zijn minst voor ‘Oriëntalisme’ naar de definities van Edward Said. Tegenwoordig wordt dit vaak als bijna tegengesteld gezien, wat natuurlijk alles te maken heeft met het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Oorspronkelijk was dit zeker niet zo; antisemitisme en oriëntalisme gingen vaak hand in hand. Zeker in het geval van von Gleich, die klaagt over het ‘dorre’ en ‘onvruchtbare intellect’ van de Arabieren is feitelijk hetzelfde als de clichés die er veelal over Joden bestonden. Zie wederom het voorbeeld van hoe de Nederlandse antroposoof John van Schaik Steiners kijk op het Jodendom uiteen zette. Ik citeer uit het artikel ‘Kosmisch racisme’ van Jan Willem de Groot: ‘Ook de joden krijgen in de antroposofie een hemellichaam toebedeeld, in hun geval de maan. De antroposofische visie op de verbindingen tussen het jodendom en de maan vinden we kernachtig verwoord in een interview met de antroposoof John van Schaik in het antroposofische tijdschrift Jonas van 27 mei 1994. Van Schaik zegt hier over Steiners visie op de joden het volgende: ‘(…) Ook Steiner maakt verschil. Hij zegt dat de god in het Oude Testament nog werkt vanuit de maansfeer en de God in het Nieuwe Testament vanuit zonnekracht. Vanuit de maansfeer geeft Jahweh leiding aan het joodse volk. De maan spiegelt, werkt op het spiegelende bewustzijn. Het reflecteert op iets. Het joodse volk ontwikkelde een reflecterend, sterk intellectueel bewustzijn.’ Elders in zijn werk spreekt Steiner in dit opzicht over de van Atlantis afkomstige ‘oersemieten’ die het denken zouden hebben uitgevonden. De verbinding jodendom-rationalisme die hier door de antroposofie gelegd wordt, kenmerkte eveneens het antisemitische denken in Duitsland. De veronderstelling van de joden als een ‘volk zonder wortels’, dat met zijn intellectuele reflectie de vertrouwde levenspatronen vernietigt en op deze wijze de wegbereider van de moderniteit wordt, was wijd verbreid in het antisemitische kamp. De Duitse filosoof Ludwig Klages (1872-1956), die een antisemitisch geïnspireerde “Lebensphilosophie” verkondigde waarin de intuïtie boven de -rationele- reflectie werd gesteld, sprak in dit opzicht over het “molochitisch-zersetzende Verstand” van de joden,” die met hun rationalisme iedere synthetische en organische entiteit tot ontbinding brengen en daarmee het leven zelf doden’. Dit alles is bij von Gleich zeer herkenbaar, zij het dat wat vooroorlogs Joods was, nu met de islam of de Arabieren wordt geassocieerd’.

  22. Toch nog een leuke quote. Bij het bestuderen van het artikel van Lorenzo Ravagli kwam ik een pakkende zin van Steiner tegen:

    ‘Die anthroposophische Bewegung muß die Rassenunterschiede überwinden’

    GA 117, Die tieferen Geheimnisse des Menschheitswerdens im Lichte der Evangelien, 4.12.1909, 5. 151/2]

    Ik ben het hier roerend mee eens, al heeft de man zelf er zich niet echt aan gehouden, gezien wat hij in 1923 uitkraamde en zelfs in het direct opvolgende jaar (Die Mission einzelner Volksseelen is uit 1910). Maar misschien een aansporing voor de antroposofen van nu, vooral voor hedendaagse antroposofen die nog verder menen te moeten gaan dan Steiner zelf (komt soms weleens voor zoals we hebben gezien). Laat dit dus een aansporing zijn. De grote meester is er zelf niet aan toe gekomen, maar dan zouden zijn volgeleingen van nu dat zo langzamerhand wel kunnen, lijkt mij tenminste.

  23. Ramon, ik had geen idee! Heb me nooit in de achtergrond van deze Ravagli verdiept, maar hij zou het meest gezaghebbende artikel hebben geschreven, met het bewijs dat de antroposofie niet racistisch zou zijn. Ton Majoor liet een link achter naar zijn artikel. Eerder heeft Paul Heldens mij gesommeerd om kennis te nemen van zijn artikel over de negerromans. Paul Heldens:

    Wat het vaak bekritiseerde citaat betreft, waarin Steiner spreekt over de invloed van ervaringen van de moeder tijdens de zwangerschap op het embryo, waarbij hij als voorbeeld het lezen van destijds in de mode zijnde ‘negerromans’ noemde, zie Lorenzo Ravagli: “Negerromane – was meinte Steiner wirklich?“. Der Europäer, jrg. 5, nr. 5, pag. 19-21, maart 2001.
    En dat terwijl ik in mijn eerdere artikel schreef dat ik dat echt als een uitglijder zag, dus juist niet kon inpassen in een onderbouwde rassenleer.

    Maar Ton Majoor heeft eerder een link achtergelaten naar dit artikel: http://www.anthroposophy.com/aktuelles/gagegenrass.html

    Dit artikel is een soort uitgebreide versie van Dieter Brülls nieuwe reactionairen. Het poogt, net als het artikel van Brüll, aan de hand van een verzameling losse uitspraken aan te tonen dat Steiner het tegenovergestelde van een racist was. Dit onder het motto ‘alle critici van Steiner gaan per definitie op dezelfde manier te werk’, een geluid dat ook eerder in deze discussie te horen was. Alle critici hanteren dus de ‘methode Zondergeld’ (zoals Dieter Brüll het heeft genoemd en dus eindeloos is nagepapegaaid, ook eerder in deze discussie). Maar ga me zeker in de achtergrond van deze Ravagli verdiepen. Lijkt me net zo interessant als het verhaal van Brüll, die het dan voor von Gleich opneemt. En over von Gleich, zie bovenstaand bericht.

    Moderatie: reacties samengevoegd

    Floris Schreve Says:
    14/04/2009 at 22:36

    Het wordt nog veel pittiger. Die Andreas Molau, waarmee Ravagli dan heeft samengewerkt heeft de Duitse antroposofische vereniging in grote verlegenheid gebracht, door actief lid te worden van de neonazistische NPD. In Duitsland hebben er gelukkig een aantal antroposofen zich zeer principieel uitgesproken tegen deze Andreas Molau (en ik denk toch ook wel enigszins vanzelfsprekend, want nogmaals, ik stel nadrukkelijk dat de overgrote meerderheid van de antroposofen wat mij betreft geen racisten of iets anders in die hoek zijn, dus bij deze nog een keer luid en duidelijk). Maar als die Lorenzo Ravagli daar minder problemen mee heeft, lijkt hij mij niet de meest geschikte persoon om in de frontlinie te treden om iedere racismeaantijging te weerleggen. Want dit is niet erg geloofwaardig.
    Verder over Molau (ik citeer hier Peter Bierl):

    Andreas Molau unterrichtete acht Jahre lang an der Waldoschule Braunsweig Deutsch un Gesichte. Nach dem Erfolg der NPD im September 2004 bei den Landtagswahlen in Sachsen kündigte Molau, weil er als schulpolitischer Experte für die Nazifraktion und redaktionell für die NPD Zeitung Deutsche Stimme arbeiten wollte. Die Waldorfschule entschließ Molau und erteilte ihm Hausverbot. ‘Das ist ein Katastrophe für unser Image’, klagte Michael Kropp, Geschäftsführer der Waldorschule, vor der Presse. Molau hatte schon in den 90er Jahren in diversen rechtsextremen Verlagen und Zeitschriften publiziert, ab 1996 vermutlich unter pseudonym. An der Waldorfschule will davon niemand etwas geahnt haben. Von seinem Aussehen her hätten ihn viele als linksliberal eingeschätzt’,

    Peter Bierl, Wurzelrassen, Erzengel und Volksgeister, p. 9

    Laten we hopen voor Lorenzo Ravagli dat die dit ook niet wist (moet nog even kijken uit welk jaar zijn artikel is). Maar deze bijkomstigheid maakt die zogenaamde verdediging er wederom niet sterker op. Maar goed, ik denk dat dit niet in de weg mag staan om Ravagli’s argumenten eerlijk te wegen. Dat zal ik dus ook doen, al kan ik er nu al over zeggen dat hij niets anders heeft gedaan dan een heleboel losse uitspraken op een hoop gooien en ze als een geheel presenteren. En zelfs dan, in sommige uitspraken is nog steeds sprake van racisme (maar daar kom ik nog wel op terug).

    Floris Schreve Says:
    14/04/2009 at 22:44

    heb veel typefouten in het Duits gemaakt, maar is hopelijk wel leesbaar. De ergste: ‘’schulpottischer Experte’ moet natuurlijk ’schulpolitischer Experte’ zijn. Excuses

    Floris Schreve Says:
    14/04/2009 at 23:05

    In ieder geval zijn er al wel wat aardige dingetjes uit het van Baarda-rapport. Net als Brüll en Ravagli heft het van Baarda-rapport ook een aantal ‘ontlastende citaten’ opgenomen (overigens veel betere dan Brüll). Ik zal alvast een stukje laten zien:

    Citaat 17 (uit Die Theosophie des Rosenkreuzers, 4 juni 1907, GA 99)

    Es wird dahin kommen, daß alle rassen- und Stammeszusammenhänge wirklich aufhören. Der Mensch wird vom Menschen immer verschiedener werden. Die Zusammengehörigkeit wird nicht mehr durch das gemeinsame Blut vorhanden sein, sondern durch das, was Seele an Seele bindet. Das ist der Gang der Menschheitssetwickelung.
    In den ersten atlantische Rassen bestand noch ein starkes Zusammengehörigkeitsband, so daß die ersten Unterrassen sich auch nach der Farbe gliederten, und dieses Gruppeseeleelement haben wir noch in den verschiedenfarbigen Menschen. Diese Unterschiede werden immer mehr verschwinden, je mehr das individuelle Element der Oberhand gewinnt. Es wird eine Zeit kommen, wo es keine verschiedenfarbigen Rassen mehr geben wird. Die Unterschied in Bezug auf die Rassen wird aufgehört haben, dagegen werden individuell die größten Unterschiede bestehen. Je weiter wir zurückgehen in alte Zeiten, desto mehr treffen wir das übergreifen des Rassenelements an. Das richtig individualisierende Prinzip beginnt überhaupt erst in der späteren atlantische Zeit. Bei den alten Atlantiern empfanden wirklich noch Angehörige der einen Rasse eine tiefe Antipathie gegen Angehörige der einer andere Rasse. Das gemeinsame Blut bewirkte die Zusammengehörigkeit, die Liebe. Es galt für unsittlich, einen Angehörigen eines anderen Stammes zu heiraten’.

    Commentaar Commissie: ‘In dit citaat werden de huidige betekenis van het woord ras en de theosofische betekenis ervan door elkaar gebruikt. Dit wordt gerechtvaardigd door het feit dat Steiner het woord ‘ras’ in theosofische zin alleen gebruikte wanneer het daarmee beschreven tijdperk in de geschiedenis van de mensheid door een bepaald ras in de huidige betekenis van het woord werd gedomineerd (dus toch, wortelrassen en onderrassen zijn ‘rassen’, al is het niet helemaal hetzelfde en overlapt het elkaar eerder, zie bespreking van de Akasha-kroniek . Maar sterker nog, als Steiner het woord ras gebruikt in de theosofische zin gebruikt, heeft het, naar zeggen van de commissie er juist mee te maken dat er dan ook ‘ras’ bedoeld wordt, FS).
    Met Atlantische rassen werden de tijdperken cq bevolkingsgroepen bedoeld van Atlantis, zie hieronder citaat 18’.
    (De laatste opmerking bevestigt weer mijn eerdere conclusies nav de Akasha-kroniek, al is het theosofische rasbegrip niet helemaal hetzelfde als het gewone mensenras, zoals zal blijken uit het volgende citaat, FS).

    Citaat 18 Lezing van 30 mei 1908 te Hamburg voor de leden van de Theosofische Vereniging in Das Johannes Evangelium, GA 103.

    ‘Es wird von mir absichtlich der Begriff ‘Unterrassen’ vermieden, weil eigentlich der Begriff Rasse sich nicht völlig deckt mit dem, um was es sich dabei handelt. Es handelt sich um Kulturentwickelungsperioden, und das, was wir als Rassengesetz in unserer heutigen Menschheit doch erleben, ist eigentlich ein Nachklang der Atlantische Entwickelung. Diejenigen Menschheitsentwickelung, die an der atlantischen Flut vorangegangen ist, also die sich zum großen teil abgespielt hat auf jenem Kontinente, der da war zwischen dem heutigen Europa und dem heutigen Amerika, der alten Atlantis, diese Menschheitsentwickelung teilen wir in sieben aufeinanderfolgende Abschnitte. Für diese sieben Abschnitte gilt noch der Ausdruck ‘Rassen-Entwickelung’. Denn diese sieben aufeinanderfolgenden Stufen der Menschheit auf der alten Atlantis waren auch noch körperlich, inner- und außer- körperlich rechnet man auch die innere Konfiguration des Gehirns, des Blutes und der andere Säfte- sehr verschieden, während gar keine Rede davon sein kann, daß etwa die erste Menschheit der nachatlantischen Zeit, die alten Inder, von uns so weit verschieden waren, daß wir noch den Ausdruck ‘Rasse’ darauf anwenden dürften. Man muß ja immer die Kontinuität der Theosophie festhalten, und daher ist es ja oft notwendig, an diesen alten Begriff der Rassen anzuknüpfen. Aber man erweckt doch zu leicht falsche Vorstellungen durch das Wort Rasse, weil man übersieht, daß das Einteilungsmotiv für die Menschheit, das wir heute haben, ein viel innerlicheres ist als das welches mit dem Ausdruck Rasse zusammenhängt. Und gar auf das, was unsere Kultur ablösen wird, die Kultur nach der siebenten Unterabteilung, wird überhaupt der Ausdruck Rasse nicht mehr angewendet werden dürfen, weil die Menschheit sich dann gliedern wird nach ganz anderen Grundgesetzen’.

    De commissie heeft hier geen commentaar gegeven maar het slot is regelrecht spectaculair te noemen. Steiner zegt hier precies hetzelfde als wat hij in de vierde voordracht van Die Mission zegt (de lezing is uit 1908, dus van twee jaar daarvoor).
    Eerst de hele passage. Steiner stelt dat het begrip ‘onderras’ (in theosofische zin, later zou Steiner het begrip ‘cultuurperiode’ gaan gebruiken) in Atlantis nog verbonden was met een ‘ras’. Er waren dus verschillende Atlantische onderrassen. In het huidige tijdperk (het ‘Arische’, zoals hij het in de Akasha-kroniek noemt, overigens ook uit 1908) is er sprake van cultuurperiodes. Er zit alleen een addertje onder gras. Cultuurperiodes zijn geen aangelegenheid voor de hele mensheid, al zal dat in de toekomst wellicht anders liggen. Cultuurperiodes zijn voor Steiner ontwikkelingsfases van het blanke ras. Indianen en Afrikanen hebben geen cultuurperiodes, net als Chinezen. Dus dit verhaal klopt precies met wat hiervoor is beschreven. En wanneer zal het begrip ras haar betekenis hebben verloren en zal de mensheid zich niet meer naar ras verdelen? In de zevende cultuurperiode. En wat zegt hij in Die Mission? Het slot van citaat 97: ‘… müssen uns dabei aber klar sein, daß, wenn unsere gegenwärtige fünfte Entwickelungsepoche von der sechsten und siebenten abgelöst wird, keine Rede mehr sein kann von einem Zustande, den wir als Rasse werden bezeichnen können’.
    En Helmut Zander zei hierover: ‘Die Rassenentstehung, die erst in der lemurischen Zeit begonnen habe, werde in der sechsten und siebten »Entwickelungsepoche« verschwinden (ebd.), das heißt: frühestens ungefähr im 9. Jahrtausend. Für eine politische Erledigung der Rassenfrage und für die Geltung von Steiners Rassentheorien ist dies eine lange, eine zu lange Zeit’.
    En dan te bedenken dat de commissie dit citaat opvoert om het tegendeel te beweren. Even niet goed opgelet, lijkt mij althans.

    Citaat 19: Lezing van 1 juni 1908 voor de leden van de Theosofische Vereniging in Das Hereinwirken geistiger Wesenheiten in den Menschen, GA 102.

    Der Mensch ist herausgewachsen aus dem Gruppenseelentum, und immer mehr emanzipiert er sich davon. Wenn wir die Gruppen betrachten statt der Seelen, so haben wir Familienzusammenhänge, Stammes-, Volkszusammenhänge und endlich zusammengehörige Rassen der Menschen. Der Rasse entspricht eine Gruppenseele. Alle diese Gruppenzusammenhänge der Vormenschheit sind solche, aus denen der Mensch herauswächst, und je mehr wir fortschreiten, desto mehr verliert der Rassenbegriff seine Bedeutung.
    Heute stehen wir an einem Übergang, und nach wird das, was Rasse ist, ganz verschwinden, und etwas ganz anderes an die Stelle treten. Die Menschen, welche die geistige Wahrheit, wie es charakterisiert worden ist, wieder erfassen, werden durch freien Willen zusammengeführt werden. Das sind die Zusammenhänge der späteren Zeit. Die Zusammenhänge der früheren Zeit sind so, daß der Mensch in sie hineingeboren wird. In sein Volk, in seine Rasse wird der Mensch hineingeboren. Später werden wir in Zusammenhängen leben, die die Menschen selber machen, indem sie nach Gesichtspunkten gruppieren, wo sie unter völliger Wahrung ihrer Freiheit und ihrer Individualität Zusammenhänge bilden’.

    Commentaar commissie: ‘Ook dit citaat is een voorbeeld van de zogeheten sociologische basiswet van Steiner die beschreven is in 7-3 (zie onze toelichting bij citaat 4)’.

    Mijn commentaar: Ik ga hier niet ook citaat 4 en de hele toelichting bespreken (je ziet dat als je simpelweg wilt weten wat de commissie over twee voordrachten over Die Mission heeft geschreven je zo’n beetje een rondleiding krijgt door het complete rapport), maar bij citaat 4 wordt uitgelegd dat vanaf nu de mens zich steeds meer gaat losmaken van ras, stam, familie en andere groepsverbanden. Het gaat over het idee van de mens die de drempel over gaat en over de wachter bij de drempel, de ‘Hüter der Schwelle’. Maar ook hier zien we dat Steiner het weer heeft over de toekomst. Wellicht de nabije toekomst, al geeft hij hier, itt het vorige citaat, geen tijdsbepaling.

    Citaat 20: Lezing van 24 juni 1908 te Neurenberg voor de leden van de theosofische vereniging in Die Apocalyps des Johannes, GA 104:

    ‘In unserem Zeitraum spielen ja Rasse und Kulturepoche noch durcheinander. Der eigentliche Rassebegriff hat seine Bedeutung verloren, aber er spielt noch immer hinein’.

    Geen commentaar van de commissie, maar dit lijkt mij niet zo’n lastige. Het is maar hoe je het bekijkt; het glas is halfvol of half leeg. Dat het ras element zich op een bepaald moment oplost blijkt duidelijk uit verschillende teksten van Steiner, dat ben ik zeker met de commissie eens. De vraag is alleen wanneer? In Steiners tijd speelde het rasbegrip een nog zodanige rol dat de indianen net waren ‘ausgestorben’ (volgens Steiner althans). Wounded Knee was in 1890, dus niet eens zo gek lang daarvoor. Dus een niet geheel onbelangrijk deelaspect van zijn uiteenzettingen over de verschillende rassen, de ‘stervende indiaan’, was ook toen nog verrassend actueel (slechts 18 jaar na Wounded Knee, een zeer bekende gebeurtenis voor diverse Nederlandse antroposofen, al was Steiner waarschijnlijk wel precies op de hoogte van de feiten, die allemaal keurig worden opgesomd in Kuhlenbecks ‘Okkultismus der Nordamerikanische Indianer’, dat vrijwel zeker door Steiner geraadpleegd is). En dan te bedenken dat er door Dieter Brüll naar Zondergeld is geroepen dat het allemaal ging over de situatie van ‘vóór de Christelijke jaartelling!…’. Bovendien, het glas is pas echt leeg in het negende millennium (zie de passage van Zander). We hebben dus nog even de tijd.
    Waar dit ook over gaat is dat de Atlantische tijd een indeling kende van zeven onderrassen. In de huidige tijd is er sprake van cultuurperiodes. Maar het is (althans tot nu toe) uitsluitend het blanke ras dat verschillende cultuurperiodes heeft gekend. Andere rassen, gedeformeerd door de abnormale geesten van de vorm, deden daar niet aan mee, soms met dodelijke afloop. Wellicht dat er in de toekomst wel plaats is voor de hele mensheid, maar dan moeten de rasverschillen zijn opgeheven.

    Floris Schreve Says:
    14/04/2009 at 23:51

    Er is overigens ook een interessante reactie op Ravagli’s artikel geschreven, in de vorm van een open brief. Kan ik zeker aanraden. Is geschreven door een cultureel antropologe en oud-vrijeschoolleerling (lijkt nog enigszins op mijzelf, alhoewel ik nooit iets met de christengemeenschap te maken heb gehad en ik alleen de lagere school t/m de zevende klas op de vrije school heb meegemaakt): http://www.anthroposophy.com/aktuelles/siesie.html

  24. Alvast een kleine voorpublicatie (zg ontlastende citaten uit het van Baarda-rapport)

    Hebben de rasverschillen rond het begin van de christelijke jaartelling hun betekenis verloren (Brüll), of gebeurt dit pas over een paar duizend jaar? (Zander)

    ‘Ontlastende’ citaten van Rudolf Steiner uit ‘Oorsprong, heden en toekomst van rassen’; de selectie van het van Baarda-rapport (citaten 17 t/m 27)

    Citaat 17 (uit Die Theosophie des Rosenkreuzers, 4 juni 1907, GA 99)

    Es wird dahin kommen, daß alle rassen- und Stammeszusammenhänge wirklich aufhören. Der Mensch wird vom Menschen immer verschiedener werden. Die Zusammengehörigkeit wird nicht mehr durch das gemeinsame Blut vorhanden sein, sondern durch das, was Seele an Seele bindet. Das ist der Gang der Menschheitssetwickelung.
    In den ersten atlantische Rassen bestand noch ein starkes Zusammengehörigkeitsband, so daß die ersten Unterrassen sich auch nach der Farbe gliederten, und dieses Gruppeseeleelement haben wir noch in den verschiedenfarbigen Menschen. Diese Unterschiede werden immer mehr verschwinden, je mehr das individuelle Element der Oberhand gewinnt. Es wird eine Zeit kommen, wo es keine verschiedenfarbigen Rassen mehr geben wird. Die Unterschied in Bezug auf die Rassen wird aufgehört haben, dagegen werden individuell die größten Unterschiede bestehen. Je weiter wir zurückgehen in alte Zeiten, desto mehr treffen wir das übergreifen des Rassenelements an. Das richtig individualisierende Prinzip beginnt überhaupt erst in der späteren atlantische Zeit. Bei den alten Atlantiern empfanden wirklich noch Angehörige der einen Rasse eine tiefe Antipathie gegen Angehörige der einer andere Rasse. Das gemeinsame Blut bewirkte die Zusammengehörigkeit, die Liebe. Es galt für unsittlich, einen Angehörigen eines anderen Stammes zu heiraten’.

    Commentaar Commissie: ‘In dit citaat werden de huidige betekenis van het woord ras en de theosofische betekenis ervan door elkaar gebruikt. Dit wordt gerechtvaardigd door het feit dat Steiner het woord ‘ras’ in theosofische zin alleen gebruikte wanneer het daarmee beschreven tijdperk in de geschiedenis van de mensheid door een bepaald ras in de huidige betekenis van het woord werd gedomineerd (dus toch, wortelrassen en onderrassen zijn ‘rassen’, al is het niet helemaal hetzelfde en overlapt het elkaar eerder, zie bespreking van de Akasha-kroniek . Maar sterker nog, als Steiner het woord ras gebruikt in de theosofische zin gebruikt, heeft het, naar zeggen van de commissie er juist mee te maken dat er dan ook ‘ras’ bedoeld wordt, FS).
    Met Atlantische rassen werden de tijdperken cq bevolkingsgroepen bedoeld van Atlantis, zie hieronder citaat 18’.
    (De laatste opmerking bevestigt weer mijn eerdere conclusies nav de Akasha-kroniek, al is het theosofische rasbegrip niet helemaal hetzelfde als het gewone mensenras, zoals zal blijken uit het volgende citaat, FS).

    Citaat 18 Lezing van 30 mei 1908 te Hamburg voor de leden van de Theosofische Vereniging in Das Johannes Evangelium, GA 103.

    ‘Es wird von mir absichtlich der Begriff ‘Unterrassen’ vermieden, weil eigentlich der Begriff Rasse sich nicht völlig deckt mit dem, um was es sich dabei handelt. Es handelt sich um Kulturentwickelungsperioden, und das, was wir als Rassengesetz in unserer heutigen Menschheit doch erleben, ist eigentlich ein Nachklang der Atlantische Entwickelung. Diejenigen Menschheitsentwickelung, die an der atlantischen Flut vorangegangen ist, also die sich zum großen teil abgespielt hat auf jenem Kontinente, der da war zwischen dem heutigen Europa und dem heutigen Amerika, der alten Atlantis, diese Menschheitsentwickelung teilen wir in sieben aufeinanderfolgende Abschnitte. Für diese sieben Abschnitte gilt noch der Ausdruck ‘Rassen-Entwickelung’. Denn diese sieben aufeinanderfolgenden Stufen der Menschheit auf der alten Atlantis waren auch noch körperlich, inner- und außer- körperlich rechnet man auch die innere Konfiguration des Gehirns, des Blutes und der andere Säfte- sehr verschieden, während gar keine Rede davon sein kann, daß etwa die erste Menschheit der nachatlantischen Zeit, die alten Inder, von uns so weit verschieden waren, daß wir noch den Ausdruck ‘Rasse’ darauf anwenden dürften. Man muß ja immer die Kontinuität der Theosophie festhalten, und daher ist es ja oft notwendig, an diesen alten Begriff der Rassen anzuknüpfen. Aber man erweckt doch zu leicht falsche Vorstellungen durch das Wort Rasse, weil man übersieht, daß das Einteilungsmotiv für die Menschheit, das wir heute haben, ein viel innerlicheres ist als das welches mit dem Ausdruck Rasse zusammenhängt. Und gar auf das, was unsere Kultur ablösen wird, die Kultur nach der siebenten Unterabteilung, wird überhaupt der Ausdruck Rasse nicht mehr angewendet werden dürfen, weil die Menschheit sich dann gliedern wird nach ganz anderen Grundgesetzen’.

    De commissie heeft hier geen commentaar gegeven maar het slot is regelrecht spectaculair te noemen. Steiner zegt hier precies hetzelfde als wat hij in de vierde voordracht van Die Mission zegt (de lezing is uit 1908, dus van twee jaar daarvoor).
    Eerst de hele passage. Steiner stelt dat het begrip ‘onderras’ (in theosofische zin, later zou Steiner het begrip ‘cultuurperiode’ gaan gebruiken) in Atlantis nog verbonden was met een ‘ras’. Er waren dus verschillende Atlantische onderrassen. In het huidige tijdperk (het ‘Arische’, zoals hij het in de Akasha-kroniek noemt, overigens ook uit 1908) is er sprake van cultuurperiodes. Er zit alleen een addertje onder gras. Cultuurperiodes zijn geen aangelegenheid voor de hele mensheid, al zal dat in de toekomst wellicht anders liggen. Cultuurperiodes zijn voor Steiner ontwikkelingsfases van het blanke ras. Indianen en Afrikanen hebben geen cultuurperiodes, net als Chinezen. Dus dit verhaal klopt precies met wat hiervoor is beschreven. En wanneer zal het begrip ras haar betekenis hebben verloren en zal de mensheid zich niet meer naar ras verdelen? In de zevende cultuurperiode. En wat zegt hij in Die Mission? Het slot van citaat 97: ‘… müssen uns dabei aber klar sein, daß, wenn unsere gegenwärtige fünfte Entwickelungsepoche von der sechsten und siebenten abgelöst wird, keine Rede mehr sein kann von einem Zustande, den wir als Rasse werden bezeichnen können’.
    En Helmut Zander zei hierover: ‘Die Rassenentstehung, die erst in der lemurischen Zeit begonnen habe, werde in der sechsten und siebten »Entwickelungsepoche« verschwinden (ebd.), das heißt: frühestens ungefähr im 9. Jahrtausend. Für eine politische Erledigung der Rassenfrage und für die Geltung von Steiners Rassentheorien ist dies eine lange, eine zu lange Zeit’.
    En dan te bedenken dat de commissie dit citaat opvoert om het tegendeel te beweren. Even niet goed opgelet, lijkt mij althans.

    Citaat 19: Lezing van 1 juni 1908 voor de leden van de Theosofische Vereniging in Das Hereinwirken geistiger Wesenheiten in den Menschen, GA 102.

    Der Mensch ist herausgewachsen aus dem Gruppenseelentum, und immer mehr emanzipiert er sich davon. Wenn wir die Gruppen betrachten statt der Seelen, so haben wir Familienzusammenhänge, Stammes-, Volkszusammenhänge und endlich zusammengehörige Rassen der Menschen. Der Rasse entspricht eine Gruppenseele. Alle diese Gruppenzusammenhänge der Vormenschheit sind solche, aus denen der Mensch herauswächst, und je mehr wir fortschreiten, desto mehr verliert der Rassenbegriff seine Bedeutung.
    Heute stehen wir an einem Übergang, und nach wird das, was Rasse ist, ganz verschwinden, und etwas ganz anderes an die Stelle treten. Die Menschen, welche die geistige Wahrheit, wie es charakterisiert worden ist, wieder erfassen, werden durch freien Willen zusammengeführt werden. Das sind die Zusammenhänge der späteren Zeit. Die Zusammenhänge der früheren Zeit sind so, daß der Mensch in sie hineingeboren wird. In sein Volk, in seine Rasse wird der Mensch hineingeboren. Später werden wir in Zusammenhängen leben, die die Menschen selber machen, indem sie nach Gesichtspunkten gruppieren, wo sie unter völliger Wahrung ihrer Freiheit und ihrer Individualität Zusammenhänge bilden’.

    Commentaar commissie: ‘Ook dit citaat is een voorbeeld van de zogeheten sociologische basiswet van Steiner die beschreven is in 7-3 (zie onze toelichting bij citaat 4)’.

    Mijn commentaar: Ik ga hier niet ook citaat 4 en de hele toelichting bespreken (je ziet dat als je simpelweg wilt weten wat de commissie over twee voordrachten over Die Mission heeft geschreven je zo’n beetje een rondleiding krijgt door het complete rapport), maar bij citaat 4 wordt uitgelegd dat vanaf nu de mens zich steeds meer gaat losmaken van ras, stam, familie en andere groepsverbanden. Het gaat over het idee van de mens die de drempel over gaat en over de wachter bij de drempel, de ‘Hüter der Schwelle’. Maar ook hier zien we dat Steiner het weer heeft over de toekomst. Wellicht de nabije toekomst, al geeft hij hier, itt het vorige citaat, geen tijdsbepaling.

    Citaat 20: Lezing van 24 juni 1908 te Neurenberg voor de leden van de theosofische vereniging in Die Apocalyps des Johannes, GA 104:

    ‘In unserem Zeitraum spielen ja Rasse und Kulturepoche noch durcheinander. Der eigentliche Rassebegriff hat seine Bedeutung verloren, aber er spielt noch immer hinein’.

    Geen commentaar van de commissie, maar dit lijkt mij niet zo’n lastige. Het is maar hoe je het bekijkt; het glas is halfvol of half leeg. Dat het ras element zich op een bepaald moment oplost blijkt duidelijk uit verschillende teksten van Steiner, dat ben ik zeker met de commissie eens. De vraag is alleen wanneer? In Steiners tijd speelde het rasbegrip een nog zodanige rol dat de indianen net waren ‘ausgestorben’ (volgens Steiner althans). Wounded Knee was in 1890, dus niet eens zo gek lang daarvoor. Dus een niet geheel onbelangrijk deelaspect van zijn uiteenzettingen over de verschillende rassen, de ‘stervende indiaan’, was ook toen nog verrassend actueel (slechts 18 jaar na Wounded Knee, een zeer bekende gebeurtenis voor diverse Nederlandse antroposofen, al was Steiner waarschijnlijk wel precies op de hoogte van de feiten, die allemaal keurig worden opgesomd in Kuhlenbecks ‘Okkultismus der Nordamerikanische Indianer’, dat vrijwel zeker door Steiner geraadpleegd is). En dan te bedenken dat er door Dieter Brüll naar Zondergeld is geroepen dat het allemaal ging over de situatie van ‘vóór de Christelijke jaartelling!…’. Bovendien, het glas is pas echt leeg in het negende millennium (zie de passage van Zander). We hebben dus nog even de tijd.
    Waar dit ook over gaat is dat de Atlantische tijd een indeling kende van zeven onderrassen. In de huidige tijd is er sprake van cultuurperiodes. Maar het is (althans tot nu toe) uitsluitend het blanke ras dat verschillende cultuurperiodes heeft gekend. Andere rassen, gedformeerd door de abnormale geesten van de vorm, deden daar niet aan mee, soms met dodelijke afloop. Wellicht dat er in de toekomst wel plaats is voor de hele mensheid, maar dan moeten de rasverschillen zijn opgeheven.

    Citaat 21: Lezing van 16 augustus 1908 in Stuttgart voor de leden van de Theosofische Vereniging. Deze lezing is de 11 e in de lezingencyclus Welt, Erde und Mensch (GA 105):

    ‘Wenn man heute von Rasen spricht, bezeichnet man etwas, was nicht mehr ganz richtig ist, auch in theosophischen Handbüchern werden hier große Fehler gemacht. Man spricht davon, daß unsere Entwickelung sich so vollzieht, daß Runden, und in jeder Runden Globen, und in jedem Globus Rassen sich hintereinander entwickeln, so daß wir also in allen Epochen der Erdevolution Rassen haben würden. Das ist aber nicht so. Es hat zum Beispiel schon gegenüber der heutigen Menschheit keinen rechten Sinn mehr, von einen bloßen Rassenentwickelung zu sprechen. Von einer solchen Rassenentwickelung im wahren Sinne des Wortes können wir nur während der atlantische Entwickelung sprechen. Da waren wirklich in den sieben entsprechende Perioden die Menschen nach äußeren Physiognomien so sehr voneinander verschieden, daß man von anderen Gestalten sprechen konnte. Aber während es richtig ist, daß sich daraus die Rassen herausgebildet haben, ist es schon für die rückliegende lemurische Zeit nicht mehr richtig, von Rassen zu sprechen; und in unsere Zeit wird der Rassenbegriff in einer gewissen Weiser verschwinden, da wird aller von früher her gebliebener Unterschied nach und nach verwischt. Überbleibsel aus der Differenzierung sind, die sich in der atlantische Zeit herausgebildet hat. Wir können noch von Rassen sprechen, aber nur in einen solchen Sinne, daß der eigentliche Rassenbegriff seine Bedeutung verliert. –Was aber wird dann für ein Begriff an die Stelle des heutigen Rassenbegriffs treten?
    Auch in der Zukunft, und mehr noch als in der Vergangenheit, wird die Menschheit sich sozusagen differenzieren, sich gliedern in gewisse Kategorien, aber nicht in aufgezwungene Kategorien, sondern die Menschen werden aus ihrer eigenen inneren geistigen Fähigkeit heraus dazu kommen, daß sie wissen, daß die Menschen zusammenarbeiten müssen zum gesamten sozialen Körper’.

    Geen commentaar van de commissie. Wat ik hieruit afleid is dat Steiner zegt dat de onderrassen/cultuurperiodes van Atlantis duidelijk verdeeld waren naar ras. De Oer-Tolteken, de Oer-Semieten en de Oer-Akkadiërs zouden duidelijk raciaal van elkaar verschild hebben. Dat kun je natuurlijk moeilijk zeggen van de na-Atlantische cultuurperiodes/onderrassen (cultuurperiodes is inderdaad een meer correcte omschrijving). Wel zijn de na-Atlantische cultuurperiodes louter producten van het Arische/blanke ras, op de Egyptische-Chaldeeuwse cultuurperiode na (hoewel de cultuurperiodes van de oudheid vaak weinig te maken hebben met de echte geschiedenis van de oudheid, kun je moeilijk volhouden dat het Koptisch, de taal van het oude Egypte en de meeste talen van Mesopotamië Arisch of Indo-Europees waren. Dus dat zou je met recht een Semitische cultuurperiode kunnen noemen, daar de meeste talen van die beschavingen Semitisch waren). Maar Steiner zegt dat rassen dus overblijfselen zijn uit voorbije tijden. Het probleem blijft natuurlijk dat het enige ras dat er toe doet, het ras is dat de drager is van de achtereenvolgende cultuurperiodes. En dat is het blanke/Arische/Europese ras. Andere rassen doen er niet zoveel toe, zijn in regel ‘primitief’ en het loopt veelal slecht met ze af. Want de na-Atlantische culturen zijn in de antroposofie niet iets van de hele mensheid, maar uitsluitend van het blanke ras (met de nuance van de Egyptisch Chaldeeuwse cultuurperiode, die weer Semitisch zou moeten zijn, al vraag ik me af of Steiner dat zelf ook zo zag). Zie in dit verband ook zeker de Ariërmythe.
    Als Steiner zegt dat er niet meer van rassen gesproken kan worden, bedoelt hij ‘rassen’ in de theosofische betekenis, om bij de terminologie van de commissie te blijven. Nu zijn er dus nog de gewone mensenrassen, die hij ook beschrijft in die Mission.
    En ook hier zegt Steiner dat de rasverschillen pas in de toekomst verdwenen zullen zijn. Misschien dat dan de rest van de mensheid mag meedoen of wellicht zelf deel uitmaakt van een ‘cultuurimpuls’. Overigens, is het erg als er verschillende rassen bestaan? Het lijkt mij niet. Iets anders wordt het als je het ene ras bepaalde kwaliteiten gaat toedichten die het andere ras, op grond van het ‘rasmatige’ niet zou hebben. Dan kom je al redelijk snel in troebel vaarwater. En dat zie je bij Steiner voortdurend.

    Citaat 22: Lezing van 12 juni 1909 te Boedapest voor leden van de Theosofische Vereniging in Das Prinzip der spirituellen Ökonomie im Zusammenhang mit Wiederverkörperungsfragen (deze lezing is de tiende in de cyclus Theosophie und Okkultismus des Rosenkreuzers, in Boedapest), GA 109:

    ‘Wenn der Mensch zum Beispiel den Impuls der Brüderlichkeit in sich entwickelt haben wird, dann wird die Rassenentwickelung aufhören, sie wird überwunden sein. In der sechsten Kultur werden die Menschen sich schon besser zu gliedern verstehen; die Rassebegriffe werden da nicht mehr gelten. Von innen heraus, vom Geistigen aus werden sich die Menschen da ordnen, und nicht mehr von außen her durch die physischen Zusammenhange’.

    Geen commentaar van de commissie. Steiner zegt hier dat in de zesde cultuurperiode het ‘huidige rasbegrip’ (gewoon mensenrassen dus) niet meer zal gelden. Dat is iets eerder dan hij in Die Mission heeft gezegd (daar was het als de zesde cultuurperiode en de zevende cultuurperiode achter de rug zijn). Maar goed, wij zitten nu in het vijfde. Onze huidige vijfde cultuurperiode is begonnen in 1413 en zal eindigen in 3573 (de na-Atlantische cultuurperiodes duren 2160 jaar). De zesde cultuurperiode, waarin dit zou moeten gebeuren duurt dus tot 5733, al staat er in Die Mission einzelner Volksseelen zelfs dat dit proces pas na het zevende tijdperk voltooid zou moeten zijn. Volgens die berekening zou dat dus na 7893 moeten zijn, volgens Helmut Zander dus aan het begin van het negende millennium (komt het meest in de buurt). Kortom, we hebben nog even de tijd (op z’n aller vroegst in 3573, zoals je misschien uit dit citaat zou kunnen afleiden en volgens Zanders berekening, nav citaat 97 uit Die Mission, na 7893, dus rond 8000. Zander zegt ‘frühestens ungefähr im 9. Jahrtausend’, in het negende millennium, dus dat klopt wel ongeveer). Dan ziet de wereld er naar alle waarschijnlijkheid echt een beetje anders uit, met of zonder antroposofie.

    Citaat 23: Lezing van 4 december 1909 te München voor leden van de Theosofische Vereniging, ‘Das Ich, der Gott im Innern und der Gott der äußeren Offenbarung’, in Die tieferen Geheimnisse des Menschheitswerdens im Lichte der Evangelien, GA 117:

    Damit haben wir aber etwas ganz Wesentliches in der Entwickelung charakterisiert. Wenn wir es von einer andern Seite fassen wollen, zo können wir sagen, innerhalb der Entwickelung der Menschheit verliert immer mehr und mehr der Begriff, worin die Gruppenseelenhaftigheit am meisten ausdrückt, an Bedeutung, nämlich der Rassenbegriff. Wenn wir hinter die große atlantische Katastrophe zurückgehen, so sehen wir ja, wie sich die menschlichen Rassen vorbereiten. In der alten atlantische Zeit haben wir durchaus die Menschen gruppiert nach äußeren Merkmalen in ihrem Körperbau, noch viel starker als heute. Was wir heute Rassen nennen, das sind nur noch Überbleibsel jener bedeutsame Unterschiede der Menschen, wie sie in der alten Atlantis üblich waren. So recht anwendbar ist der Rassenbegriff nur auf die alte Atlantis. Daher haben wir, da wir rechnen mit einer wirklichen Entwickelung der Menschheit, für die nachatlantische Zeit gar nicht den Begriff der Rasse im eminentesten Sinne gebraucht. Wir sprechen nicht von einer indischen Rasse, persischen Rasse und so weiter, weil das nicht mehr richtig ist. Wir sprechen von einem altindischen Kulturzeitraum, von einem altpersischen Kulturzeitraum und so weiter’.

    Een opmerking tussendoor: de voorbeelden die Steiner noemt, zowel de Indische als het Perzische volken zijn beide Arische bevolkingsgroepen, zowel in de werkelijke als de mythische zin van het woord (dat Duitsers Ariërs zouden zijn is dus een deel van de mythe) . En die verbinding werd ook in Steiners tijd, juist in Duitsland en Engeland (Brits Indië en zie ook Blavatsky) nadrukkelijk gelegd. Het woord Ariër komt er zelfs vandaan (‘Iran’ betekent in het Farsi ‘land der Ariërs’). Dus als er gesproken wordt van het Arische wortelras is dat ook niet zo vreemd dat beide ‘culturen’ tot dat ‘ras’ behoren en Steiner zag dat zelf ook zo, zie het slot van de vierde voordracht uit Die Mission, waar hij beide volkeren nadrukkelijk tot het blanke ras rekent. Ook in andere werken doet hij dat consequent. In vom Leben des Menschen zegt hij over het blanke ras: ‘Die weiße Rasse ist die zukünftige, ist die am Geiste schaffende Rasse. Wie sie nach Indien gezogen ist, bildete sie die innerliche, poe¬tische, dichterische, geistige indische Kultur aus. Wenn sie jetzt nach dem Westen geht, wird sie eine Geistigkeit ausbilden, die nicht so sehr den innerlichen Menschen ergreift, aber die äußere Welt in ihrer Geistigkeit begreift’. Zie hier een effectieve samenvatting en toepassing van de Ariërmythe door Rudolf Steiner. De bovenstaand genoemde ‘Kulturzeiträume’ zijn dus verschillende manifestaties van dit ‘Arische ras’, althans dit verhaal volgt strikt de lijn van de Ariërmythe.
    Verder met dit citaat:

    ‘Und vollends würde es jeden Sinn verlieren, wenn wir davon sprechen wollten, daß sich in unsere Zeit vorbereite eine sechste Rasse. Wenn noch in unserer Zeit Reste der alten atlantische Unterschiede, der alten atlantischen Gruppenseelen- haftigkeit vorhanden sind, so daß man noch sprechen kann davon, daß die Rassenentwickelung noch nachwirkt- was sich vorbereitet für den sechsten Zeitraum, das besteht gerade darinnen, daß der Rassecharakter abgestreift wird. Das ist das Wesentliche. Deshalb ist es notwendig, daß diejenige Bewegung, welche die anthroposophische genannt wird, welche vorbereiten soll den sechsten Zeitraum, gerade in ihrem Grundcharakter dieses abstreifen des Rassencharakters aufnimmt, daß sie nämlich zu vereinigen sucht Menschen aus allen Rassen, aus allen Nationen und auf diese Weise überbrückt diese Differenzierung, diese Unterschiede, diese Abgründe, die zwischen den einzelnen Menschengruppen vorhanden sind. Denn es hat in gewisser Beziehung physischen Charakter, was alter Rassenstandpunkt ist, und es wird einen viel geistigeren Charakter haben, was sich in die Zukunft hinein vollzieht.
    Daher ist es so dringend notwendig, zu verstehen, daß unsere anthroposophische Bewegung eine geistige ist, die auf das Spirituelle sieht, und gerade das, was aus physischen Unterschieden herrührt, durch die Kraft der geistigen Bewegung überwindet. Es ist ja durchaus begreiflich, daß eine jede Bewegung sozusagen ihre Kinderkrankheiten hat und daß man in Anfang der theosophischen Bewegung die Sache so dargestellt hat, als wenn sozusagen die Erde in sieben Unterrassen; und daß das alles sich so stetig wiederholen würde, so daß man immer von sieben Rassen sprechen könnte und sieben Unterrassen. Aber man muß über die Kinderkrankheiten hinauskommen und klar sein darüber, daß der Rassenbegriff aufhört eine jegliche Bedeutung zu haben gerade in unsere Zeit.
    Etwas anderes bereitet sich ferner vor- etwas, das mit der Individualität des Menschen in ganz eminentem Sinne zusammenhängt- im Individueller- Werden und immer Individueller- Werden der Menschen. Es handelt sich nur darum, daß diese Individualität es im rechten Sinne wird, und dazu soll nun die anthroposophische Bewegung dienen, daß die Menschen im rechten Sinne Individualitäten werden’.

    Dit is een buitengewoon lang citaat, waar veel over te zeggen valt. Maar eerst het commentaar van de commissie. Wat heeft die te melden? ‘NB In1909 was de Antroposofische Vereniging nog niet opgericht. De uitgever heeft kennelijk in deze tekst twee keer ‘theosofische beweging’ veranderd in ‘antroposofische beweging’. Dit is waarschijnlijk gebeurd om aan te duiden dat Steiner in de antroposofische beweging, die onlosmakelijk met zijn naam verbonden is, hetzelfde nastreefde als daarvoor in de theosofische beweging’.

    Dat is alles wat de commissie te melden heeft. We mogen vooral niet denken dat Steiner ooit theosoof is geweest, zelfs toen hij nog lid was van de theosofische vereniging. Wat een sektarisch haarkloverij. En het is jammer dat de commissie het hierbij laat, want in dit citaat wordt verder veel interessants gezegd. Maar eerder opperde ik op ‘racisme-debat’ dat het wellicht erger is om te beweren dat Steiner een theosoof is geweest of zelfs iets heeft overgenomen, of misschien geïnspireerd was door Helena Blavatsky, dan te beweren dat Steiner een racist was. Terwijl er in beide beweringen een kern van waarheid zit, of iets voorzichtiger, voor beide valt wel een klein beetje wat te zeggen. Maar dat de commissie het bij een sektarische sneer laat, terwijl juist dit citaat zoveel mogelijkheden biedt, is wel fascinerend. Want Steiner zegt veel interessante dingen. De vraag is alleen of dit de eerdere conclusies onderuit haalt.
    Er valt veel opmerkelijks uit te destilleren. Om te beginnen uit het eerste gedeelte. Steiner stelt dat er in de Atlantische tijd daadwerkelijk sprake was van onderrassen. De cultuurperiodes aldaar vertegenwoordigden veelal een ‘ras’, zoals de Oer Tolteken, de Oer Toeraniërs, de Oer-Semieten (de voorouders van zowel de Semieten als de Ariërs, waaruit, expliciet vermeld, het nieuwe ras of wortelras voortkwam) en de Oer Mongolen (voorouders van de huidige Mongolen). Dit is allemaal na te gaan in mijn eerdere bespreking van de Akasha-kroniek en dan vooral bij de behandeling van het hoofdstuk ‘Unsere Atlantische Vorfahren.’
    De na-Atlantische cultuurperiodes echter zijn vooral producten van het nieuwe ras dat uit de Oer Semieten was voortgekomen. Daarover is Steiner in de Akasha-kroniek bijzonder expliciet. Het gaat hier om het ‘Arische ras’. Nu wordt het begrip ‘Ariër’ door Steiner wel heel breed gehanteerd, maar de cultuurperiodes volgen de lijn van oost naar west, van India (waar de bron van het Ariërdom zou liggen), via Perzië, met een klein ‘Semitisch uitstapje’ naar de Chaldeeuwse en de oud-Egyptische cultuur (al vraag ik me af of Steiner dat zo zag), via Griekenland en Rome naar West en centraal Europa. Vandaar waaiert het uit naar Amerika, waar de indianen ondertussen zelf bezig zijn geweest om krachten te verwerven om uit te sterven. Maar de cultuurperiodes zijn (itt de onderrassen van Atlantis) het product van een ras, niet van meer rassen. Daar laat Steiner op vele plaatsen in zijn oeuvre geen misverstand over bestaan. De rest is, door de abnormale geesten van de vorm gedeformeerd restmateriaal, om het wat bot maar duidelijk uit te leggen, dat soms het lootje legt en soms in de schaduw van de toekomstige cultuurperiodes verder blijft bestaan. Pas in de toekomst zal dat smaldeel verdwijnen of opgaan in de algemene hoofdstroom en zal de verdere mensheidsontwikkeling volgens andere parameters verlopen.
    Steiner heeft het over de gevaren van het denken in ‘rassen’ (verbeter de wereld begin bij jezelf zou je meteen denken), maar hij doet dit in de context van de ‘voorbereiding’ op de zesde cultuurperiode, de toekomst, waarin de factor ras uiteindelijk alle betekenis zal verliezen. Hij benadrukt ook dat er geen herhaling gaat plaatsvinden van bijvoorbeeld de ontwikkeling van Atlantis (zeven achtereenvolgende onderrassen, die de dominante cultuur vormden), maar dat de huidige ontwikkeling van cultuurperiodes (vooralsnog een nogal Arische aangelegenheid) er uiteindelijk voor gaat zorgen dat alle rasverschillen hun betekenis gaan verliezen en dat de antroposofie uiteindelijk tot heil van de hele mensheid is. Daar wordt nu een begin aan gemaakt, maar dit zal gerealiseerd worden in de zesde cultuurperiode. Daar komt dit verhaal op neer.
    Alleen, het is wederom toekomstmuziek. Bovendien vraag ik me dan weer af of de antroposofie wel de weg zou kunnen zijn naar die ‘rasloze toekomst’ (weet ook niet of dat weer zo positief is), als er binnen diezelfde levensbeschouwing op zo’n botte manier onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende mensenrassen. Maar dat is slechts mijn idee. Vooralsnog blijkt ook hier dat het om toekomstmuziek gaat, al vindt Steiner zelf dat er nu alvast het goede voorbeeld moet worden gegeven (en als er een iemand dat niet doet is het Rudolf Steiner zelf wel, met zijn rassentheorieën). Tot zover deze opmerkelijke en alleszins interessante passage.

    Citaat 24: Uit Die Geheimwissenschaft im Umriß, oorspronkelijk verschenen in maart 1910, GA 13, hoofdstuk Die Weltentwickelung und der Mensch (dit hoofdstuk, overigens ruim boven de honderd pagina’s, is online te raadplegen op http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_013_04.htm#_Toc14861974 )

    ‘Es sind oben die Verhältnisse geschildert worden, welche in der Entwickelung der Menschheit seit der Wiederbevölkerung der Erde in der lemurischen Zeit gewirkt haben. Die Menschen sind demgemäß seelisch auf verschiedene Wesenheiten zurückzuführen, welche aus anderen Welten kommend in dem Leibesnachkommen der alten Lemurier sich verkörperten. Die verschiedenen Menschenrassen sind eine Folge dieser Tatsache. Und in den wiederverkörperten Seelen traten, infolge ihres Kharmas, die verschiedensten Lebebsinteressen auf. Solange alles das nachwirkte, konnte es das Ideal der ‘allgemeine Menschlichkeit’ geben. Die Menschheit ist von einer Einheit ausgegangen; aber bisherigen Erdenentwickelung hat zur Sonderung geführt. In der Christus-Vorstellung ist zunächst ein Ideal gegeben, das alle Sonderung entgegenwirkt, denn in dem Menschen, den Christusnamen trägt, leben auch die Kräfte des hohen Sonnenwesens, in denen jedes menschliche Ich seinen Urgrund findet. Noch da israelitische Volk fühlte sich als Volk, der Mensch als Glied seines Volkes. Indem zunächst in dem bloßen Gedanken erfaßt wurde, daß in Christus Jesus der Idealmensch lebt, zu dem Bedingungen der Sonderung nicht dringen, wurde das Christentum das Ideal der umfassenden Brüderlichkeit. Über alle Sonderinteressen und Sonderverwandtschaften hinweg trat das Gefühl auf, daß des Menschen innerstes Ich bei jedem den gleichen Ursprung hat. (Neben allen Erdenvorfahren tritt der gemeinsame Vater aller Menschen auf. ‘Ich und der Vater sind Eins’)’.

    Commentaar Commissie: ‘In miniatuurvorm wordt hier verleden en toekomst van rassen geschilderd. Het ontstaan van de rassen ligt in de Lemurische tijd, het tijdperk vóór Atlantis, in een gebied tussen Afrika en Indië, dat nu door de Indische Oceaan bedekt wordt. De overwinning van het verschijnsel ras is volgens Steiner in de voorstelling van Christus te zoeken, die in wezen het ideaal vertegenwoordigt van ‘algemene menselijkheid’, onafhankelijk van ras- of andere onderscheidingen.

    Deze passage komt wellicht nog het meest in de buurt van de stelling van Dieter Brüll, dat alle rasverschillen na de komst van Christus hun betekenis zouden hebben verloren. Maar nu een probleem. Wat te doen met de rassen die moesten uitsterven? Dat is namelijk niet gebeurd (voor zover die rassen ook daadwerkelijk zijn uitgestorven). Steiner zegt in hetzelfde hoofdstuk namelijk het volgende (elders in het rapport besproken). Eerst het citaat, dan het commentaar van de commissie en vervolgens het eerdere commentaar van mijzelf (eerder verschenen in ‘racisme-debat’):

    Steiner in Geheimwissenschaft (Die Weltentwickelung und der Mensch): Citaat 48:
    ‘Diejenigen Menschen-Rassen-Formen, welche sich vor diesem Zeitraum verfestigt hatten, konnten sich zwar lange fortpflanzen, doch wurden nach und nach die in ihnen sich verkörpernden Seelen so beengt, daß die Rassen aussterben mußten. Allerdings erhielten sich gerade manche von diesen Rassenformen bis in die nach-atlantischen Zeiten hinein; die genügend beweglich gebliebenen in veränderter Form sogar sehr lange. Diejenigen Menschenformen, welche über den charakterisierten Zeitraum hinaus bildsam geblieben waren, wurden namentlich zu Körpern für solche Seelen, welche in hohem Maße den schädlichen Einfluß des gekennzeichneten Verrats erfahren haben. Sie waren zu baldigem Aussterben bestimmt.
    Es hatten sich demnach seit der Mitte der atlantischen Entwickelungszeit Wesen im Bereich der Menschheitsentwickelung geltend gemacht, welche dahin wirkten, daß der Mensch sich in die sinnlich-physische Welt in einer ungeistigen Art hineinlebte. Das konnte so weit gehen, daß ihm statt der wahren Gestalt dieser Welt Trugbilder und Wahnphantome, Illusionen aller Art erschienen. Nicht nur dem luziferischen Einfluß war der Mensch ausgesetzt, sondern auch demjenigen dieser anderen Wesen, auf die oben hingedeutet worden ist und deren Führer nach der Benennung, die er später in der persischen Kultur erhalten hat, Ahriman genannt werden möge. (Der Mephistopheles ist dasselbe Wesen.) Durch diesen Einfluß kam der Mensch nach dem Tode unter Gewalten, welche ihn auch da nur als ein Wesen erscheinen ließen, welches den irdisch-sinnlichen Verhältnissen zugewandt ist. Der freie Ausblick in die Vorgänge der geistigen Welt wurde ihm immer mehr genommen. Er mußte sich in der Gewalt des Ahriman fühlen und bis zu einem gewissen Maße ausgeschlossen sein von der Gemeinschaft mit der geistigen Welt’.

    Commentaar Commissie van Baarda: NB in het volgende citaat komen de woorden ‘Menschen-Rassen-Formen’ en ‘Rassenformen’ voor, dat wil zeggen de vormen van menselijke rassen. Het woord vorm staat hier voor, dat wil zeggen de vormen van menselijke rassen. Het woord vorm staat hier voor het uiterlijk van het menselijk lichaam. Door dit woord te verbinden aan het woord ras legde Steiner er nog eens de nadruk op, dat ras bij het uiterlijk van de menselijke vorm hoort, het is de (lichamelijke) vorm waarin hij incarneert, niet zijn eigenlijke wezen. Omdat er geen zielen meer konden incarneren stierven de meeste Atlantische rassen uit (p. 303)

    Mijn commentaar: Steiner zegt nog iets weliswaar: ‘… doch wurden nach und nach die in ihnen sich verkörpernden Seelen so beengt, daß die Rassen aussterben mußten’, maar meteen daarna: ‘Allerdings erhielten sich gerade manche von diesen Rassenformen bis in die nach-atlantischen Zeiten hinein; die genügend beweglich gebliebenen in veränderter Form sogar sehr lange’. Dus dit gaat wel over ‘rassen van de na-Atlantische tijd’. En nogmaals, ‘uitsterven’ lijkt me vrij wezenlijk, ook als je in reïncarnatie gelooft.
    Steiner in Die Mission (1910) 6e voordracht: ‘Man fühlt etwas von dieser wirklich okkulten Wirksamkeit, wenn man noch im neunzehnten Jahrhundert sieht, wie ein Vertreter dieser alten Indianer davon spricht, daß in ihm lebt, was vorher für die Menschen groß und gewaltig war, das aber die Weiterentwickelung unmöglich mitmachen konnte. Es existiert die Schilderung einer schönen Szene, bei welcher ein Führer der untergehenden Indianer einem europäischen Eindringling gegenübersteht. Denken Sie sich, was da Herz gegen Herz fühlt, indem sich zwei solche Menschen gegenüberstehen: Menschen, die von Europa herüberkamen, und Menschen, die in frühester Zeit, als die Rassen verteilt wurden, nach Westen hinübergegangen sind. Da haben die Indianer nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch ahnen konnte etwas von der alten Größe und Herrlichkeit eines Zeitalters, das in der alten atlantischen Zeit vorhanden war, wo noch wenig um sich gegriffen hatte die Rassenspaltung, wo die Menschen hinaufschauen konnten nach der Sonne und wahrzunehmen vermochten die durch das Nebelmeer eindringenden Geister der Form. Durch ein Nebelmeer blickte der Atlantier hinauf zu dem, was sich für ihn nicht spaltete in eine Sechs- oder Siebenheit, sondern zusammenwirkte. Das, was zusammenwirkte von den sieben Geistern der Form, das nannte der Atlantier den Großen Geist, der in der alten Atlantis dem Menschen sich offenbarte. Dadurch hat er nicht mit aufgenommen das, was die Venus-, Merkur-, Mars- und Jupiter-Geister bewirkt haben im Osten. Durch dieses haben sich gebildet alle die Kulturen, die in Europa in der Mitte des neunzehnten Jahrhunderts zur Blüte gebracht wurden. Das alles hat er, der Sohn der braunen Rasse, nicht mitgemacht. Er hat festgehalten an dem Großen Geist der urfernen Vergangenheit

    De opheffing van de rasverschillen door de komst van Christus is dus maar zeer betrekkelijk en geldt kennelijk niet voor de oorspronkelijke bevolking van Noord en Zuid Amerika. Dat waren blijkbaar restanten van de Atlantische tijd, die kennelijk te lang hebben doorgeleefd: Diejenigen Menschen-Rassen-Formen, welche sich vor diesem Zeitraum verfestigt hatten, konnten sich zwar lange fortpflanzen, doch wurden nach und nach die in ihnen sich verkörpernden Seelen so beengt, daß die Rassen aussterben mußten. Allerdings erhielten sich gerade manche von diesen Rassenformen bis in die nach-atlantischen Zeiten hinein; die genügend beweglich gebliebenen in veränderter Form sogar sehr lange. Diejenigen Menschenformen, welche über den charakterisierten Zeitraum hinaus bildsam geblieben waren, wurden namentlich zu Körpern für solche Seelen, welche in hohem Maße den schädlichen Einfluß des gekennzeichneten Verrats erfahren haben. Sie waren zu baldigem Aussterben bestimmt.
    Over dit verraad spreekt Steiner iets daarvoor. Hij heeft het over het ‘verraad van de Vucanusgeheimen’, waardoor een deel van de mensheid onder invloed kwam te staan van ‘lagere geestelijke wezens’. Deze zorgden ervoor dat verschillende soorten mensen (rassen) zich te vroeg verhardden, waardoor zij weliswaar nog een tijd mee konden gaan, maar uiteindelijk voorbestemd waren om uit te sterven. Zie hier weer een andere omschrijving van wat er met de indianen gebeurd zou zijn.
    De hier naarvoren gehaalde passage uit Geheimwissenschaft door de commissie, wordt op andere plaatsen (in hetzelfde hoofdstuk) weer sterk gerelativeerd. Je zou er wel uit kunnen afleiden dat de komst van Christus eventueel de ontwikkeling in gang zet die zou moeten leiden tot het opheffen van de rasverschillen. Maar als we in andere teksten van Steiner zien wanneer dit voltooid zou moeten zijn, staan we nog maar aan het begin van die ontwikkeling (Christus leefde slechts 2000 jaar geleden, dus bijna verwaarloosbaar als we dat afzetten tegen de reusachtige tijdschalen waar Rudolf Steiner het normaal gesproken over heeft). En Steiner zegt in Die Mission einzelner Volksseelen ‘wenn man noch im neunzehnten Jahrhundert sieht’. En dan heeft hij het over het ‘te gronde gaan’ van de indianen, dus niet over een kleinigheidje.

    Citaat 25: Dit citaat is de passage uit de vierde voordracht van Die Mission einzelner Volksseelen die ook door Helmut Zander besproken wordt (dus ook citaat 97, om het makkelijker te maken, kortom bijzonder praktisch dat de commissie geen eenduidige nummering hanteert). Nog een keer:

    Aus dem, was ich jetzt gesagt habe, werden Sie erkennen, in welchem Zeiträume der Evolution es erst einen Sinn hat, von dem Rassenbegriff zu sprechen. Es hat keinen Sinn – im eigentlichen Sinne des Wortes -, vor der lemurischen Zeit von einem Rassenbegriff zu sprechen, denn in dieser Zeit steigt der Mensch erst auf die Erde herab. Vorher war er im Umkreis der Erde; dann kam er auf die Erde, und es vererbten sich die Rassenmerkmale in der atlantischen Zeit und bis herein in unsere nachatlantische Epoche. Wir werden sehen, wie in unserer Zeit die Volksmerkmale das sind, was die Rassencharaktere wieder auseinander bringt, was sie wieder auszulöschen beginnt. Das alles werden wir noch später sehen. Wir müssen uns jetzt nur hüten, die Welt so zu betrachten, als ob die Evolution nur wie ein Rad wäre, das anfangs- und endlos um sich herumrollte; die Vorstellung von dem rollenden Rad, die in mancher mystischen Weltanschauung so breit ausgeführt wird, bringt eine furchtbare Verwirrung in den Begriff der eigentlichen Menschheitsevolution. Wenn man sich den Vorgang so vorstellt, daß sich alles sozusagen wie um ein bleibendes Zentrum herum bewegt, wobei es in soundsoviele Rassen gegliedert ist, dann hat man eigentlich keinen Begriff davon, daß alles sich in Entwickelung befindet, und daß auch die Rassen sich entwickeln. Die Rassen sind entstanden und werden einmal vergehen, werden einmal nicht mehr da sein. Sie wiederholen sich nicht etwa immer in der gleichen Art, wie es bei Sinnett falsch im «Esoterischen Buddhismus» dargestellt wird. In der alten lemurischen Zeit müssen wir das Aufgehen der Rassenmerkmale, der Rasseneigentümlichkeiten suchen; wir müssen dann deren Sich-Fortpflanzen bis in unsere Zeit verfolgen, müssen uns dabei aber klar sein, daß, wenn unsere gegenwärtige fünfte Entwickelungsepoche von der sechsten und siebenten abgelöst wird, keine Rede mehr sein kann von einem Zustande, den wir als Rasse werden bezeichnen können.

    De commissie geeft hier geen verder commentaar (waarom eigenlijk niet?? want dit citaat is bijzonder duidelijk, zoniet doorslaggevend. De commissie heeft dit ook niet gedaan op een andere plaats in het rapport). Mijn eerdere commentaar: ‘Bovenstaand zegt Steiner hier iets cruciaals: ‘In der alten lemurischen Zeit müssen wir das Aufgehen der Rassenmerkmale, der Rasseneigentümlichkeiten suchen; wir müssen dann deren Sich-Fortpflanzen bis in unsere Zeit verfolgen, müssen uns dabei aber klar sein, daß, wenn unsere gegenwärtige fünfte Entwickelungsepoche von der sechsten und siebenten abgelöst wird, keine Rede mehr sein kann von einem Zustande, den wir als Rasse werden bezeichnen können’. Hij zegt dat in de oude Lemurische tijd, dus in een veel eerder ontwikkelingsstadium van de mens (een nauwkeurige toelichting volgt bij de bespreking van de Akasha-kroniek), de rassen op verschillende punten op aarde zijn ontstaan. De raskenmerken worden tot op heden overgeërfd. Maar als ons huidige tijdperk (het vijfde) wordt afgelost door het zesde en het zevende, zou er geen reden meer zijn om van ‘rassen’ te spreken. Dit is essentiële informatie. Veel antroposofen die voor Steiner in de bres zijn gesprongen, komen vaak met het argument dat de rasverschillen in het verleden een rol speelden, maar dat de betekenis daarvan zou zijn uitgewerkt. Bijvoorbeeld Dieter Brüll in zijn roemruchte artikel De Nieuwe Reactionairen, waarin hij zich niet zozeer met Steiner zelf bezighoudt, maar meer met de verdediging van de zeer omstreden antroposoof Sigismund von Gleich tegen de kritiek van historicus Gjalt Zondergeld: ‘Omdat de duvel met Zondergeld speelt, heeft hij precies de verkeerde ‘racist’ te pakken. Zeker, hij werkte Steiners ‘rassenleer’ uit voor de voor-Christelijke tijd (daarna hebben in de zienswijze van Steiner rassenverschillen hun betekenis verloren). Maar hij was juist een fervente Nazi-bestrijder van het eerste uur, die nimmer een steekje heeft laten vallen’. Dit is alles wat Brüll over deze kwestie te zeggen heeft. Het lijkt mij een beetje mager voor een verdediging van Rudolf Steiner en bovendien is het ook nog incorrect’.
    Tot zover mijn eerdere commentaar. Het commentaar van Zander sloeg dus op deze passage: ‘Die Rassenentstehung, die erst in der lemurischen Zeit begonnen habe, werde in der sechsten und siebten »Entwickelungsepoche« verschwinden (ebd.), das heißt: frühestens ungefähr im 9. Jahrtausend. Für eine politische Erledigung der Rassenfrage und für die Geltung von Steiners Rassentheorien ist dies eine lange, eine zu lange Zeit’.
    Ik denk dat hiermee dit citaat wel genoeg behandeld is. Mijn eerdere bewering dat Brülls stelling incorrect is, lijkt vooralsnog geldig te zijn, al heeft Steiner elders wel gesuggereerd dat de komst van Christus het begin zou kunnen zijn, of hooguit een ontwikkeling in gang heeft gezet, die zou leiden naar de uiteindelijke opheffing van de rasverschillen in de verre toekomst. Maar zover zijn we dus nog lang niet.
    Opvallend is, nogmaals, dat de commissie dit citaat zonder commentaar weergeeft. Elders in het rapport, bij de citaten uit Die Mission einzelner Volksseelen, wordt er naar deze plaats verwezen voor commentaar. Maar aan dit specifieke citaat wil de commissie kennelijk haar vingers niet branden, of heeft er geen antwoord op. Terwijl deze passage meer dan duidelijk is en ook nog afkomstig uit Steiners allerbelangrijkste cyclus over de rassenkwestie. En Steiner beschouwde deze cyclus ook als buitengewoon belangrijk, zoals de commissie elders duidelijk heeft aangegeven. Reden te meer om deze passage zwaar te laten meewegen. En Steiner is hier meer dan duidelijk.

    Citaat 26: Lezing van 2 december 1911 te Neurenberg voor leden van de Theosofische Vereniging in Das esoterische Christentum und die geistige Führung der Menschheit, GA 130: ‘Das ist das Eigentümliche der Menschheitsentwickelung aber, daß alte, nicht so sehr mit der geistigen Entwickelung zusammenhängende Eigenschaften der Menschen immer mehr und mehr ihre Bedeutung verlieren. Wenn wir die Menschheitsentwickelung seit der atlantische Katastrophe überblicken, so können wir sagen: Von den großen Unterschieden, die sich in der atlantische Zeit vorbereitet haben, haben sich hereingelebt in die gegenwärtigen Menschen die Unterschiede, die wir als Rassenunterschiede bezeichnen, und wir können in einem gewissen Sinne noch sprechen von einer altindischen Rasse, von einer urpersische Rasse, von einer ägyptischen Rasse, von einer griechisch-lateinischen Rasse, selbst noch in unserer Zeit können wir von einer Art fünften Rasse sprechen. Aber jetzt schon hört der Rassenbegriff auf, in Bezug auf die Entwickelung der Menschheit einem rechten Sinn zu haben. Nicht wird es so sein, wie es zum Beispiel in früheren Zeiten war, daß das, was als sechster Kulturzeitraum auf den unserigen folgt, von irgendeinem räumlichen Zentrum aus die Verbreitung dieser Kultur im wesentlichen geschieht, sondern, was wichtig ist, das ist, daß Theosophie sich verbreitet unter der Menschheit, daß sie- wie man bei ihrem Ursprunge sagte, als man noch mehr ein dunkles Bewußtsein von dem gehabt hat, was als theosophische Bewegung notwendig ist- eine Lehre sein muß ohne Unterschied von Rasse, Nation und Geschlecht. Aus allen Rassen heraus werden diejenigen, die durch die Geisteswissenschaft gegangen sind, für die sechste Kulturepoche kommen und über die Erde hin eine neue Kulturepoche begründen, welche nicht mehr auf einen Rassenbegriff gegründet ist, gegenüber welcher Rassenbegriff nicht mehr seine Bedeutung hat. Kurz, das, was in der Welt der Maja, der äußeren Räumlichkeit, eine Bedeutung hat, schwindet dahin. Das müssen wir allmählich verstehen lernen, indem wir uns weiter entwickeln mit der geisteswissenschaftlichen Bewegung. Das wurde im Anfange noch nicht verstanden. Deshalb sehen wir, wie das sonst so verdienstvolle Buch ‘Der buddhistische Katechismus’ von Olcott, wenn wir es durchlesen, etwas hervorruft, als wenn sich Rassen immer gleichartig abwickeln wie Räder. Aber diese Begriffe verlieren ihre Bedeutung für die nächste Zeit, und wir müssen uns klar sein, daß diese Anfangsstadien der theosophischen Bewegung überholt sind und daß wir für die sechste Kultureperiode dem Rassenbegriff keinen rechten Sinn mehr beilegen können.

    Geen commentaar van de commissie. Dit is op zich een interessant citaat, waarin veel ter sprake komt. Steiner spreekt weer van het theosofische rasbegrip en stelt zelfs dat de eerste na-Atlantische cultuurperiodes nog enigszins als ‘onderrassen’ konden worden omschreven. Alleen voor de ontwikkelingsgang van de cultuurperiodes verliest het rasbegrip alle betekenis. Maar dit geldt natuurlijk alleen voor de ‘onderrassen’ of ‘cultuurperiodes’, in de na-Atlantische tijd allen producten van het ‘blanke ras’ (zelfs de commissie van Baarda is daar elders in het rapport buitengewoon expliciet over, zal ter sprake komen bij het laatste citaat van deze reeks). De indianen en anderen komen in dit verhaal niet voor, of spelen, als decadente overblijfselen van Atlantis, geen rol in deze prachtige ontwikkeling.
    Het begrip ras heeft ook hier pas weer in de toekomst zijn betekenis verloren, in dit geval in de zesde cultuurperiode (wij zitten nu in de vijfde). Dat is iets eerder dan wat hij in Die Mission zegt, maar toch nog in de verre toekomst. Steiner herhaalt hier nog iets dat we eerder hebben gezien in de vierde voordracht van Die Mission. Hij bekritiseert wederom de theosoof Olcott en zijn ‘Esoteric Buddhism’, die stelt dat de rassenontwikkeling een cyclisch proces is, waarin alles wordt herhaald. Steiner stelt dat de ontwikkeling niet strikt cyclisch is en dat in de toekomst de mensheid zich volgens andere parameters zal ontwikkelen. Maar zover is het dus nog niet. Hooguit zitten we in een overgangsfase. En wederom, voor de indianen is het te laat, want die zijn ‘im neunzehnten Jahrhundert ausgestorben’. Tamelijk recent dus, als we kijken over wat voor kolossale tijdseenheden Steiner spreekt wanneer het over de ‘opheffing van de rassen’ gaat.

    Citaat 27: Lezing van 20 juni te Berlijn voor leden van de Theosofische Vereniging in Der irdische und der kosmische Mensch, GA 133

    Je weiter wir in die Zukunft hineingehen, desto mehr wird der äußere Mensch ein Ausdruck der Individualität werden, die von Inkarnation zu Inkarnation geht. Das heißt, in einer und derselben Familie werden sich- was jetzt schon bis zu einem hohen Grade der Fall ist, und niemand, der Augen dafür hat, kann es ableugnen- die Gesichter immer unähnlicher gestalten, und auch die sonstigen Ausdrücke der menschlichen Gestalt, und das aus dem Grunde, weil sie Ausdrücke der menschlichen Gestalt, und das aus dem Grunde, weil sie als Ausdrücke nicht mehr sein werden der Familienausdruck oder der Rassenausdruck, sondern immer mehr und mehr der Ausdruck der einzelnen menschlichen Individualität, die von Inkarnation zu Inkarnation geht. Heute schon kann derjenige, der mit diesem Wissen der Geisteswissenschaft ausgerüstet ist, wenn er nur wirklich die Menschen über die ganze Erde hin anschaut, soweit es ihm möglich ist, sehen, wie neben den vererbten Rassen, Familien und sonstigen Eigentümlichkeiten immer auftreten individuellere und individuellere Gesichts- und Kopfbildungen und so weiter, immer individuellere Physiognomien.
    (…)
    Es ist jeder wirklichen Erkenntnis der Geisteswissenschaft zuwiederlaufend, wenn davon gesprochen würde, daß in demselben Sinne, wie es in der Vergangenheit führende Rasse geben würde, die noch Naturmerkmale namentlich hervorgebracht würde. Die uralt Indische Kultur war getragen von einer führenden Rasse (Ariërmythe en het onjuiste idee dat de hoogste kastes blank zouden zijn, FS), die alte persische Kultur war getragen von einer führende Rasse, ebenso die ägyptische-chaldäische Kultur und die Griechisch-lateinische Kultur. Heute schon sehen wir, wie im Grunde genommen die Kultur nicht mehr getragen wird von einer führenden Rasse unmittelbar, sondern wie die Kultur sich über alle Rassen ausbreitet. Und die Geisteswissenschaft soll ja gerade dasjenige sein, was ohne Unterschied der Rasse und Stämme die Kultur über die ganze Erde trägt, insofern die Kultur Geisteskultur ist.
    (…)
    Und wenn Theosophie ihren guten alten Grundsätzen treu bleiben soll, so wird sie- trotzdem sie zu ihrem ersten Grundsatze hat, ohne Unterschied von Rassen- und Farbeigentümlichkeiten und so weiter, eine Kultur begründen- gar nicht darauf verfallen können, eine Zukunftskultur zu erhoffen von einer einzelnen besonderen Rasse.

    Geen commentaar van de commissie. Eigenlijk zijn dit drie verschillende ‘citaten’, die over drie verschillende zaken gaan. Dus laten we de bespreking ook maar in drieën delen.
    Het eerste gedeelte: Steiner beweert dat in de toekomst de rasverschillen worden opgeheven (we hebben het eerder gezien en het zal nog vaak terugkomen). Deze opheffing zou echter zo ver gaan dat alle uiterlijkheden, normaalgesproken doorgegeven door de erfelijkheid gaan verdwijnen. Dat gaat zelfs voor de ‘materialistische wetenschap’ wel heel ver. Want er worden wel eigenschappen door de erfelijkheid doorgegeven, al zit het niet zo simpel in elkaar dat het ene ras slimmer is dan het andere ras, om maar iets te noemen. Maar uiteindelijk zullen er theoretisch kinderen geboren kunnen worden, die in niets op hun ouders lijken. In die zin is ook Steiners erfelijkheidsleer wat vreemd. Misschien had Steiner, toen hij het voorbeeld noemde van dat zwangere vrouwen, als ze ‘negerromans’ zouden lezen, ze een mulattenkind zouden baren, het wel over die toekomstige situatie (dat blijf ik nog steeds een vreemd citaat vinden en wellicht was dat wel echt een ongelukkige uitglijder). Bij Steiner zijn op dat gebied de gekste dingen mogelijk. Maar hij spreekt hier wederom over de toekomst.
    In het volgende stukje zegt Steiner dat de voorafgaande na-Atlantische cultuurperiodes werden gedomineerd door een ras (wellicht ‘onderras’ in de theosofische zin). Hij zegt dat de huidige cultuurperiode niet meer ‘zonder meer’, of ‘exclusief’ (‘unmittelbar’) wordt gedragen door een ras, omdat deze cultuur zich over andere rassen verspreidt. Maar hoe ontlastend is dit? Het feit dat de Europese cultuur (het ‘Arische ras’ heet het onvervalst in verschillende werken van Steiner) zich over de wereld aan het verspreiden is, zegt weinig over Steiners waardering van de andere rassen. En we hebben elders gezien hoe hij daarover dacht, ook in Die Mission einzelner Volksseelen. Daar zegt hij in de zesde voordracht overigens hetzelfde; het is de Europese cultuur die zich over de wereld verspreidt en de drager is van deze nieuwe cultuur. Hetzelfde hebben we gezien in de arbeidersvoordracht uit 1923, waar Steiner het blanke ras het ras van de toekomst noemt (gek genoeg heeft de commissie de paar zinnen daarvoor ook in deze verzameling opgenomen, maar dit zal als laatste besproken worden).
    Dit ligt ook in de lijn met het derde gedeelte van deze passage. Het interessante is, dat hij zelfs het motto van Blavatsky’s Geheime Leer aanhaalt. Dit luidt (in de Fricke vertaling): ‘Dit werk wijdt ik aan alle ware Theosofen van alle landen en alle rassen’. Klopt dus precies, alleen begint Blavatsky meteen na dit motto in het voorwoord als volgt (eerste alinea van het ‘voorbericht’ van De Geheime Leer): ‘Schrijfster- of veeleer opschrijfster (ook HPB was helderziend en fungeerde als doorgeefluik van alles wat uit gene zijde tot haar kwam, FS)-gevoelt zich verplicht hare verontschuldigingen aan te bieden voor de groote vertraging, die het verschijnen van dit werk ondergaan heeft. Deze is veroorzaakt door ongesteldheid en de uitgebreidheid der taak. Zelfs de thans uitgegeven twee delen omvatten nog niet het geheele onderwerp, ook worden daarin aangeroerde onderwerpen niet volledig behandeld. Reeds ligt een groote hoeveelheid stof klaar, die handelt over de geschiedenis van het occultisme in verband met de levensgeschiedenis van de groote Adepten van het Arische Ras (?! FS) en den invloed aantoont van de occulte wijsbegeerte op het levensgedrag, zooals dit is en zooals dit behoorde te zijn. Indien aan deze beide deelen een gunstig onthaal te beurt valt, zal geen moeite gespaard worden om het plan van dit werk in zijn vollen omvang uit te voeren. Het derde deel is geheel gereed, het vierde bijna’.
    Al is dit werk dus opgedragen aan ‘alle mensen van alle rassen’, in de eerste alinea, waarin verder vooral praktische mededelingen staan, windt HPB er geen doekjes om dat het Arische ras in haar verder omvangrijke werk centraal staat.
    Tot zover Blavatsky en verder met Steiner. In dit citaat verwijst Steiner weer naar de toekomst, waarin er een nieuwe cultuur te verwachten is, van een apart en nieuw ras (wellicht het nieuwe ‘rasloze’ ras). Maar zover is het dus nog niet. Wederom toekomstmuziek.

    Na deze reeks citaten en de bijbehorende commentaren van de commissie kan er een voorzichtige conclusie worden getrokken. Hoewel de commissie deze citaten heeft opgevoerd om aan te tonen dat in Steiners optiek het belang van het ‘rasmatige’ afneemt, blijkt dat Steiner beweert dat pas in de verre toekomst de factor ras zijn betekenis verliest. Dat de rasverschillen voor onze tijd, voor mijn part Steiners eigen tijd nog steeds een wezenlijke rol spelen, blijkt evident uit de elders besproken passages van Steiner over de indianen, die gaan over de situatie in de negentiende eeuw (Steiner spreekt in Die Mission einzelner Volksseelen zelf van ‘midden negentiende eeuw’). Kortom het ziet er inderdaad naar uit dat Zander de werkelijkheid meer benadert dan Dieter Brüll, die onomwonden stelde dat volgens Steiner de rasverschillen hun betekenis zouden hebben verloren met de komst van Christus. Het lijkt mij dat op basis van deze citaten het onmogelijk is om vol te houden dat Brüll in deze gelijk had. Zanders stelling op basis van citaat 25 uit Die Mission einzelner Volksseelen, dat het nog een paar millennia gaat duren, is in zo’n beetje ieder citaat (17 t/m 27) bevestigd. Maar de commissie komt nog met meer materiaal, dus laten we dat eerst bekijken.

  25. Er volgen hierna nog wat citaten over eugenetica, waar Steiner geen voorstander van was (valt veel over te zeggen). Daarna komt de commissie met nog een paar ‘ontlastende citaten’. Met name die laatste citaten zijn echt spectaculair te noemen, nog veel meer dan het bovenstaande. Vervolgens komt de commissie met een opmerkelijke conclusie. Ik zal die conclusie ook van het nodige commentaar voorzien. Maar dat komt nog. Uiteindelijk zal dit als een geheel gepresenteerd worden.

  26. Overigens heb ik vanzelfsprekend het bovenstaande van een uitgebreid notenapparaat voorzien (alle literatuurverwijzingen zijn verantwoord). Alleen is dit in de weergave in het forumbericht weggevallen. Als ik het uiteindelijk in pdf presenteer, zal het wel allemaal zichtbaar zijn.

  27. Waarvan ik in ied4er geval al een voorpublicatie van kan geven is hoe de van Baarda commissie Die Mission einzelner Volksseelen heeft besproken. Het gaat hier om de algemene inleiding op de cyclus, dus niet om de bespreking van specifieke citaten (dat komt later).
    Het is een behoorlijke lap tekst, maar wellicht kan ik die in meerdere berichten na elkaar kwijt

  28. Algemene inleiding op ‘Die Mission einzelner Volksseelen’ uit het van Baarda-rapport

    De Commissie van Baarda heeft in een apart hoofdstukje aandacht besteed aan deze cyclus, waarin in grote lijnen het geheel wordt toegelicht en wat specifieker deze twee voordrachten. Ik zal me hier vooralsnog tot dit ene hoofdstuk beperken; wanneer het later over Steiners opmerkingen over specifieke zaken gaat (rassen), zal ik ingaan op hoe de commissie de verschillende citaten interpreteert. Hier gaat het dus om de cyclus in algemene zin.
    Gesteld wordt dat Steiner probeerde om met deze cyclus de ‘psychologie van de ontwikkeling der volken’ te beschrijven. Er wordt vermeld dat dit in die tijd geen unicum was. Genoemd wordt het Zeitschrift für Völkerpsychologie und Sprachwissenschaft van Moriz Lazarus en Steinthal en het tiendelige werk Völkerpsychologie, van Wilhelm Wundt. Goed, bij mijn weten is dit een tak van sport die in de culturele antropologie van nu als enigszins achterhaald wordt beschouwd (na Claude Levy Strauss! En dat is al een tijdje terug), maar in die tijd was het wellicht (nog net) een belangrijke vorm van wetenschapsbeoefening. Tekenend is dat er hedendaagse antroposofen zijn, die deze cyclus nog altijd zien als een vorm van culturele antropologie. Verder noemt de commissie dat in die tijd ook het internationaal recht zich begon te ontwikkelen.
    Voor Steiner was dit een ‘ken uzelf’ voor de mensheid, in dit verband als ‘ken uzelf als lid van een volk’, aldus de commissie. Genoemd wordt dat hij deze lezingen gaf in een tijd dat er toenemende spanningen waren ontstaan tussen de grote Europese mogendheden (niet lang daarna brak de Eerste Wereldoorlog uit). Steiner vond het dus nodig om hierover zijn licht te laten schijnen, vanuit ‘Geesteswetenschappelijk’ perspectief (dit begrip behoeft denk ik geen toelichting meer). Het ging hem dus om wederzijds begrip, noodzakelijk om in vreedzame co-existentie samen te leven.
    Steiner was zich bewust van de gevoeligheid van de materie. Hij benadrukte dat er een flinke dosis goede wil en inzet nodig was om zijn redeneringen te volgen en dat zijn publiek onbevooroordeeld moest zijn (dat hebben we meer gehoord). Interessant is, zoals de commissie mijns inziens terecht opmerkt, dat Steiner in de eerste voordracht wees op het belang van de ‘Heimatloser Mensch’. Steiner bedoelde hierbij dat het uiteindelijk de bedoeling is dat het individu boven zijn ‘volkskarakter’ uitstijgt om tot een nader begrip voor de ander te komen (toen ik zelf deze cyclus voor het eerst begon te lezen, vond ik dit een verrassend sympathiek standpunt, dus ik was aanvankelijk aangenaam verrast, door deze passages uit de eerste voordracht). Maar om de grote ontwikkelingen, die Steiner in deze cyclus schetst, helemaal te kunnen vatten, zou men eigenlijk een ‘Heimatloser Mensch’ moeten zijn.
    De commissie vermeldt dat het houden van deze cyclus een groot waagstuk was. Steiners toehoorders en latere lezers hadden dit stadium van Heimatloser Mensch nog lang niet bereikt. Hij waarschuwde zijn publiek er dan nadrukkelijk voor om zich niet te laten leiden door persoonlijke sympathieën of enthousiasme voor een bepaalde cultuur, volk of beschaving (we zijn zoiets al bovenstaand tegengekomen in de vierde voordracht, maar dan in een hele andere betekenis). Iemand kan best zeggen ‘ik houd het meest van de Egyptische/Indische, etc. cultuur’, maar dat is slechts een persoonlijke en subjectieve voorkeur en dat heeft natuurlijk niet met (geestes)wetenschap te maken! De gang der gebeurtenissen voert ten aller tijden voorwaarts, al zou men terugkijkend soms kunnen zeggen dat er bepaalde dingen zich negatief hebben ontwikkeld (maar dat is subjectief…). Mijns inziens is het natuurlijk de vraag of Steiners stelling dat alle ontwikkelingen uiteindelijk positief zijn, zelf geen subjectief oordeel is. Ook is het opmerkelijk dat hij, wanneer hij in deze cyclus, maar ook elders van ‘volkeren’ spreekt, dit bijna altijd volkeren zijn die tot het blanke ras behoren. Bij Aziaten maakt hij soms ook nog onderscheid. In deze cyclus tussen het Maleise en het Mongoolse ‘ras’, maar hij spreekt in andere werken ook van ‘Japanners’ en ‘Chinezen’ (zoals in GA 349). Hij doet dit echter nooit in het geval van de zwarte Afrikanen of de Amerikaanse indianen. Deze worden door Steiner stelselmatig tot hun ‘ras’ gereduceerd. Er zijn bijvoorbeeld nogal wat verschillen tussen een Lakota van de Noord-Amerikaanse plains, een Arawak van de Cariben, een Tlingit uit Alaska, een Maya uit Guatemala en een Quechua (Inca) uit de Andes. Het zelfde kun je ook van Afrika zeggen. In Ruanda wonen bijv. de langste mensen ter wereld (Watutsi’s) naast de kleinste (Pygmeeën). Allemaal in een klein Afrikaans land . En dan hebben wij het hier slechts over uiterlijk, laat staan over de grote culturele diversiteit. Overigens weet Helena Blavatsky in dit specifieke geval, deze nuance wel aan te brengen, zij het op een wat aparte manier: ‘There were brown, red, yellow, white and black Atlanteans; giants and dwarfs (as some African tribes comparatively are, even now)’. Ik kom later nog terug op Helena Blavatsky en ook op dit fragment.
    Voor dat soort nuances had Steiner echter geen oog. Als er iemand vanuit zijn eigen subjectieve wereldbeeld en perspectief sprak, was het Rudolf Steiner zelf wel. Het is tekenend dat hij in de zesde voordracht zegt dat er veel grotere onderlinge verschillen voorkomen bij het blanke ras, dan bij andere rassen. Maar het is een bekend verschijnsel dat andere volken of rassen dat ook van ons vinden. In China bijvoorbeeld vindt men vaak dat alle Europeanen er hetzelfde uitzien, of ze nu donker zijn of blond. Bij Steiner is, zonder enige zelfrelativering, het eurocentrisme troef, waarbij moet worden opgemerkt dat hij de Indiase, de Perzische en de Egyptische cultuur/beschaving zag als grote voorlopers van de onze. Zie het schema van de cultuurperiodes, waartoe Steiner de wereldgeschiedenis meende te kunnen reduceren. Wellicht had Steiner nog nooit een indiaan ontmoet en heel misschien een enkele keer een zwarte Afrikaan, dus kun je hem deze onwetendheid niet erg aanrekenen, maar aan de andere kant, hij pretendeerde nogal veel te weten op grond van zijn helderziende waarnemingen en ‘geesteswetenschappelijke onderzoekingen’. Maar dit terzijde.
    Enfin, de commissie stelt dat Steiner het begrip tussen ‘volken’ met deze cyclus heeft willen bevorderen. Daarbij was de entiteit ‘volksziel’ van cruciaal belang. Steiner stelde dat deze een overkoepelend ‘geestelijk wezen’ was en niet te reduceren tot een optelsom van individuen, die toevallig tot een ‘volk’ behoren. Het was daarom van belang om de ‘volksziel’ te herkennen en op waarde te schatten. Een soort mengsel van een bepaald type uit de hand gelopen cultuurrelativisme en etnocentrisme dus, uitgaande van het collectief en niet van een universeel individualisme (mijn woorden, al is dat niet helemaal fair, daar hij juist begrip nastreefde).
    Steiner wilde met deze cyclus een positieve daad stellen tot het bevorderen van begrip tussen volkeren (maar wellicht slechts de Europese en niet bijvoorbeeld tussen de Afrikaanse en al helemaal niet tussen of voor de talrijke volkeren van de oorspronkelijke Amerikanen…). In 1918 werd deze cyclus opnieuw afgedrukt en schreef Steiner een nieuw voorwoord. Hij overhandigde de prins Max von Baden, kort daarna Duitse Rijkskanselier, een exemplaar in de hoop dat hij zijn beslissingen mede zou nemen op basis van de hierin uiteengezette inzichten over de verschillen tussen volken, met het doel om de vrede in Europa te bevorderen.
    Hierna volgt de beschrijving van de hiërarchieën, die volgens Steiner werkzaam zijn boven de mens en niet (meer) in een fysieke gestalte verschijnen. Het betreft achtereenvolgens de engelen, daarboven de aartsengelen, dan de archai of ‘geesten van de persoonlijkheid’, de exousiai, volgens Steiner ‘de geesten van de vorm’, de dynameis of de ‘geesten van de beweging’, de kyriotes of ‘geesten van de wijsheid’ en helemaal daarboven de cherubijnen en serafijnen. Het rapport vermeldt dat de ziel en de geest van een volk behoren tot de rang der aartsengelen en dus twee trappen boven de mens staan. We hebben dit al langs zien komen aan het begin van de vierde voordracht.
    De mens heeft zijn bestaan te danken aan deze hogere geestelijke wezens. Over een lange periode is vanuit deze hogere geestelijke wezens het fysieke lichaam geschapen (door de geesten van de wil), het levenslichaam (door de geesten van de wijsheid), het zielenlichaam (door de geesten van de beweging) en tenslotte het ik (door de geesten van de vorm).
    Maar, zoals wij ook al in de vierde voordracht hebben kunnen zien, deze hogere krachten werken niet altijd even harmonieus samen. Ook bij de wezens boven de mens zijn er wezens die zijn achtergebleven. Dit soort achtergebleven entiteiten kunnen soms de harmonieuze orde van de kosmos verstoren, door een oppositionele rol te spelen. Zoals de commissie het vermeldt: ‘Dat is met name het geval bij de wezens die de veroorzakers zijn van de rassen op aarde. Deze hoorden eigenlijk tot de vijfde rangorde boven de mens, dus tot de geesten van de beweging, maar zijn blijven steken op het niveau van de geesten van de vorm’.
    Goed, we hebben het al in de vierde voordracht gezien, dit zijn dus de ‘abnormale geesten van de vorm’, de krachten die achter de rasvorming zitten.
    De commissie haalt Steiners constatering aan dat de mens een gecompliceerd wezen is. In hem werken vele geestelijke wezens. De normale geesten van de vorm, de exousiai, werken vanuit de zon en zouden een harmonieuze ontwikkeling bevorderen (wij hebben aan het begin van de zesde voordracht gezien dat het om zeven gaat, zes vanuit de zon en een, Jahwe, een van de zeven exousiai of Elohim, vanuit de maan), ware het niet dat de dynameis-wezens (vanuit de vijf planeten en vier krachtpunten op aarde) deze verstoren. Daardoor werd de eenheid of de universaliteit van de mensheid doorbroken (zie citaat 93 uit de vierde voordracht). Omdat deze geesten, de abnormale geesten van de vorm (de achtergebleven dynameis dus), werkten vanuit verschillende punten op aarde werd de mens afhankelijker van zijn plaats van ontstaan, dan oorspronkelijk de bedoeling was. Nadrukkelijk stelt de commissie dat er dus vele krachten op de mens inwerken, waarvan die van de abnormale geesten van de vorm er eentje is. M.a.w. de mens is niet te reduceren tot zijn ras. De commissie constateert dat terecht, ikzelf had deze passages ook gevonden. Maar dat neemt natuurlijk niet weg dat het behoren tot een ras voor Steiner slechts betekent dat je een bepaalde huidskleur hebt en misschien nog een paar andere uiterlijke kenmerken. En over de aard van die kenmerken hebben wij al in het voorgaande veel kunnen vernemen. De consequenties van het behoren tot een ras kunnen in Steiners optiek heel ver gaan, zie het droeve lot van de indianen.
    Het van Baarda-rapport vermeldt dat volgens Steiner het ontstaan van de rassen plaatsvond in een periode dat de mens nog niet in zijn hedendaagse verharde fysieke vorm bestond (Lemurië). Dit hangt samen met de antroposofische notie van evolutie, de evolutie van geest (afdalend) naar stof (opklimmend). Dit zal hier later uitvoerig ter sprake komen in het gedeelte over de ‘wortelrassen’. Maar in de tijd dat het fysieke lichaam weker was dan nu hadden verschillende krachten uit de omgeving er een sterkere invloed op dan tegenwoordig. De verschillende krachtpunten op aarde hadden een sterk differentiërend effect op de menselijke gestalte, waarbij op verschillende plaatsen verschillende accenten werden gelegd. Zo zijn volgens Steiner de verschillende rassen ontstaan. Zo hebben de mensen in Afrika sterk de accenten van het kind meegekregen (cit. 98). In Zuid-Oost Azië lag het accent van de jeugdige kenmerken en in centraal Azië die van de jong volwassen leeftijd (cit. 100). In de Kaukasus is de invloed van de middelbare leeftijd overheersend (cit. 101) en in Amerika die van de ouderdom (cit. 103). In de Atlantische tijd werden deze kenmerken in de erfelijkheid gefixeerd.
    Het rapport stelt dat het hier uitsluitend om lichamelijke ontwikkelingen gaat. Het zou niet gaan over de hele mens, die uit een lichaam, een ziel en geest bestaat. Mocht er sprake zijn van een voorsprong bij de Europeanen, dan kan deze voorsprong door iedereen genoten worden, daar de mens door alle rassen reïncarneert.
    In het rapport wordt gesteld dat na de Atlantische tijd de rol van de rassen werd overgenomen door de grote culturen. Deze ontwikkeling vond plaats van een lijn die van Atlantis naar het oosten liep en vanaf Azië (India, het Midden Oosten en Noord Afrika, tot Europa en Noord Amerika). Dit is inderdaad de antroposofische notie van de cultuurperiodes (onderrassen in theosofisch jargon, door Steiner gebezigd tot omstreeks 1908). Dit zal later ter sprake komen. Ik wil hier wel vast opmerken dat deze cultuurontwikkeling uitsluitend een aangelegenheid lijkt van het blanke/Kaukasische/Arische ras. Ook de Aziatische culturen, als die van de Indiërs en de Perzen kunnen hiertoe gerekend worden (de oorspronkelijke ‘Ariërs’ stammen immers uit Voor Indië en Perzië!). Zo’n ontwikkelingslijn van cultuurperiodes bestaat volgens Steiner niet in het oude Amerika, om maar iets te noemen. Zie hier de ‘ario-centrische’ visie op de geschiedenis.
    Hierna komt (kort) de indeling van de analogie met de planeten van het zonnestelsel aan de orde. De reguliere geesten van de vorm werken vanuit de zon en de maan en de abnormale geesten van de vorm vanuit de verschillende planeten. Deze laatste geesten werken in verschillende fysieke systemen van de mens. Het bloed is verbonden met het ik, het zenuwstelsel met het zielelichaam en het klierstelsel met het levenslichaam. Mercurius werkt in op het kliersysteem (cit. 111), Venus via de ademhaling (cit. 112), Mars in het bloed (cit. 113 en 114), Jupiter via de zintuigen (cit. 115, bij Steiner overigens onlosmakelijk verbonden met de hersenen, FS) en Saturnus tenslotte weer op het kliersysteem (cit. 116).
    Het rapport stelt over het bovenstaande: ‘Dat Steiner een dergelijke indeling zo expliciet aan de orde stelt, is, zelfs wanneer men zijn herhaaldelijke nadrukkelijke oproep tot onbevooroordeeldheid in gedachten houdt, naar hedendaagse maatstaven ongebruikelijk, zo niet schokkend. Met name het verband van geografische invloeden met leeftijdsfases heeft in de openbare discussie over de antroposofie een grote rol gespeeld. Een van de stenen des aanstoots in deze discussie was de simplificatie ‘negers zijn kinderen’, een simplificatie die aan gevoeligheid won, omdat het voormalig apartheidsregime de vermeende kinderlijkheid van zwarten heeft aangegrepen om een blank minderheidsregime te rechtvaardigen. Die simplificatie is echter onjuist. De planeetinvloeden golden alleen ten aanzien van de universele gestalte van de mens bij het ontstaan van de rassen. Steiner benadrukte dat het gaat om het lichaam, dat, zoals wij reeds op blz. 122 hebben opgemerkt, niet het wezenlijke van de mens uitmaakt’.
    Hier valt veel over te zeggen. Na een lange en op zich correcte inleiding waarin wel om de hete brei wordt heen gedraaid, komt men bij de kern terecht. Maar dan begint de commissie te draaien. Het lijkt schokkend en het heeft tot misverstanden geleid. Ik vrees dat het eerder schokkend is en dat er geen misverstand over kan bestaan, althans wat die twee voordrachten betreft. Maar laten wij eens kijken wat er op pagina 122 wordt gezegd. Het betreft hier de ‘slotopmerkingen’ van het derde deel Historische plaatsbepaling van Rudolf Steiner-een korte schets. Ik zal dit stuk integraal weergeven (precies een pagina), maar dan wel met de noodzakelijke aantekeningen van mijn hand (alles wat tussen haakjes staat is dus van mij):

    ‘In het mens- en wereldbeeld van de antroposofie staat de totale mensheid centraal. Voor zover rassen nog betekenis hebben gehad, ging het om aanvullende delen, net als dat bij de individuele mens het geval is. Bij elk kind dat geboren wordt zijn bepaalde eigenschappen sterker ontwikkeld dan anderen. Het is belangrijk om die verschillen te onderkennen (curs. FS, vergeet niet, we hebben het hier over rassen, waarvan de verschillen…etc., vergelijk met Hans Teeuwen, aan het begin van deze verhandeling) . Het is niet toevallig dat er in de op antroposofie gestoelde pedagogiek zo’n nadruk wordt gelegd, dat de kinderen niet alleen in cognitieve, intellectuele zin moeten worden ontwikkeld, maar ook en juist in het gevoels- en wilsgebied (en die zijn dus ook verschillend per ras? FS). Dit zou betekenen dat we ook de uitspraken van Steiner over het blanke ras, waar zich vooral meer technische wetenschappen en vaardigheden zich in de voorgaan de eeuwen hebben ontwikkeld (hoezo dit zou betekenen, sinds wanneer bestaat er een causaal verband tussen de vermeende kenmerken van een ras en de verschillende ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen? FS), niet mogen opvatten dat blanken daardoor beter zijn dan niet-blanken (het argument dat een directeur niet beter is dan een schoonmaker, is dus hetzelfde dat een blanke niet beter is dan een zwarte, ze zijn gewoon ‘anders’. Dus de zwarten naar het VMBO en de blanken naar het gymnasium, al moeten in het vrije schoolonderwijs alle kinderen juist weer naar een soort school, dus typisch antroposofisch zou je dit niet kunnen noemen, FS).
    Het gaat uiteindelijk om de hele mens, die zich overal ter wereld verschillend heeft laten zien (langs raciale scheidslijnen? FS). Dit geldt uiteindelijk niet alleen voor volkeren en cultuurgroepen, maar ook voor individuen onderling (ook? Zullen we er maar juist van maken? FS). Het in evenwicht brengen van de verschillende kwaliteiten, die in vele verschillende levens op heel verschillende plaatsen op aarde en in heel uiteenlopende tijden zijn verworven, ligt nu binnen de verantwoordelijkheid van het individu (nu pas?). Deze zal zijn ontwikkeling als volwassene (gold vroeger alleen voor de blanken? Dus nu is iedereen volwassen? FS) zelf ter hand moeten nemen, en eveneens verantwoordelijkheid voor het samenwerken met zijn medemensen. In sociaal opzicht gaat die verantwoordelijkheid de eigen kring, gemeenschap en volk ver te buiten. Met name op economisch gebied behoort zich een wereldwijde broederschap te ontwikkelen, als basis voor een wereldmensheid’ (prachtig, maar als de basis is dat het blanke ras het meest volwassen is? Terug naar het kolonialisme? Of mogen de jong-volwassenen deze keer wel meepraten? FS).
    De uitspraken die Steiner heeft gedaan over rassen kunnen misschien het beste vergeleken worden met het stellen van een lichamelijke diagnose (dus de indianen zijn ‘doodziek’ als ras?? ), ze hebben geen betrekking op het wezen van de mens (‘uitsterven’, in Steiners woorden in de vierde voordracht althans, want het is niet helemaal gebeurd, lijkt me vrij wezenlijk, FS). Volgens het antroposofische mensbeeld kunnen lichamelijke eenzijdigheden of gebreken door individuele geestkracht omgevormd worden (dus ‘kinderlijke negers’ kunnen hun eenzijdige kinderlijke eigenschappen omvormen door individuele geestkracht? FS). Dit verklaart ook waarom de antroposofie niet voor iedereen dezelfde aanwijzingen, therapieën, didactische aanwijzingen, meditaties en medicaties heeft (vanzelfsprekend, maar worden deze ook op raciale gronden voorgeschreven? FS). Zij vraagt om een actieve waarneming van specifieke mensen en situaties, waardoor telkens opnieuw een ter zake kundig en moreel oordeel over de te nemen maatregelen genomen moet worden (ook voor de indianen?? FS). Iedere situatie, ieder mens vraagt om een eigen aanpak, een eigen weg tot het algemeen gestelde doel (wat is dat doel, speciaal voor de indianen? FS). Daarmee is er ook geen sprake van modellen, recepten, eeuwig geldende afspraken of voorbeelden (doe dat dan ook niet, FS). Indien goed toegepast (?!) kan hiermee stereotypering van mensen en volken worden voorkomen (??!!!)’ .

    Tot zover de complete tekst van pagina 122, voorzien van de nodige kanttekeningen. Je zou anders door de zalvende en bijna therapeutische woorden bijna vergeten dat het onderwerp hier ‘mensenrassen’ is, geen handleiding voor een of andere halfzachte kruiden- of kleurentherapie, vandaar de nodige interventies mijnerzijds, in sommige zinnen zelfs meer dan een. En dan gebruikt men het de termen ‘schokkend’ en ‘misverstand’, voordat er naar deze tekst wordt verwezen. Maar dan blijkt er dus juist geen misverstand over mogelijk.
    Over de laatste passage ‘indien goed toegepast kan hiermee stereotypering van mensen en volken worden voorkomen’, kan ik slechts het volgende adviseren: ‘Indien niet toegepast… etc.’ Het doet me enigszins denken aan een opmerking van Hans Peter van Manen, in Antroposofie ter discussie: ‘Wat de rassen betreft, gaat het niet om de vraag of rassendiscriminatie juist is of niet. Daarop is het antwoord bekend. De vraag waar het om gaat is: bestrijdt men het leed en het onrecht, dat met rassenverschil verbonden wordt, het beste door alle rassenverschillen te ontkennen? (zie de bijdrage van Maarten Ploeger). Of is het wijzer om de stenen die hier liggen wel te zien? Niet om ze op te rapen om als projectielen te gebruiken, dat wil zeggen als argumenten voor superioriteitsaanspraken, maar om er overheen of er langs te stappen. Wie weigert de stenen te zien, kan er makkelijker over struikelen dan hij die ze wel ziet’. Het lijkt mij raadzamer om te gaan ‘puinruimen’ (om bij de beeldspraak van van Manen te blijven), dan hoeft er ook niemand meer over Steiners racistische keien te struikelen, al vindt van Manen natuurlijk dat Steiner het had over werkelijk bestaande problemen (stenen!) rond rassen, en niet dat die ‘stenen’ slechts racistische bedenksels van Steiner zelf zijn. Maar misschien dat er na ‘het puinruimen’ daadwerkelijk een keer gesteld kan worden dat er ‘géén sprake (meer) is van rassenleer in de antroposofie’. Zie voor de passages van Maarten Ploeger, waar van Manen naar verwijst (aanmerkelijk minder subtiel dan van Manen) de voorgaande bespreking. Maar ondanks de (zogenaamde) subtiliteiten, van van Manen houdt hij hier gewoon een pleidooi voor een beetje racisme, subtiel racisme of tactisch racisme. En ook dat is racisme, al zegt van Manen het een beetje anders dan Hans Teeuwen (dat is pas echt het betere projectielenwerk, zij het zo tot in het absurde doorgevoerd, dat het weer heel erg grappig is, maar de kern is hetzelfde). Kortom, er is ‘sprake van rassenleer’.
    Terug naar de slotoverwegingen van het derde deel van het eindrapport. Uit deze misschien goed bedoelde tekst, waarin alles wordt ingezet om Steiners kijk op de verschillende niet-Europese rassen zo vriendelijk mogelijk af te schilderen (allemaal didactisch, therapeutisch, tot heil van de gehele mensheid) blijkt een onverholen paternalisme en zelfoverschatting en daarmee eigenlijk volstrekte minachting voor de ander, al is het wellicht niet zo bedoeld. En het enige criterium hiervoor is NB huidskleur! De Commissie heeft op verschillende plaatsen in het rapport de Palestijnse denker Edward Said aangehaald (Orientalism en vooral Culture and Imperialism), die als geen ander in staat was om verkapte koloniale noties van stereotypering en daarmee van macht ontzenuwen. Wat zou het mooi geweest zijn als Edward Said (helaas in 2002 overleden) deze pagina 122 onder handen zou hebben genomen. Verder zou ik pagina 122 willen afschilderen, net als de hier besproken passage van van Manen, als een halfzachte variant op het nummer van Hans Teeuwen, hier aan het begin als motto meegegeven.

    Terug naar de algemene inleiding op ‘Die Mission einzelner Volkseelen’ uit het rapport (inmiddels het slot). De commissie vermeldt dat uit het besprokene niet moet worden opgemaakt dat de cyclus als geheel uitsluitend over rassen gaat. Het gaat immers over volkeren, maar omdat in de geschiedenis van de ‘volksontwikkeling’ er ook rassen zijn ontstaan heeft Steiner ook de rassen besproken. Er wordt nog verder vermeld wanneer het onderwerp ras aan de orde komt. Dat is pas aan het eind van de derde lezing. De vierde voordracht is in zijn geheel aan dit onderwerp gewijd (die is hiervoor integraal weergegeven). In de vijfde voordracht wordt er een opmerking over gemaakt en de zesde voordracht gaat wederom in zijn geheel over rassen (ook hiervoor integraal weergegeven).
    Wellicht moet er hier aandacht worden besteed aan de hierboven genoemde passgage uit de vijfde voordracht. Het van Baarda-rapport en anderen halen deze passage aan om duidelijk te maken dat Steiner de val in de verschillende rassen niet als een positieve ontwikkeling zag. Hij beschouwde de abnormale geesten van de vorm niet als positieve krachten, zoals blijkt uit deze passage. Overigens gaat de vijfde voordracht, hoewel tussen de twee belangrijkste teksten van Steiner die over rassen gaan (4e en 6e voordracht), niet over rassen, maar meer over de krachten boven de mens (die ook hierboven zijn besproken). Toch wijdt Steiner een passage aan de geesten die verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van de rassen. Het gaat hier om citaat 107. Eerst de volledige tekst:

    (cit. 107, cat. 3) ‘Diese eigenartigen Geister der Bewegung, die deplazierte, gestürzte Geister sind, sie sind das nächste, was sichtbar wird von diesen in der geistigen Erdenatmosphäre webenden und wogenden geistigen Wesenheiten. Diese geistigen Wesenheiten, die das erste sind, was auf dem Astralplan zunächst sichtbar wird, noch bevor dasjenige, was normalerweise auftritt, die Engelwesen oder Angeloi sichtbar werden, sind für das hellseherische Schauen eigentlich – trotzdem sie für die Erzeugung der Rassen im tiefsten Sinne notwendig sind – doch in gewisser Weise die verführerischen Geister. Diese Geister, von welchen jeder wieder viele unter sich hat – weil jeder viele geistig untergeordnete Wesen erzeugt -, sind in der geistigen Welt eingehüllt in eine Summe von geistigen Wesenheiten, die immer unter den betreffenden Hierarchien stehen. Auch die höheren Geister haben solche unter ihnen stehende Wesenheiten; die Geister des Willens: die Undinen; die Cherubim: die Sylphen; die Seraphim: die Salamander. Aber auch diese abnormen Geister der Form, die eigentlich Geister der Bewegung sind, die wie eine Art häßlicher geistiger Wesen auf dem astralischen Plane erscheinen, haben ihre untergeordneten Geister. Sie sind die Geister, welche weben und leben in dem, was mit dem Entstehen der menschlichen Rassen zusammenhängt, was also beim Menschen mit dem zusammenhängt, sozusagen an dem Elemente hängt, das wir als das erdgebundene charakterisiert haben, als das mit der Fortpflanzung zusammenhängende und dergleichen. Das sind Wesenheiten, das ist überhaupt ein Terrain, welches zu den buntesten und gefährlichsten der astralischen Welt gehört, und es ist leider das Terrain — an dieser Stelle kann es am besten im Zusammenhange gesagt werden -, das von denjenigen, die auf eine unrichtige Weise zum Schauen kommen, am allerleichtesten gefunden werden kann. Am leichtesten kommt das Heer derjenigen Geister, die mit der Fortpflanzung der Rasse zu tun haben und dienende Glieder derselben sind, zum Vorschein. Mancher, der vorzeitig und auf unrichtige Weise sich in das okkulte Gebiet hineinbegeben hat, hat es teuer dadurch bezahlen müssen, daß ihm das Heer dieser geistigen Wesenheiten ohne die Harmonisierung durch andre geistige Wesen entgegentrat’ (einde citaat 107).

    De commissie gat hier verder nauwelijks op in. Er staat bij het citaat vermeldt: ‘De afschuwelijke aanblik in de bovenzinnelijke wereld van de gevaarlijke wezens die meewerken aan de vorming van het rassenelement’. Wie hier wel op wat meer op ingaat is Hans Peter van Manen (in Antroposofie ter discussie). Van Manen: Men doet er goed aan om voor ogen te houden, dat Steiner in zijn totale werk veel meer aandacht schenkt aan de ontwikkeling van de individuele persoonlijkheid. Volkeren beschouwt hij als helpende factoren in die ontwikkeling, rassen als remmende elementen, die desondanks een functie in het geheel hebben. ‘In het midden tussen het rasbestaan en het individu ligt het volksbestaan’. Hij maakt dus een principieel onderscheid tussen rassen en volken. Elk volk betekent een verrijking van de cultuur en het zieleleven van de mensheid. Die positieve betekenis hebben rassen niet zonder meer. Hun ontstaan vormt zelfs een hoogst problematische ontwikkeling voor de mensheid. Daarover laat Steiner geen enkel misverstand bestaan. De harmonisch evoluerende, goede hogere machten streven naar een mensheid, dus ook naar één mensensoort lichamelijk gesproken, als bevolking der aarde. Hun scheppende en dirigerende werk werd echter doorkruist door het ingrijpen van oppositionele geesten van zeer hoge orde, die op een bepaalde trap van hun ontwikkeling waren blijven staan. ‘Gedeplaceerde, gevallen geesten’, noemt Steiner hen in de vijfde voordracht. Zij manifesteren zich voor de innerlijke blik van de ziener ‘als een afschuwelijk soort geestelijke wezens’. Deze werken zowel differentiërend als verstarrend, waardoor de wordende ene mensheid –tijdelijk- in verschillende rassen verdeeld raakte. Bovendien raakte de mensenziel door hun inwerking veel dieper dan vroeger met het lichaam verbonden dan anders het geval was geweest’.
    Het is bijna een toren van Babel verhaal; door hoogmoed viel de mensheid uiteen in verschillende taalgroepen. Of in dit geval, door hoogmoed bleven er geesten op een lager plan staan, waardoor deze ontwikkelingen zich op aarde bij de mensen voltrokken. Maar kun je daarmee de ene taal of het ene ras hoger aanschrijven dan de ander? En dat doet Steiner wel met de rassen. In de vierde voordracht zegt hij: ‘…so besteht, obgleich man uns entgegenhalten kann, daß der Europäer gegen die schwarze und die gelbe Rasse einen Vorsprung hat, doch keine eigentliche Benachteiligung. Hier ist die Wahrheit zwar manchmal verschleiert, aber Sie sehen, man kommt mit Hilfe der Geheimwissenschaft doch auf merkwürdige Erkenntnisse’ (het laatste stuk van citaat 102). En dan misschien de meest wezenlijke vraag: sinds wanneer betekent het feit dat als er betreurd wordt dat er rassen bestaan, er geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van racisme? Want het zijn juist die negatieve of teruggebleven krachten die vooral werkzaam zijn in de niet-Europese rassen. Het blanke ras heeft er immers het minste last van. Dus het lijkt mij eerder meer belastend dan dat het Steiner vrijpleit.
    Terug naar het van Baarda-rapport en de inleiding op Die Mission einzelner Volksseelen. Deze besluit met: ‘Hierna, dat wil zeggen in de vijf hierop volgende lezingen, verdwijnt het rassenthema. Eerst komen de volken uit de oudheid en hun mythologie aan bod, terwijl de achtste lezing de blik richt op de Germaanse mythologie, wat in de negende en de tiende lezing wordt voortgezet, samen met beschouwingen over verleden en toekomst van de mensheid’ .
    Tot zover de bespreking van dit specifieke gedeelte van het van Baarda-rapport. Overigens zijn de laatste lezingen zeer interessant, ook in dit verband. Ik zal op die bepaalde gedeeltes uit ‘Die Mission’ nog terugkomen, vooral bij de bespreking van het ‘blanke ras’.
    Ik denk dat je over deze bespreking uit het van Baarda-rapport het volgende kunt concluderen: Zolang het een algemene inleiding betreft op het gedachtegoed van Rudolf Steiner, weten ze het goed en helder uit te leggen (daar zijn het ook antroposofen voor). Maar zodra de pijnpunten ter sprake komen, begint het verhaal te zwabberen. Dit komt uitsluitend omdat er wanhopig wordt geprobeerd iets te verdedigen, dat me vrijwel onmogelijk lijkt om te verdedigen. Want er is wel degelijk sprake van rassenleer, al is dit rapport vooral geschreven om aan te tonen dat er géén sprake is van rassenleer. De inmiddels roemruchte en bijna hilarische slotoverwegingen van het derde deel van het rapport, op pagina 122, maakt dit zonder meer zichtbaar.

    7.5 ‘Steiners ‘rasbegrip’ zoals dat ontwikkeld wordt in 1910 in de voordrachtencyclus Die Mission einzelner Volksseelen’, Eindrapport, pp 240-247
    zie deze reactie op racisme-debat, van een redacteur van het tijdschrift Driegonaal, http://antroposofie.wordpress.com/2008/10/30/racismedebat/#comment-382
    De eerste voordracht uit Die Mission einzelner Volksseelen is hier te raadplegen: http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_121_01.htm,
    Eindrapport, pp. 240-241
    Dit breng ik overigens niet in verband met de strijd tussen de Hutu’s en de Tutsi’s van de jaren negentig, geen enkel misverstand. Dat zijn oorspronkelijk niet eens verschillende volkeren, maar maatschappelijke klassen, waarvan de hegemonie van de een door de ander werd betwist. Beide behoren overigens tot de Watutsi’s. Vergelijkbaar met de onderlinge strijd van de Servo-Kroaten, een taal en eigenlijk een volk of etnische groep, maar met verschillende religieuze tradities, waarbij de een om de beurt de ander domineerde, of tegen elkaar werden uitgespeeld door omringende grootmachten. De Rooms-katholieke Kroaten veelal door het Habsburgse Oostenrijk-Hongarije, de orthodoxe Serviërs door het Tsaristische Rusland en de Bosnische moslims door het Osmaanse Rijk, die allen hun eigen belangen op de Balkan hadden en streefden naar uitbreiding van hun hegemonie. (lit. Mark Mazower, De Balkan; een geschiedenis, de Bezige Bij, 2002)
    Helena P. Blavatsky, ‘The Secret Doctrine; Part II ‘Antropogenesis’, Londen, 1888, Vol II, p. 433 (digitale versie: http://www.theosociety.org/pasadena/sd/sd2-3-09.htm )
    Eindrapport, pp. 242-243
    Idem, p. 243
    Idem p. 244
    Idem, p. 245
    Idem, p. 246
    Maarten Ploeger verwoordde het Antroposofie ter discussie (1985), in de beste traditie van Hans Teeuwen, als volgt: ‘Iedereen die zich op de hoogte stelt van de levensomstandigheden van bijvoorbeeld de Derde-Wereldburgers, weet dat het behoren tot een bepaald ras niet zonder gevolgen is. Maar het is al een taboe geworden daar anders over te spreken dan in puur economische-materiële zin. De oorzaak daarvan moet worden gezocht in de wijd verbreide opvatting dat iedereen zich in principe op dezelfde wijze kan ontplooien, mits de milieufactoren als opvoeding, onderwijs en materiële welvaart over de hele wereld volledig wordt gelijkgeschakeld. Dit geldt gelijkelijk voor twee Nederlanders, als voor een zwarte en een blanke. Een vergelijkbare opvatting kan worden gevonden in het radicale feminisme: corrigeer met alle kracht het foute denkbeeld dat de vrouw qua menselijke mogelijkheden verschillend zou zijn van de man (de ideologie van ‘het kleine verschil’, dat is verschil in louter voortplantingsfunctie)’ (p. 37-38). ‘Het ontkennen van rasverschillen, is een vorm van struisvogelpolitiek’, aldus Ploeger. Zie voor mijn ietwat strenge bespreking van deze bijdrage van Ploeger: http://florisschreve.blog-s.nl/2008/10/14/antroposofie-ii-een-repliek/
    Zie deze bijdrage op racisme-debat, waarin de indianen worden omschreven als een ‘ziek ras’: http://www.antroposofia.be/steinerscholen/Onderzoek/alex.hemme.bijdrage.racismediscussie26.01.2009.pdf. Zie ook weer Maarten Ploeger en voor het nodige commentaar en de broodnodige feitelijke correcties op de te berde gebrachte historische onjuistheden, wederom mijn bespreking van Ploegers bijdrage, http://florisschreve.blog-s.nl/2008/10/14/antroposofie-ii-een-repliek/
    Eindrapport, p. 122
    Hans Peter van Manen, ‘Rudolf Steiners visie op rassen en volken’, in Antroposofie ter discussie (Zeist, 1985), p. 52
    Uit de vijfde voordracht (tweede helft een na laatste alinea): http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_121_05.htm
    Eindrapport, p. 370
    Hans Peter van Manen, ‘Rudolf Steiners visie op rassen en volken’, in Antroposofie ter discussie, p. 51
    Idem, p. 247

  29. Maar hoe dan ook, voor de commissie van Baarda stelt Steiner met de volgende uitspraak: ‘Nicht etwa deshalb, weil es den Europäern gefallen hat, ist die indianische Bevölkerung ausgestorben, sondern weil die indianische Bevölkerung die Kräfte erwerben mußte, die sie zum Aussterben führten’, slechts de diagnose.
    Dus is er géén sprake van rassenleer. Ondanks de paar goede kanten van het rapport komt het uiteindelijk hierop neer. Ik vrees dat dit niet genoeg is om de wereld wijs te maken dat er geen racisme te vinden is in het werk van Rudolf Steiner.

  30. Overigens is dit het commentaar van de commissie bij het bovenstaande citaat. Als je het zo leest vindt de commissie inderdaad dat Steiner de diagnose stelt. Maar ik vrees dat dit niet overtuigt. Er valt over deze verdediging een heleboel te zeggen. Maar eerst de commissie:

    NB Waarom zei Steiner op juni 1910 in Oslo dat de indianen niet zijn uitgestorven ‘omdat de Europeanen het beviel’, maar ‘omdat de indiaanse bevolking zich de krachten moest verwerven die tot hun uitsterven zouden leiden’? Ging hij op deze plaats voorbij aan de volkerenmoord op de indianen? Praatte hij die volkerenmoord, zoals sommigen beweren, goed met een zogenaamde ‘kosmische noodzaak’? Kennelijk besefte hij dat er misverstanden kon oproepen, want hij liet de uitspraak over de indianen voorafgaan door de opmerking: ‘ich bitte das nicht mißzuvertehen, was eben gesagt wird; es bezieht sich nur den Menschen, insofern er von den physische-organisatorischen Kräften abhängig ist, von den Kräften, die nicht sein Wesen als Menschen ausmachen, sondern in denen er lebt’. De irreguliere geesten van de vorm bewerkstelligden in de lichaamskrachten van indianen een element van ouderdom. Als stierven de indianen volgens Steiner daarom uit.
    In het verzamelde werk van Steiner zijn in hoofdzaak twee redenen te vinden voor het (gedeeltelijke) uitsterven van de indianen. De ene ligt in de verschillende constitutionele eigenschappen van de indianen, zoals beschreven in het onderhavige citaat en in de lezingen van 27 oktober 1909 (citaat 153), 12 juni 1910 (citaat 116) en 3 maart 1923 (citaat 130, laatste overigens eerste categorie, FS). De andere is de uitroeiing van de indianen door de blanke veroveraars uit Europa. Er zijn talrijke plaatsen te vinden waar hij deze uitroeiing beschrijft. Hierboven zijn er al enkele daarvan aangehaald, namelijk de citaten 155, 157, 159, 161, 163 en 164. Ook in 166 wordt over de uitroeiing van de indianen door de Europeanen gesproken.
    Het gebruik van de term uitroeiing (‘Ausrotting’, ausrotten’) geeft aan dat Steiner het doden van de indianen door de Europeanen impliciet veroordeelde. Uit sommige citaten blijkt nog duidelijker hoe hij daarover dacht, zoals in: ‘…man die damaligen Amerikaner, die amerikanischen Indianer massakriert hat. Diese Art von Kulturausdehnung, das war die erste Etappe auf dem Wege, auf dem wir dann nach und nach weitergegangen sind’ (citaat 155) en ‘Sehen Sie, die Indianer haben allmählich kennengelernt die ‘besseren’ Menschen, die über sie gekommen sind, bevor diese sie ausgerottet haben’ (citaat 159). Ook in de opmerking ‘weil es den Europäern gefallen hat’ (citaat 103) klinkt deze veroordelende ondertoon ten aanzien van de Europeanen (niet echt overtuigend, juist in dit geval, FS).
    Waar het hem in de lezing op 10 juni 1910 kennelijk om te doen was, was om de aanwezige theosofen te laten zien dat er bij die beslissende historische gebeurtenis niet alleen uiterlijk-fysieke factoren een rol speelden, maar ook innelijk-geestelijke. De uitspraak ‘Nicht nur etwa deshalb, weil es den Europäern gefallen hat’, zou meer in overeenstemming zijn geweest met zijn andere uitlatingen erover.
    Het komt bij Steiner vaker voor dat hij innerlijke en uiterlijke oorzaken voor iets aangeeft. Bij belangrijke gebeurtenissen spelen immers altijd verschillende factoren een rol. Hij drukte het verschijnsel van innerlijk-geestelijke en uiterlijk fysieke factoren eens als volgt uit: ‘Es vertletzt jemand bei einer Rauferei einen anderen mit einem Messer, er hatte das Rachegefühl, der andere sagt , das Messer war die Ursage.-Beide haben recht. Das Messer war die letzte physische Ursache, aber dahinter liegt die geistige. Wer nach geistigen Ursachen sucht, wird immer die physischen gelten lassen’. Uit de laatste zin blijkt dat voor hem de geestelijke oorzaak niet belangrijker is dan de fysieke, of dat daardoor de laatste zou vervallen. In het kader van het uitsterven van indianen betkent dat met zoveel woorden: ook al ligt geestelijk gesproken de oorzaak ervan in het lot van de indianen als ras, de verantwoordelijk voor de daad van uitroeiing door de Europeanen op fysiek niveau wordt er daarom op geen enkele manier minder op.
    Ook bij het ontstaan van ziektes spelen zowel innelijke als uiterlijke oorzaken een rol. Daarover uitte Steiner zich in dezelfde lijn als hierboven als volgt: ‘…daß aber alles, was materiell zum Ausdruck kommt, seine geistige Hintergründe hat und daß diese geistigen Hintergründe zum Heile der Menschheit gesucht werden müssen. Diejenigen aber, welche in den Kampf gern einstimmen möchten, die sollen auch daran erinnert werden dürfen und auch nicht in der gleichen Art bekämpft werden können wie die gewöhnlichen materiellen Ursachen. Und man darf auch nicht denken, daß man duch das Bekämpfen der geistigen Ursachen enthoben wäre der Bekämpfung der materiellen Ursachen’. Ook hier wordt niet de geestelijke oorzaak boven de fysieke geplaatst.
    In 1997 verscheen onder de veelzeggende tietel Guns, Germs and Steel. The Fates of Human Societies, een studie van J. Diamond, waarin deze aantoont dat het gemak waarmee de Europese veroveraars het Amerikaanse continent konden bedwingen en de decimering van de locale bevolking niet alleen het gevolg waren van militair overwicht, maar nog van heel andere factoren. Hij maakt aannemelijk, dat de Europeanen een menigte ziekteverwekkende bacteriën met zich meebrachten waartegen de indianen niet bestand waren. De Europeanen waren voor deze bacterieën immuun geworden. Van oorsprong waren het namelijk ziektekiemen van dieren die de bewoners van Europa en Azië in de loop van vele duizenden jaren hadden gedomesticeerd, zodat hun immuunsysteem zich in die tijd daaraan had kunnen aanpassen. Deze domesticatie vond door de geologische gesteldheid van in Europa op veel grotere mate plaats dan in Amerika. Diamond toont met andere woorden aan dat ook geologische-culturele factoren een rol hebben gespeeld bij de massale sterfte van de indianen in Amerika’.

  31. Zie dat ik titel bovenstaand als tietel heb geschreven. Dit is een wel heel rare typefout. Zal in het uiteindelijk te presenteren document vanzelfsprekend gecorrigeerd zijn. Maar duidelijk is het neem ik aan wel.

  32. Maar wat hier mis mee is, is dat de commissie de indianen als ras afschildert als een terminale patient, die er sowieso wel aangegaan was. Dat daar niet goed voor is gezorgd en dat er op een wat botte manier euthanasie is gepleegd, valt natuurlijk niet goed te praten, maar het was al wel een zieke patient (niet uiterlijk en fysiek, maar innerlijk en spiritueel).
    Wat er natuurlijk werkelijk aan de hand is is dat Steiner zijn eigen theoretische model rationaliseert door die volkerenmoord in te passen. Met het boek van Diamond ben ik bekend, maar de factor Europese ziekten doen niets af aan het gegven van volkerenmoord. Bovendien waren die feiten in Steiners tijd nauwelijks bekend en zeker niet bij Rudolf Steiner zelf, die over de indianen minimaal geïnformeerd was, gezien andere uitspraken. En wat hij wel wist, heeft hij slechts omgebogen tot het in zijn straatje paste.

  33. What about right-wing anthroposophist Lorenzo Ravagli?

    Ravagli, one of the masterminds of the cult anthroposophy is an expert in whitewashing notorious racist Rudolf Steiner – here’s an example from Ravagli’s book “Zander’s Erzählungen”, quote:

    “Die Bemerkung, die weiße Rasse sei die »zukünftige, die am Geiste schaffende« Rasse, ist so zu verstehen, dass ihr gerade die Aufgabe zugeschrieben wird, den Rassismus zu überwinden.”

    The original Steiner-quote that Ravagli couldn’t wash any WHITER :

    “Und so ist es wirklich ganz interessant: Auf der einen Seite hat man die schwarze Rasse, die am meisten irdisch ist. Wenn sie nach Westen geht, stirbt sie aus. Man hat die gelbe Rasse, die mitten zwischen Erde und Weltenall ist. Wenn sie nach Osten geht, wird sie braun, gliedert sich zu viel dem Weltenall an, stirbt aus. Die weiße Rasse ist die zukünftige, ist die am Geiste schaffende Rasse.” (Rudolf Steiner, GA 349, S. 67)

  34. Thomas, thank you. That is an interesting quote. A lot of anthroposophists try to argue that in de past, the present or in the near future the differences between races will disappear. They differ about when (but if I read the different quotes of Steiner himself, I think it is clear that this will happen, in Steiner’s view in some thousnads of years). But what does this disappearance really mean? According the quote you mention above it means that the white European race will be the only race left. That is what Steiner says, at leat in this lecture. In other lectures he says it more indirect. In The Mission of the Folksouls he argues that all the non-white races are deformated by the so called abnormal spirits of the form, except the white race, whgich is the only race with a ‘normal’ development. But within some thousand years the influence of the abnormal spirits will diappear, so you can say that the humanity as a whole will have the same universal development as the white race has in the present. Till now, in Steiner’s view this was not the case for the African, Asian, or native American ‘race’.

  35. Thomas, these quotes of Steiner were used by the van Baarda commission, the Dutch commission which concluded that there was no structural racism in the work of Rudolf Steiner (just 16 isolated quotes). The van Baarda commission tries to argue with these quotes that the ‘differences between races’ were something from the past (Lemuria, Atlantis and maybe at the beginning of the current era), but that the differences between races are not relavant anymore, and that there is now ‘one humanity’. Unfortunately my explanation and the commentary of the commission is in Dutch, but I think reading the quotes of Steiner in German you can see yourself that the commission doesn’t have a convincing argument that there thesis is right. In some cases these selected quotes shows the opposite. But have a look yourself. I think most of the German quotes and the short commentary of Helmut Zander (in German)will make clear that the differences between races will disappear in the future. Keep also in mind Steiner’s quotes about the faith of the native Americans, when he mentions explicitly he is talking about the situation in the nineteenth century.

  36. ‘Ontlastende’ citaten van Rudolf Steiner uit ‘Oorsprong, heden en toekomst van rassen’; de selectie van het van Baarda-rapport (citaten 17 t/m 27), pp. 271-280

    Citaat 17 (uit Die Theosophie des Rosenkreuzers, 4 juni 1907, GA 99)

    Es wird dahin kommen, daß alle rassen- und Stammeszusammenhänge wirklich aufhören. Der Mensch wird vom Menschen immer verschiedener werden. Die Zusammengehörigkeit wird nicht mehr durch das gemeinsame Blut vorhanden sein, sondern durch das, was Seele an Seele bindet. Das ist der Gang der Menschheitssetwickelung.
    In den ersten atlantische Rassen bestand noch ein starkes Zusammengehörigkeitsband, so daß die ersten Unterrassen sich auch nach der Farbe gliederten, und dieses Gruppeseeleelement haben wir noch in den verschiedenfarbigen Menschen. Diese Unterschiede werden immer mehr verschwinden, je mehr das individuelle Element der Oberhand gewinnt. Es wird eine Zeit kommen, wo es keine verschiedenfarbigen Rassen mehr geben wird. Die Unterschied in Bezug auf die Rassen wird aufgehört haben, dagegen werden individuell die größten Unterschiede bestehen. Je weiter wir zurückgehen in alte Zeiten, desto mehr treffen wir das übergreifen des Rassenelements an. Das richtig individualisierende Prinzip beginnt überhaupt erst in der späteren atlantische Zeit. Bei den alten Atlantiern empfanden wirklich noch Angehörige der einen Rasse eine tiefe Antipathie gegen Angehörige der einer andere Rasse. Das gemeinsame Blut bewirkte die Zusammengehörigkeit, die Liebe. Es galt für unsittlich, einen Angehörigen eines anderen Stammes zu heiraten’.

    Commentaar Commissie: ‘In dit citaat werden de huidige betekenis van het woord ras en de theosofische betekenis ervan door elkaar gebruikt. Dit wordt gerechtvaardigd door het feit dat Steiner het woord ‘ras’ in theosofische zin alleen gebruikte wanneer het daarmee beschreven tijdperk in de geschiedenis van de mensheid door een bepaald ras in de huidige betekenis van het woord werd gedomineerd (dus toch, wortelrassen en onderrassen zijn ‘rassen’, al is het niet helemaal hetzelfde en overlapt het elkaar eerder, zie bespreking van de Akasha-kroniek . Maar sterker nog, als Steiner het woord ras gebruikt in de theosofische zin gebruikt, heeft het, naar zeggen van de commissie er juist mee te maken dat er dan ook ‘ras’ bedoeld wordt, FS).
    Met Atlantische rassen werden de tijdperken cq bevolkingsgroepen bedoeld van Atlantis, zie hieronder citaat 18’.
    (De laatste opmerking bevestigt weer mijn eerdere conclusies nav de Akasha-kroniek, al is het theosofische rasbegrip niet helemaal hetzelfde als het gewone mensenras, zoals zal blijken uit het volgende citaat, FS).

    Citaat 18 Lezing van 30 mei 1908 te Hamburg voor de leden van de Theosofische Vereniging in Das Johannes Evangelium, GA 103.

    ‘Es wird von mir absichtlich der Begriff ‘Unterrassen’ vermieden, weil eigentlich der Begriff Rasse sich nicht völlig deckt mit dem, um was es sich dabei handelt. Es handelt sich um Kulturentwickelungsperioden, und das, was wir als Rassengesetz in unserer heutigen Menschheit doch erleben, ist eigentlich ein Nachklang der Atlantische Entwickelung. Diejenigen Menschheitsentwickelung, die an der atlantischen Flut vorangegangen ist, also die sich zum großen teil abgespielt hat auf jenem Kontinente, der da war zwischen dem heutigen Europa und dem heutigen Amerika, der alten Atlantis, diese Menschheitsentwickelung teilen wir in sieben aufeinanderfolgende Abschnitte. Für diese sieben Abschnitte gilt noch der Ausdruck ‘Rassen-Entwickelung’. Denn diese sieben aufeinanderfolgenden Stufen der Menschheit auf der alten Atlantis waren auch noch körperlich, inner- und außer- körperlich rechnet man auch die innere Konfiguration des Gehirns, des Blutes und der andere Säfte- sehr verschieden, während gar keine Rede davon sein kann, daß etwa die erste Menschheit der nachatlantischen Zeit, die alten Inder, von uns so weit verschieden waren, daß wir noch den Ausdruck ‘Rasse’ darauf anwenden dürften. Man muß ja immer die Kontinuität der Theosophie festhalten, und daher ist es ja oft notwendig, an diesen alten Begriff der Rassen anzuknüpfen. Aber man erweckt doch zu leicht falsche Vorstellungen durch das Wort Rasse, weil man übersieht, daß das Einteilungsmotiv für die Menschheit, das wir heute haben, ein viel innerlicheres ist als das welches mit dem Ausdruck Rasse zusammenhängt. Und gar auf das, was unsere Kultur ablösen wird, die Kultur nach der siebenten Unterabteilung, wird überhaupt der Ausdruck Rasse nicht mehr angewendet werden dürfen, weil die Menschheit sich dann gliedern wird nach ganz anderen Grundgesetzen’.

    De commissie heeft hier geen commentaar gegeven maar het slot is regelrecht spectaculair te noemen. Steiner zegt hier precies hetzelfde als wat hij in de vierde voordracht van Die Mission zegt (de lezing is uit 1908, dus van twee jaar daarvoor).
    Eerst de hele passage. Steiner stelt dat het begrip ‘onderras’ (in theosofische zin, later zou Steiner het begrip ‘cultuurperiode’ gaan gebruiken) in Atlantis nog verbonden was met een ‘ras’. Er waren dus verschillende Atlantische onderrassen. In het huidige tijdperk (het ‘Arische’, zoals hij het in de Akasha-kroniek noemt, overigens ook uit 1908) is er sprake van cultuurperiodes. Er zit alleen een addertje onder gras. Cultuurperiodes zijn geen aangelegenheid voor de hele mensheid, al zal dat in de toekomst wellicht anders liggen. Cultuurperiodes zijn voor Steiner ontwikkelingsfases van het blanke ras. Indianen en Afrikanen hebben geen cultuurperiodes, net als Chinezen. Dus dit verhaal klopt precies met wat hiervoor is beschreven. En wanneer zal het begrip ras haar betekenis hebben verloren en zal de mensheid zich niet meer naar ras verdelen? In de zevende cultuurperiode. En wat zegt hij in Die Mission? Het slot van citaat 97: ‘… müssen uns dabei aber klar sein, daß, wenn unsere gegenwärtige fünfte Entwickelungsepoche von der sechsten und siebenten abgelöst wird, keine Rede mehr sein kann von einem Zustande, den wir als Rasse werden bezeichnen können’.
    En Helmut Zander zei hierover: ‘Die Rassenentstehung, die erst in der lemurischen Zeit begonnen habe, werde in der sechsten und siebten »Entwickelungsepoche« verschwinden (ebd.), das heißt: frühestens ungefähr im 9. Jahrtausend. Für eine politische Erledigung der Rassenfrage und für die Geltung von Steiners Rassentheorien ist dies eine lange, eine zu lange Zeit’.
    En dan te bedenken dat de commissie dit citaat opvoert om het tegendeel te beweren. Even niet goed opgelet, lijkt mij althans.

    Citaat 19: Lezing van 1 juni 1908 voor de leden van de Theosofische Vereniging in Das Hereinwirken geistiger Wesenheiten in den Menschen, GA 102.

    Der Mensch ist herausgewachsen aus dem Gruppenseelentum, und immer mehr emanzipiert er sich davon. Wenn wir die Gruppen betrachten statt der Seelen, so haben wir Familienzusammenhänge, Stammes-, Volkszusammenhänge und endlich zusammengehörige Rassen der Menschen. Der Rasse entspricht eine Gruppenseele. Alle diese Gruppenzusammenhänge der Vormenschheit sind solche, aus denen der Mensch herauswächst, und je mehr wir fortschreiten, desto mehr verliert der Rassenbegriff seine Bedeutung.
    Heute stehen wir an einem Übergang, und nach wird das, was Rasse ist, ganz verschwinden, und etwas ganz anderes an die Stelle treten. Die Menschen, welche die geistige Wahrheit, wie es charakterisiert worden ist, wieder erfassen, werden durch freien Willen zusammengeführt werden. Das sind die Zusammenhänge der späteren Zeit. Die Zusammenhänge der früheren Zeit sind so, daß der Mensch in sie hineingeboren wird. In sein Volk, in seine Rasse wird der Mensch hineingeboren. Später werden wir in Zusammenhängen leben, die die Menschen selber machen, indem sie nach Gesichtspunkten gruppieren, wo sie unter völliger Wahrung ihrer Freiheit und ihrer Individualität Zusammenhänge bilden’.

    Commentaar commissie: ‘Ook dit citaat is een voorbeeld van de zogeheten sociologische basiswet van Steiner die beschreven is in 7-3 (zie onze toelichting bij citaat 4)’.

    Mijn commentaar: Ik ga hier niet ook citaat 4 en de hele toelichting bespreken (je ziet dat als je simpelweg wilt weten wat de commissie over twee voordrachten over Die Mission heeft geschreven je zo’n beetje een rondleiding krijgt door het complete rapport), maar bij citaat 4 wordt uitgelegd dat vanaf nu de mens zich steeds meer gaat losmaken van ras, stam, familie en andere groepsverbanden. Het gaat over het idee van de mens die de drempel over gaat en over de wachter bij de drempel, de ‘Hüter der Schwelle’. Maar ook hier zien we dat Steiner het weer heeft over de toekomst. Wellicht de nabije toekomst, al geeft hij hier, itt het vorige citaat, geen tijdsbepaling.

    Citaat 20: Lezing van 24 juni 1908 te Neurenberg voor de leden van de theosofische vereniging in Die Apocalyps des Johannes, GA 104:

    ‘In unserem Zeitraum spielen ja Rasse und Kulturepoche noch durcheinander. Der eigentliche Rassebegriff hat seine Bedeutung verloren, aber er spielt noch immer hinein’.

    Geen commentaar van de commissie, maar dit lijkt mij niet zo’n lastige. Het is maar hoe je het bekijkt; het glas is halfvol of half leeg. Dat het ras element zich op een bepaald moment oplost blijkt duidelijk uit verschillende teksten van Steiner, dat ben ik zeker met de commissie eens. De vraag is alleen wanneer? In Steiners tijd speelde het rasbegrip een nog zodanige rol dat de indianen net waren ‘ausgestorben’ (volgens Steiner althans). Wounded Knee was in 1890, dus niet eens zo gek lang daarvoor. Dus een niet geheel onbelangrijk deelaspect van zijn uiteenzettingen over de verschillende rassen, de ‘stervende indiaan’, was ook toen nog verrassend actueel (slechts 18 jaar na Wounded Knee, een zeer bekende gebeurtenis voor diverse Nederlandse antroposofen, al was Steiner waarschijnlijk wel precies op de hoogte van de feiten, die allemaal keurig worden opgesomd in Kuhlenbecks ‘Okkultismus der Nordamerikanische Indianer’, dat vrijwel zeker door Steiner geraadpleegd is). En dan te bedenken dat er door Dieter Brüll naar Zondergeld is geroepen dat het allemaal ging over de situatie van ‘vóór de Christelijke jaartelling!…’. Bovendien, het glas is pas echt leeg in het negende millennium (zie de passage van Zander). We hebben dus nog even de tijd.
    Waar dit ook over gaat is dat de Atlantische tijd een indeling kende van zeven onderrassen. In de huidige tijd is er sprake van cultuurperiodes. Maar het is (althans tot nu toe) uitsluitend het blanke ras dat verschillende cultuurperiodes heeft gekend. Andere rassen, gedformeerd door de abnormale geesten van de vorm, deden daar niet aan mee, soms met dodelijke afloop. Wellicht dat er in de toekomst wel plaats is voor de hele mensheid, maar dan moeten de rasverschillen zijn opgeheven.

    Citaat 21: Lezing van 16 augustus 1908 in Stuttgart voor de leden van de Theosofische Vereniging. Deze lezing is de 11 e in de lezingencyclus Welt, Erde und Mensch (GA 105):

    ‘Wenn man heute von Rasen spricht, bezeichnet man etwas, was nicht mehr ganz richtig ist, auch in theosophischen Handbüchern werden hier große Fehler gemacht. Man spricht davon, daß unsere Entwickelung sich so vollzieht, daß Runden, und in jeder Runden Globen, und in jedem Globus Rassen sich hintereinander entwickeln, so daß wir also in allen Epochen der Erdevolution Rassen haben würden. Das ist aber nicht so. Es hat zum Beispiel schon gegenüber der heutigen Menschheit keinen rechten Sinn mehr, von einen bloßen Rassenentwickelung zu sprechen. Von einer solchen Rassenentwickelung im wahren Sinne des Wortes können wir nur während der atlantische Entwickelung sprechen. Da waren wirklich in den sieben entsprechende Perioden die Menschen nach äußeren Physiognomien so sehr voneinander verschieden, daß man von anderen Gestalten sprechen konnte. Aber während es richtig ist, daß sich daraus die Rassen herausgebildet haben, ist es schon für die rückliegende lemurische Zeit nicht mehr richtig, von Rassen zu sprechen; und in unsere Zeit wird der Rassenbegriff in einer gewissen Weiser verschwinden, da wird aller von früher her gebliebener Unterschied nach und nach verwischt. Überbleibsel aus der Differenzierung sind, die sich in der atlantische Zeit herausgebildet hat. Wir können noch von Rassen sprechen, aber nur in einen solchen Sinne, daß der eigentliche Rassenbegriff seine Bedeutung verliert. –Was aber wird dann für ein Begriff an die Stelle des heutigen Rassenbegriffs treten?
    Auch in der Zukunft, und mehr noch als in der Vergangenheit, wird die Menschheit sich sozusagen differenzieren, sich gliedern in gewisse Kategorien, aber nicht in aufgezwungene Kategorien, sondern die Menschen werden aus ihrer eigenen inneren geistigen Fähigkeit heraus dazu kommen, daß sie wissen, daß die Menschen zusammenarbeiten müssen zum gesamten sozialen Körper’.

    Geen commentaar van de commissie. Wat ik hieruit afleid is dat Steiner zegt dat de onderrassen/cultuurperiodes van Atlantis duidelijk verdeeld waren naar ras. De Oer-Tolteken, de Oer-Semieten en de Oer-Akkadiërs zouden duidelijk raciaal van elkaar verschild hebben. Dat kun je natuurlijk moeilijk zeggen van de na-Atlantische cultuurperiodes/onderrassen (cultuurperiodes is inderdaad een meer correcte omschrijving). Wel zijn de na-Atlantische cultuurperiodes louter producten van het Arische/blanke ras, op de Egyptische-Chaldeeuwse cultuurperiode na (hoewel de cultuurperiodes van de oudheid vaak weinig te maken hebben met de echte geschiedenis van de oudheid, kun je moeilijk volhouden dat het Koptisch, de taal van het oude Egypte en de meeste talen van Mesopotamië Arisch of Indo-Europees waren. Dus dat zou je met recht een Semitische cultuurperiode kunnen noemen, daar de meeste talen van die beschavingen Semitisch waren). Maar Steiner zegt dat rassen dus overblijfselen zijn uit voorbije tijden. Het probleem blijft natuurlijk dat het enige ras dat er toe doet, het ras is dat de drager is van de achtereenvolgende cultuurperiodes. En dat is het blanke/Arische/Europese ras. Andere rassen doen er niet zoveel toe, zijn in regel ‘primitief’ en het loopt veelal slecht met ze af. Want de na-Atlantische culturen zijn in de antroposofie niet iets van de hele mensheid, maar uitsluitend van het blanke ras (met de nuance van de Egyptisch Chaldeeuwse cultuurperiode, die weer Semitisch zou moeten zijn, al vraag ik me af of Steiner dat zelf ook zo zag). Zie in dit verband ook zeker de Ariërmythe.
    Als Steiner zegt dat er niet meer van rassen gesproken kan worden, bedoelt hij ‘rassen’ in de theosofische betekenis, om bij de terminologie van de commissie te blijven. Nu zijn er dus nog de gewone mensenrassen, die hij ook beschrijft in die Mission.
    En ook hier zegt Steiner dat de rasverschillen pas in de toekomst verdwenen zullen zijn. Misschien dat dan de rest van de mensheid mag meedoen of wellicht zelf deel uitmaakt van een ‘cultuurimpuls’. Overigens, is het erg als er verschillende rassen bestaan? Het lijkt mij niet. Iets anders wordt het als je het ene ras bepaalde kwaliteiten gaat toedichten die het andere ras, op grond van het ‘rasmatige’ niet zou hebben. Dan kom je al redelijk snel in troebel vaarwater. En dat zie je bij Steiner voortdurend.

    Citaat 22: Lezing van 12 juni 1909 te Boedapest voor leden van de Theosofische Vereniging in Das Prinzip der spirituellen Ökonomie im Zusammenhang mit Wiederverkörperungsfragen (deze lezing is de tiende in de cyclus Theosophie und Okkultismus des Rosenkreuzers, in Boedapest), GA 109:

    ‘Wenn der Mensch zum Beispiel den Impuls der Brüderlichkeit in sich entwickelt haben wird, dann wird die Rassenentwickelung aufhören, sie wird überwunden sein. In der sechsten Kultur werden die Menschen sich schon besser zu gliedern verstehen; die Rassebegriffe werden da nicht mehr gelten. Von innen heraus, vom Geistigen aus werden sich die Menschen da ordnen, und nicht mehr von außen her durch die physischen Zusammenhange’.

    Geen commentaar van de commissie. Steiner zegt hier dat in de zesde cultuurperiode het ‘huidige rasbegrip’ (gewoon mensenrassen dus) niet meer zal gelden. Dat is iets eerder dan hij in Die Mission heeft gezegd (daar was het als de zesde cultuurperiode en de zevende cultuurperiode achter de rug zijn). Maar goed, wij zitten nu in het vijfde. Onze huidige vijfde cultuurperiode is begonnen in 1413 en zal eindigen in 3573 (de na-Atlantische cultuurperiodes duren 2160 jaar). De zesde cultuurperiode, waarin dit zou moeten gebeuren duurt dus tot 5733, al staat er in Die Mission einzelner Volksseelen zelfs dat dit proces pas na het zevende tijdperk voltooid zou moeten zijn. Volgens die berekening zou dat dus na 7893 moeten zijn, volgens Helmut Zander dus aan het begin van het negende millennium (komt het meest in de buurt). Kortom, we hebben nog even de tijd (op z’n aller vroegst in 3573, zoals je misschien uit dit citaat zou kunnen afleiden en volgens Zanders berekening, nav citaat 97 uit Die Mission, na 7893, dus rond 8000. Zander zegt ‘frühestens ungefähr im 9. Jahrtausend’, in het negende millennium, dus dat klopt wel ongeveer). Dan ziet de wereld er naar alle waarschijnlijkheid echt een beetje anders uit, met of zonder antroposofie.

    Citaat 23: Lezing van 4 december 1909 te München voor leden van de Theosofische Vereniging, ‘Das Ich, der Gott im Innern und der Gott der äußeren Offenbarung’, in Die tieferen Geheimnisse des Menschheitswerdens im Lichte der Evangelien, GA 117:

    Damit haben wir aber etwas ganz Wesentliches in der Entwickelung charakterisiert. Wenn wir es von einer andern Seite fassen wollen, zo können wir sagen, innerhalb der Entwickelung der Menschheit verliert immer mehr und mehr der Begriff, worin die Gruppenseelenhaftigheit am meisten ausdrückt, an Bedeutung, nämlich der Rassenbegriff. Wenn wir hinter die große atlantische Katastrophe zurückgehen, so sehen wir ja, wie sich die menschlichen Rassen vorbereiten. In der alten atlantische Zeit haben wir durchaus die Menschen gruppiert nach äußeren Merkmalen in ihrem Körperbau, noch viel starker als heute. Was wir heute Rassen nennen, das sind nur noch Überbleibsel jener bedeutsame Unterschiede der Menschen, wie sie in der alten Atlantis üblich waren. So recht anwendbar ist der Rassenbegriff nur auf die alte Atlantis. Daher haben wir, da wir rechnen mit einer wirklichen Entwickelung der Menschheit, für die nachatlantische Zeit gar nicht den Begriff der Rasse im eminentesten Sinne gebraucht. Wir sprechen nicht von einer indischen Rasse, persischen Rasse und so weiter, weil das nicht mehr richtig ist. Wir sprechen von einem altindischen Kulturzeitraum, von einem altpersischen Kulturzeitraum und so weiter’.

    Een opmerking tussendoor: de voorbeelden die Steiner noemt, zowel de Indische als het Perzische volken zijn beide Arische bevolkingsgroepen, zowel in de werkelijke als de mythische zin van het woord (dat Duitsers Ariërs zouden zijn is dus een deel van de mythe) . En die verbinding werd ook in Steiners tijd, juist in Duitsland en Engeland (Brits Indië en zie ook Blavatsky) nadrukkelijk gelegd. Het woord Ariër komt er zelfs vandaan (‘Iran’ betekent in het Farsi ‘land der Ariërs’). Dus als er gesproken wordt van het Arische wortelras is dat ook niet zo vreemd dat beide ‘culturen’ tot dat ‘ras’ behoren en Steiner zag dat zelf ook zo, zie het slot van de vierde voordracht uit Die Mission, waar hij beide volkeren nadrukkelijk tot het blanke ras rekent. Ook in andere werken doet hij dat consequent. In vom Leben des Menschen zegt hij over het blanke ras: ‘Die weiße Rasse ist die zukünftige, ist die am Geiste schaffende Rasse. Wie sie nach Indien gezogen ist, bildete sie die innerliche, poe¬tische, dichterische, geistige indische Kultur aus. Wenn sie jetzt nach dem Westen geht, wird sie eine Geistigkeit ausbilden, die nicht so sehr den innerlichen Menschen ergreift, aber die äußere Welt in ihrer Geistigkeit begreift’. Zie hier een effectieve samenvatting en toepassing van de Ariërmythe door Rudolf Steiner. De bovenstaand genoemde ‘Kulturzeiträume’ zijn dus verschillende manifestaties van dit ‘Arische ras’, althans dit verhaal volgt strikt de lijn van de Ariërmythe.
    Verder met dit citaat:

    ‘Und vollends würde es jeden Sinn verlieren, wenn wir davon sprechen wollten, daß sich in unsere Zeit vorbereite eine sechste Rasse. Wenn noch in unserer Zeit Reste der alten atlantische Unterschiede, der alten atlantischen Gruppenseelen- haftigkeit vorhanden sind, so daß man noch sprechen kann davon, daß die Rassenentwickelung noch nachwirkt- was sich vorbereitet für den sechsten Zeitraum, das besteht gerade darinnen, daß der Rassecharakter abgestreift wird. Das ist das Wesentliche. Deshalb ist es notwendig, daß diejenige Bewegung, welche die anthroposophische genannt wird, welche vorbereiten soll den sechsten Zeitraum, gerade in ihrem Grundcharakter dieses abstreifen des Rassencharakters aufnimmt, daß sie nämlich zu vereinigen sucht Menschen aus allen Rassen, aus allen Nationen und auf diese Weise überbrückt diese Differenzierung, diese Unterschiede, diese Abgründe, die zwischen den einzelnen Menschengruppen vorhanden sind. Denn es hat in gewisser Beziehung physischen Charakter, was alter Rassenstandpunkt ist, und es wird einen viel geistigeren Charakter haben, was sich in die Zukunft hinein vollzieht.
    Daher ist es so dringend notwendig, zu verstehen, daß unsere anthroposophische Bewegung eine geistige ist, die auf das Spirituelle sieht, und gerade das, was aus physischen Unterschieden herrührt, durch die Kraft der geistigen Bewegung überwindet. Es ist ja durchaus begreiflich, daß eine jede Bewegung sozusagen ihre Kinderkrankheiten hat und daß man in Anfang der theosophischen Bewegung die Sache so dargestellt hat, als wenn sozusagen die Erde in sieben Unterrassen; und daß das alles sich so stetig wiederholen würde, so daß man immer von sieben Rassen sprechen könnte und sieben Unterrassen. Aber man muß über die Kinderkrankheiten hinauskommen und klar sein darüber, daß der Rassenbegriff aufhört eine jegliche Bedeutung zu haben gerade in unsere Zeit.
    Etwas anderes bereitet sich ferner vor- etwas, das mit der Individualität des Menschen in ganz eminentem Sinne zusammenhängt- im Individueller- Werden und immer Individueller- Werden der Menschen. Es handelt sich nur darum, daß diese Individualität es im rechten Sinne wird, und dazu soll nun die anthroposophische Bewegung dienen, daß die Menschen im rechten Sinne Individualitäten werden’.

    Dit is een buitengewoon lang citaat, waar veel over te zeggen valt. Maar eerst het commentaar van de commissie. Wat heeft die te melden? ‘NB In1909 was de Antroposofische Vereniging nog niet opgericht. De uitgever heeft kennelijk in deze tekst twee keer ‘theosofische beweging’ veranderd in ‘antroposofische beweging’. Dit is waarschijnlijk gebeurd om aan te duiden dat Steiner in de antroposofische beweging, die onlosmakelijk met zijn naam verbonden is, hetzelfde nastreefde als daarvoor in de theosofische beweging’.

    Dat is alles wat de commissie te melden heeft. We mogen vooral niet denken dat Steiner ooit theosoof is geweest, zelfs toen hij nog lid was van de theosofische vereniging. Wat een sektarisch haarkloverij. En het is jammer dat de commissie het hierbij laat, want in dit citaat wordt verder veel interessants gezegd. Maar eerder opperde ik op ‘racisme-debat’ dat het wellicht erger is om te beweren dat Steiner een theosoof is geweest of zelfs iets heeft overgenomen, of misschien geïnspireerd was door Helena Blavatsky, dan te beweren dat Steiner een racist was. Terwijl er in beide beweringen een kern van waarheid zit, of iets voorzichtiger, voor beide valt wel een klein beetje wat te zeggen. Maar dat de commissie het bij een sektarische sneer laat, terwijl juist dit citaat zoveel mogelijkheden biedt, is wel fascinerend. Want Steiner zegt veel interessante dingen. De vraag is alleen of dit de eerdere conclusies onderuit haalt.
    Er valt veel opmerkelijks uit te destilleren. Om te beginnen uit het eerste gedeelte. Steiner stelt dat er in de Atlantische tijd daadwerkelijk sprake was van onderrassen. De cultuurperiodes aldaar vertegenwoordigden veelal een ‘ras’, zoals de Oer Tolteken, de Oer Toeraniërs, de Oer-Semieten (de voorouders van zowel de Semieten als de Ariërs, waaruit, expliciet vermeld, het nieuwe ras of wortelras voortkwam) en de Oer Mongolen (voorouders van de huidige Mongolen). Dit is allemaal na te gaan in mijn eerdere bespreking van de Akasha-kroniek en dan vooral bij de behandeling van het hoofdstuk ‘Unsere Atlantische Vorfahren.’
    De na-Atlantische cultuurperiodes echter zijn vooral producten van het nieuwe ras dat uit de Oer Semieten was voortgekomen. Daarover is Steiner in de Akasha-kroniek bijzonder expliciet. Het gaat hier om het ‘Arische ras’. Nu wordt het begrip ‘Ariër’ door Steiner wel heel breed gehanteerd, maar de cultuurperiodes volgen de lijn van oost naar west, van India (waar de bron van het Ariërdom zou liggen), via Perzië, met een klein ‘Semitisch uitstapje’ naar de Chaldeeuwse en de oud-Egyptische cultuur (al vraag ik me af of Steiner dat zo zag), via Griekenland en Rome naar West en centraal Europa. Vandaar waaiert het uit naar Amerika, waar de indianen ondertussen zelf bezig zijn geweest om krachten te verwerven om uit te sterven. Maar de cultuurperiodes zijn (itt de onderrassen van Atlantis) het product van een ras, niet van meer rassen. Daar laat Steiner op vele plaatsen in zijn oeuvre geen misverstand over bestaan. De rest is, door de abnormale geesten van de vorm gedeformeerd restmateriaal, om het wat bot maar duidelijk uit te leggen, dat soms het lootje legt en soms in de schaduw van de toekomstige cultuurperiodes verder blijft bestaan. Pas in de toekomst zal dat smaldeel verdwijnen of opgaan in de algemene hoofdstroom en zal de verdere mensheidsontwikkeling volgens andere parameters verlopen.
    Steiner heeft het over de gevaren van het denken in ‘rassen’ (verbeter de wereld begin bij jezelf zou je meteen denken), maar hij doet dit in de context van de ‘voorbereiding’ op de zesde cultuurperiode, de toekomst, waarin de factor ras uiteindelijk alle betekenis zal verliezen. Hij benadrukt ook dat er geen herhaling gaat plaatsvinden van bijvoorbeeld de ontwikkeling van Atlantis (zeven achtereenvolgende onderrassen, die de dominante cultuur vormden), maar dat de huidige ontwikkeling van cultuurperiodes (vooralsnog een nogal Arische aangelegenheid) er uiteindelijk voor gaat zorgen dat alle rasverschillen hun betekenis gaan verliezen en dat de antroposofie uiteindelijk tot heil van de hele mensheid is. Daar wordt nu een begin aan gemaakt, maar dit zal gerealiseerd worden in de zesde cultuurperiode. Daar komt dit verhaal op neer.
    Alleen, het is wederom toekomstmuziek. Bovendien vraag ik me dan weer af of de antroposofie wel de weg zou kunnen zijn naar die ‘rasloze toekomst’ (weet ook niet of dat weer zo positief is), als er binnen diezelfde levensbeschouwing op zo’n botte manier onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende mensenrassen. Maar dat is slechts mijn idee. Vooralsnog blijkt ook hier dat het om toekomstmuziek gaat, al vindt Steiner zelf dat er nu alvast het goede voorbeeld moet worden gegeven (en als er een iemand dat niet doet is het Rudolf Steiner zelf wel, met zijn rassentheorieën). Tot zover deze opmerkelijke en alleszins interessante passage.

    Citaat 24: Uit Die Geheimwissenschaft im Umriß, oorspronkelijk verschenen in maart 1910, GA 13, hoofdstuk Die Weltentwickelung und der Mensch (dit hoofdstuk, overigens ruim boven de honderd pagina’s, is online te raadplegen op http://www.anthroposophie.net/steiner/ga/bib_steiner_ga_013_04.htm#_Toc14861974 )

    ‘Es sind oben die Verhältnisse geschildert worden, welche in der Entwickelung der Menschheit seit der Wiederbevölkerung der Erde in der lemurischen Zeit gewirkt haben. Die Menschen sind demgemäß seelisch auf verschiedene Wesenheiten zurückzuführen, welche aus anderen Welten kommend in dem Leibesnachkommen der alten Lemurier sich verkörperten. Die verschiedenen Menschenrassen sind eine Folge dieser Tatsache. Und in den wiederverkörperten Seelen traten, infolge ihres Kharmas, die verschiedensten Lebebsinteressen auf. Solange alles das nachwirkte, konnte es das Ideal der ‘allgemeine Menschlichkeit’ geben. Die Menschheit ist von einer Einheit ausgegangen; aber bisherigen Erdenentwickelung hat zur Sonderung geführt. In der Christus-Vorstellung ist zunächst ein Ideal gegeben, das alle Sonderung entgegenwirkt, denn in dem Menschen, den Christusnamen trägt, leben auch die Kräfte des hohen Sonnenwesens, in denen jedes menschliche Ich seinen Urgrund findet. Noch da israelitische Volk fühlte sich als Volk, der Mensch als Glied seines Volkes. Indem zunächst in dem bloßen Gedanken erfaßt wurde, daß in Christus Jesus der Idealmensch lebt, zu dem Bedingungen der Sonderung nicht dringen, wurde das Christentum das Ideal der umfassenden Brüderlichkeit. Über alle Sonderinteressen und Sonderverwandtschaften hinweg trat das Gefühl auf, daß des Menschen innerstes Ich bei jedem den gleichen Ursprung hat. (Neben allen Erdenvorfahren tritt der gemeinsame Vater aller Menschen auf. ‘Ich und der Vater sind Eins’)’.

    Commentaar Commissie: ‘In miniatuurvorm wordt hier verleden en toekomst van rassen geschilderd. Het ontstaan van de rassen ligt in de Lemurische tijd, het tijdperk vóór Atlantis, in een gebied tussen Afrika en Indië, dat nu door de Indische Oceaan bedekt wordt. De overwinning van het verschijnsel ras is volgens Steiner in de voorstelling van Christus te zoeken, die in wezen het ideaal vertegenwoordigt van ‘algemene menselijkheid’, onafhankelijk van ras- of andere onderscheidingen.

    Deze passage komt wellicht nog het meest in de buurt van de stelling van Dieter Brüll, dat alle rasverschillen na de komst van Christus hun betekenis zouden hebben verloren. Maar nu een probleem. Wat te doen met de rassen die moesten uitsterven? Dat is namelijk niet gebeurd (voor zover die rassen ook daadwerkelijk zijn uitgestorven). Steiner zegt in hetzelfde hoofdstuk namelijk het volgende (elders in het rapport besproken). Eerst het citaat, dan het commentaar van de commissie en vervolgens het eerdere commentaar van mijzelf (eerder verschenen in ‘racisme-debat’):

    Steiner in Geheimwissenschaft (Die Weltentwickelung und der Mensch): Citaat 48:
    ‘Diejenigen Menschen-Rassen-Formen, welche sich vor diesem Zeitraum verfestigt hatten, konnten sich zwar lange fortpflanzen, doch wurden nach und nach die in ihnen sich verkörpernden Seelen so beengt, daß die Rassen aussterben mußten. Allerdings erhielten sich gerade manche von diesen Rassenformen bis in die nach-atlantischen Zeiten hinein; die genügend beweglich gebliebenen in veränderter Form sogar sehr lange. Diejenigen Menschenformen, welche über den charakterisierten Zeitraum hinaus bildsam geblieben waren, wurden namentlich zu Körpern für solche Seelen, welche in hohem Maße den schädlichen Einfluß des gekennzeichneten Verrats erfahren haben. Sie waren zu baldigem Aussterben bestimmt.
    Es hatten sich demnach seit der Mitte der atlantischen Entwickelungszeit Wesen im Bereich der Menschheitsentwickelung geltend gemacht, welche dahin wirkten, daß der Mensch sich in die sinnlich-physische Welt in einer ungeistigen Art hineinlebte. Das konnte so weit gehen, daß ihm statt der wahren Gestalt dieser Welt Trugbilder und Wahnphantome, Illusionen aller Art erschienen. Nicht nur dem luziferischen Einfluß war der Mensch ausgesetzt, sondern auch demjenigen dieser anderen Wesen, auf die oben hingedeutet worden ist und deren Führer nach der Benennung, die er später in der persischen Kultur erhalten hat, Ahriman genannt werden möge. (Der Mephistopheles ist dasselbe Wesen.) Durch diesen Einfluß kam der Mensch nach dem Tode unter Gewalten, welche ihn auch da nur als ein Wesen erscheinen ließen, welches den irdisch-sinnlichen Verhältnissen zugewandt ist. Der freie Ausblick in die Vorgänge der geistigen Welt wurde ihm immer mehr genommen. Er mußte sich in der Gewalt des Ahriman fühlen und bis zu einem gewissen Maße ausgeschlossen sein von der Gemeinschaft mit der geistigen Welt’.

    Commentaar Commissie van Baarda: NB in het volgende citaat komen de woorden ‘Menschen-Rassen-Formen’ en ‘Rassenformen’ voor, dat wil zeggen de vormen van menselijke rassen. Het woord vorm staat hier voor, dat wil zeggen de vormen van menselijke rassen. Het woord vorm staat hier voor het uiterlijk van het menselijk lichaam. Door dit woord te verbinden aan het woord ras legde Steiner er nog eens de nadruk op, dat ras bij het uiterlijk van de menselijke vorm hoort, het is de (lichamelijke) vorm waarin hij incarneert, niet zijn eigenlijke wezen. Omdat er geen zielen meer konden incarneren stierven de meeste Atlantische rassen uit (p. 303)

    Mijn commentaar: Steiner zegt nog iets weliswaar: ‘… doch wurden nach und nach die in ihnen sich verkörpernden Seelen so beengt, daß die Rassen aussterben mußten’, maar meteen daarna: ‘Allerdings erhielten sich gerade manche von diesen Rassenformen bis in die nach-atlantischen Zeiten hinein; die genügend beweglich gebliebenen in veränderter Form sogar sehr lange’. Dus dit gaat wel over ‘rassen van de na-Atlantische tijd’. En nogmaals, ‘uitsterven’ lijkt me vrij wezenlijk, ook als je in reïncarnatie gelooft.
    Steiner in Die Mission (1910) 6e voordracht: ‘Man fühlt etwas von dieser wirklich okkulten Wirksamkeit, wenn man noch im neunzehnten Jahrhundert sieht, wie ein Vertreter dieser alten Indianer davon spricht, daß in ihm lebt, was vorher für die Menschen groß und gewaltig war, das aber die Weiterentwickelung unmöglich mitmachen konnte. Es existiert die Schilderung einer schönen Szene, bei welcher ein Führer der untergehenden Indianer einem europäischen Eindringling gegenübersteht. Denken Sie sich, was da Herz gegen Herz fühlt, indem sich zwei solche Menschen gegenüberstehen: Menschen, die von Europa herüberkamen, und Menschen, die in frühester Zeit, als die Rassen verteilt wurden, nach Westen hinübergegangen sind. Da haben die Indianer nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch ahnen konnte etwas von der alten Größe und Herrlichkeit eines Zeitalters, das in der alten atlantischen Zeit vorhanden war, wo noch wenig um sich gegriffen hatte die Rassenspaltung, wo die Menschen hinaufschauen konnten nach der Sonne und wahrzunehmen vermochten die durch das Nebelmeer eindringenden Geister der Form. Durch ein Nebelmeer blickte der Atlantier hinauf zu dem, was sich für ihn nicht spaltete in eine Sechs- oder Siebenheit, sondern zusammenwirkte. Das, was zusammenwirkte von den sieben Geistern der Form, das nannte der Atlantier den Großen Geist, der in der alten Atlantis dem Menschen sich offenbarte. Dadurch hat er nicht mit aufgenommen das, was die Venus-, Merkur-, Mars- und Jupiter-Geister bewirkt haben im Osten. Durch dieses haben sich gebildet alle die Kulturen, die in Europa in der Mitte des neunzehnten Jahrhunderts zur Blüte gebracht wurden. Das alles hat er, der Sohn der braunen Rasse, nicht mitgemacht. Er hat festgehalten an dem Großen Geist der urfernen Vergangenheit

    De opheffing van de rasverschillen door de komst van Christus is dus maar zeer betrekkelijk en geldt kennelijk niet voor de oorspronkelijke bevolking van Noord en Zuid Amerika. Dat waren blijkbaar restanten van de Atlantische tijd, die kennelijk te lang hebben doorgeleefd: Diejenigen Menschen-Rassen-Formen, welche sich vor diesem Zeitraum verfestigt hatten, konnten sich zwar lange fortpflanzen, doch wurden nach und nach die in ihnen sich verkörpernden Seelen so beengt, daß die Rassen aussterben mußten. Allerdings erhielten sich gerade manche von diesen Rassenformen bis in die nach-atlantischen Zeiten hinein; die genügend beweglich gebliebenen in veränderter Form sogar sehr lange. Diejenigen Menschenformen, welche über den charakterisierten Zeitraum hinaus bildsam geblieben waren, wurden namentlich zu Körpern für solche Seelen, welche in hohem Maße den schädlichen Einfluß des gekennzeichneten Verrats erfahren haben. Sie waren zu baldigem Aussterben bestimmt.
    Over dit verraad spreekt Steiner iets daarvoor. Hij heeft het over het ‘verraad van de Vucanusgeheimen’, waardoor een deel van de mensheid onder invloed kwam te staan van ‘lagere geestelijke wezens’. Deze zorgden ervoor dat verschillende soorten mensen (rassen) zich te vroeg verhardden, waardoor zij weliswaar nog een tijd mee konden gaan, maar uiteindelijk voorbestemd waren om uit te sterven. Zie hier weer een andere omschrijving van wat er met de indianen gebeurd zou zijn.
    De hier naarvoren gehaalde passage uit Geheimwissenschaft door de commissie, wordt op andere plaatsen (in hetzelfde hoofdstuk) weer sterk gerelativeerd. Je zou er wel uit kunnen afleiden dat de komst van Christus eventueel de ontwikkeling in gang zet die zou moeten leiden tot het opheffen van de rasverschillen. Maar als we in andere teksten van Steiner zien wanneer dit voltooid zou moeten zijn, staan we nog maar aan het begin van die ontwikkeling (Christus leefde slechts 2000 jaar geleden, dus bijna verwaarloosbaar als we dat afzetten tegen de reusachtige tijdschalen waar Rudolf Steiner het normaal gesproken over heeft). En Steiner zegt in Die Mission einzelner Volksseelen ‘wenn man noch im neunzehnten Jahrhundert sieht’. En dan heeft hij het over het ‘te gronde gaan’ van de indianen, dus niet over een kleinigheidje.

    Citaat 25: Dit citaat is de passage uit de vierde voordracht van Die Mission einzelner Volksseelen die ook door Helmut Zander besproken wordt (dus ook citaat 97, om het makkelijker te maken, kortom bijzonder praktisch dat de commissie geen eenduidige nummering hanteert). Nog een keer:

    Aus dem, was ich jetzt gesagt habe, werden Sie erkennen, in welchem Zeiträume der Evolution es erst einen Sinn hat, von dem Rassenbegriff zu sprechen. Es hat keinen Sinn – im eigentlichen Sinne des Wortes -, vor der lemurischen Zeit von einem Rassenbegriff zu sprechen, denn in dieser Zeit steigt der Mensch erst auf die Erde herab. Vorher war er im Umkreis der Erde; dann kam er auf die Erde, und es vererbten sich die Rassenmerkmale in der atlantischen Zeit und bis herein in unsere nachatlantische Epoche. Wir werden sehen, wie in unserer Zeit die Volksmerkmale das sind, was die Rassencharaktere wieder auseinander bringt, was sie wieder auszulöschen beginnt. Das alles werden wir noch später sehen. Wir müssen uns jetzt nur hüten, die Welt so zu betrachten, als ob die Evolution nur wie ein Rad wäre, das anfangs- und endlos um sich herumrollte; die Vorstellung von dem rollenden Rad, die in mancher mystischen Weltanschauung so breit ausgeführt wird, bringt eine furchtbare Verwirrung in den Begriff der eigentlichen Menschheitsevolution. Wenn man sich den Vorgang so vorstellt, daß sich alles sozusagen wie um ein bleibendes Zentrum herum bewegt, wobei es in soundsoviele Rassen gegliedert ist, dann hat man eigentlich keinen Begriff davon, daß alles sich in Entwickelung befindet, und daß auch die Rassen sich entwickeln. Die Rassen sind entstanden und werden einmal vergehen, werden einmal nicht mehr da sein. Sie wiederholen sich nicht etwa immer in der gleichen Art, wie es bei Sinnett falsch im «Esoterischen Buddhismus» dargestellt wird. In der alten lemurischen Zeit müssen wir das Aufgehen der Rassenmerkmale, der Rasseneigentümlichkeiten suchen; wir müssen dann deren Sich-Fortpflanzen bis in unsere Zeit verfolgen, müssen uns dabei aber klar sein, daß, wenn unsere gegenwärtige fünfte Entwickelungsepoche von der sechsten und siebenten abgelöst wird, keine Rede mehr sein kann von einem Zustande, den wir als Rasse werden bezeichnen können.

    De commissie geeft hier geen verder commentaar (waarom eigenlijk niet?? want dit citaat is bijzonder duidelijk, zoniet doorslaggevend. De commissie heeft dit ook niet gedaan op een andere plaats in het rapport). Mijn eerdere commentaar: ‘Bovenstaand zegt Steiner hier iets cruciaals: ‘In der alten lemurischen Zeit müssen wir das Aufgehen der Rassenmerkmale, der Rasseneigentümlichkeiten suchen; wir müssen dann deren Sich-Fortpflanzen bis in unsere Zeit verfolgen, müssen uns dabei aber klar sein, daß, wenn unsere gegenwärtige fünfte Entwickelungsepoche von der sechsten und siebenten abgelöst wird, keine Rede mehr sein kann von einem Zustande, den wir als Rasse werden bezeichnen können’. Hij zegt dat in de oude Lemurische tijd, dus in een veel eerder ontwikkelingsstadium van de mens (een nauwkeurige toelichting volgt bij de bespreking van de Akasha-kroniek), de rassen op verschillende punten op aarde zijn ontstaan. De raskenmerken worden tot op heden overgeërfd. Maar als ons huidige tijdperk (het vijfde) wordt afgelost door het zesde en het zevende, zou er geen reden meer zijn om van ‘rassen’ te spreken. Dit is essentiële informatie. Veel antroposofen die voor Steiner in de bres zijn gesprongen, komen vaak met het argument dat de rasverschillen in het verleden een rol speelden, maar dat de betekenis daarvan zou zijn uitgewerkt. Bijvoorbeeld Dieter Brüll in zijn roemruchte artikel De Nieuwe Reactionairen, waarin hij zich niet zozeer met Steiner zelf bezighoudt, maar meer met de verdediging van de zeer omstreden antroposoof Sigismund von Gleich tegen de kritiek van historicus Gjalt Zondergeld: ‘Omdat de duvel met Zondergeld speelt, heeft hij precies de verkeerde ‘racist’ te pakken. Zeker, hij werkte Steiners ‘rassenleer’ uit voor de voor-Christelijke tijd (daarna hebben in de zienswijze van Steiner rassenverschillen hun betekenis verloren). Maar hij was juist een fervente Nazi-bestrijder van het eerste uur, die nimmer een steekje heeft laten vallen’. Dit is alles wat Brüll over deze kwestie te zeggen heeft. Het lijkt mij een beetje mager voor een verdediging van Rudolf Steiner en bovendien is het ook nog incorrect’.
    Tot zover mijn eerdere commentaar. Het commentaar van Zander sloeg dus op deze passage: ‘Die Rassenentstehung, die erst in der lemurischen Zeit begonnen habe, werde in der sechsten und siebten »Entwickelungsepoche« verschwinden (ebd.), das heißt: frühestens ungefähr im 9. Jahrtausend. Für eine politische Erledigung der Rassenfrage und für die Geltung von Steiners Rassentheorien ist dies eine lange, eine zu lange Zeit’.
    Ik denk dat hiermee dit citaat wel genoeg behandeld is. Mijn eerdere bewering dat Brülls stelling incorrect is, lijkt vooralsnog geldig te zijn, al heeft Steiner elders wel gesuggereerd dat de komst van Christus het begin zou kunnen zijn, of hooguit een ontwikkeling in gang heeft gezet, die zou leiden naar de uiteindelijke opheffing van de rasverschillen in de verre toekomst. Maar zover zijn we dus nog lang niet.
    Opvallend is, nogmaals, dat de commissie dit citaat zonder commentaar weergeeft. Elders in het rapport, bij de citaten uit Die Mission einzelner Volksseelen, wordt er naar deze plaats verwezen voor commentaar. Maar aan dit specifieke citaat wil de commissie kennelijk haar vingers niet branden, of heeft er geen antwoord op. Terwijl deze passage meer dan duidelijk is en ook nog afkomstig uit Steiners allerbelangrijkste cyclus over de rassenkwestie. En Steiner beschouwde deze cyclus ook als buitengewoon belangrijk, zoals de commissie elders duidelijk heeft aangegeven. Reden te meer om deze passage zwaar te laten meewegen. En Steiner is hier meer dan duidelijk.

    Citaat 26: Lezing van 2 december 1911 te Neurenberg voor leden van de Theosofische Vereniging in Das esoterische Christentum und die geistige Führung der Menschheit, GA 130: ‘Das ist das Eigentümliche der Menschheitsentwickelung aber, daß alte, nicht so sehr mit der geistigen Entwickelung zusammenhängende Eigenschaften der Menschen immer mehr und mehr ihre Bedeutung verlieren. Wenn wir die Menschheitsentwickelung seit der atlantische Katastrophe überblicken, so können wir sagen: Von den großen Unterschieden, die sich in der atlantische Zeit vorbereitet haben, haben sich hereingelebt in die gegenwärtigen Menschen die Unterschiede, die wir als Rassenunterschiede bezeichnen, und wir können in einem gewissen Sinne noch sprechen von einer altindischen Rasse, von einer urpersische Rasse, von einer ägyptischen Rasse, von einer griechisch-lateinischen Rasse, selbst noch in unserer Zeit können wir von einer Art fünften Rasse sprechen. Aber jetzt schon hört der Rassenbegriff auf, in Bezug auf die Entwickelung der Menschheit einem rechten Sinn zu haben. Nicht wird es so sein, wie es zum Beispiel in früheren Zeiten war, daß das, was als sechster Kulturzeitraum auf den unserigen folgt, von irgendeinem räumlichen Zentrum aus die Verbreitung dieser Kultur im wesentlichen geschieht, sondern, was wichtig ist, das ist, daß Theosophie sich verbreitet unter der Menschheit, daß sie- wie man bei ihrem Ursprunge sagte, als man noch mehr ein dunkles Bewußtsein von dem gehabt hat, was als theosophische Bewegung notwendig ist- eine Lehre sein muß ohne Unterschied von Rasse, Nation und Geschlecht. Aus allen Rassen heraus werden diejenigen, die durch die Geisteswissenschaft gegangen sind, für die sechste Kulturepoche kommen und über die Erde hin eine neue Kulturepoche begründen, welche nicht mehr auf einen Rassenbegriff gegründet ist, gegenüber welcher Rassenbegriff nicht mehr seine Bedeutung hat. Kurz, das, was in der Welt der Maja, der äußeren Räumlichkeit, eine Bedeutung hat, schwindet dahin. Das müssen wir allmählich verstehen lernen, indem wir uns weiter entwickeln mit der geisteswissenschaftlichen Bewegung. Das wurde im Anfange noch nicht verstanden. Deshalb sehen wir, wie das sonst so verdienstvolle Buch ‘Der buddhistische Katechismus’ von Olcott, wenn wir es durchlesen, etwas hervorruft, als wenn sich Rassen immer gleichartig abwickeln wie Räder. Aber diese Begriffe verlieren ihre Bedeutung für die nächste Zeit, und wir müssen uns klar sein, daß diese Anfangsstadien der theosophischen Bewegung überholt sind und daß wir für die sechste Kultureperiode dem Rassenbegriff keinen rechten Sinn mehr beilegen können.

    Geen commentaar van de commissie. Dit is op zich een interessant citaat, waarin veel ter sprake komt. Steiner spreekt weer van het theosofische rasbegrip en stelt zelfs dat de eerste na-Atlantische cultuurperiodes nog enigszins als ‘onderrassen’ konden worden omschreven. Alleen voor de ontwikkelingsgang van de cultuurperiodes verliest het rasbegrip alle betekenis. Maar dit geldt natuurlijk alleen voor de ‘onderrassen’ of ‘cultuurperiodes’, in de na-Atlantische tijd allen producten van het ‘blanke ras’ (zelfs de commissie van Baarda is daar elders in het rapport buitengewoon expliciet over, zal ter sprake komen bij het laatste citaat van deze reeks). De indianen en anderen komen in dit verhaal niet voor, of spelen, als decadente overblijfselen van Atlantis, geen rol in deze prachtige ontwikkeling.
    Het begrip ras heeft ook hier pas weer in de toekomst zijn betekenis verloren, in dit geval in de zesde cultuurperiode (wij zitten nu in de vijfde). Dat is iets eerder dan wat hij in Die Mission zegt, maar toch nog in de verre toekomst. Steiner herhaalt hier nog iets dat we eerder hebben gezien in de vierde voordracht van Die Mission. Hij bekritiseert wederom de theosoof Olcott en zijn ‘Esoteric Buddhism’, die stelt dat de rassenontwikkeling een cyclisch proces is, waarin alles wordt herhaald. Steiner stelt dat de ontwikkeling niet strikt cyclisch is en dat in de toekomst de mensheid zich volgens andere parameters zal ontwikkelen. Maar zover is het dus nog niet. Hooguit zitten we in een overgangsfase. En wederom, voor de indianen is het te laat, want die zijn ‘im neunzehnten Jahrhundert ausgestorben’. Tamelijk recent dus, als we kijken over wat voor kolossale tijdseenheden Steiner spreekt wanneer het over de ‘opheffing van de rassen’ gaat.

    Citaat 27: Lezing van 20 juni te Berlijn voor leden van de Theosofische Vereniging in Der irdische und der kosmische Mensch, GA 133

    Je weiter wir in die Zukunft hineingehen, desto mehr wird der äußere Mensch ein Ausdruck der Individualität werden, die von Inkarnation zu Inkarnation geht. Das heißt, in einer und derselben Familie werden sich- was jetzt schon bis zu einem hohen Grade der Fall ist, und niemand, der Augen dafür hat, kann es ableugnen- die Gesichter immer unähnlicher gestalten, und auch die sonstigen Ausdrücke der menschlichen Gestalt, und das aus dem Grunde, weil sie Ausdrücke der menschlichen Gestalt, und das aus dem Grunde, weil sie als Ausdrücke nicht mehr sein werden der Familienausdruck oder der Rassenausdruck, sondern immer mehr und mehr der Ausdruck der einzelnen menschlichen Individualität, die von Inkarnation zu Inkarnation geht. Heute schon kann derjenige, der mit diesem Wissen der Geisteswissenschaft ausgerüstet ist, wenn er nur wirklich die Menschen über die ganze Erde hin anschaut, soweit es ihm möglich ist, sehen, wie neben den vererbten Rassen, Familien und sonstigen Eigentümlichkeiten immer auftreten individuellere und individuellere Gesichts- und Kopfbildungen und so weiter, immer individuellere Physiognomien.
    (…)
    Es ist jeder wirklichen Erkenntnis der Geisteswissenschaft zuwiederlaufend, wenn davon gesprochen würde, daß in demselben Sinne, wie es in der Vergangenheit führende Rasse geben würde, die noch Naturmerkmale namentlich hervorgebracht würde. Die uralt Indische Kultur war getragen von einer führenden Rasse (Ariërmythe en het onjuiste idee dat de hoogste kastes blank zouden zijn, FS), die alte persische Kultur war getragen von einer führende Rasse, ebenso die ägyptische-chaldäische Kultur und die Griechisch-lateinische Kultur. Heute schon sehen wir, wie im Grunde genommen die Kultur nicht mehr getragen wird von einer führenden Rasse unmittelbar, sondern wie die Kultur sich über alle Rassen ausbreitet. Und die Geisteswissenschaft soll ja gerade dasjenige sein, was ohne Unterschied der Rasse und Stämme die Kultur über die ganze Erde trägt, insofern die Kultur Geisteskultur ist.
    (…)
    Und wenn Theosophie ihren guten alten Grundsätzen treu bleiben soll, so wird sie- trotzdem sie zu ihrem ersten Grundsatze hat, ohne Unterschied von Rassen- und Farbeigentümlichkeiten und so weiter, eine Kultur begründen- gar nicht darauf verfallen können, eine Zukunftskultur zu erhoffen von einer einzelnen besonderen Rasse.

    Geen commentaar van de commissie. Eigenlijk zijn dit drie verschillende ‘citaten’, die over drie verschillende zaken gaan. Dus laten we de bespreking ook maar in drieën delen.
    Het eerste gedeelte: Steiner beweert dat in de toekomst de rasverschillen worden opgeheven (we hebben het eerder gezien en het zal nog vaak terugkomen). Deze opheffing zou echter zo ver gaan dat alle uiterlijkheden, normaalgesproken doorgegeven door de erfelijkheid gaan verdwijnen. Dat gaat zelfs voor de ‘materialistische wetenschap’ wel heel ver. Want er worden wel eigenschappen door de erfelijkheid doorgegeven, al zit het niet zo simpel in elkaar dat het ene ras slimmer is dan het andere ras, om maar iets te noemen. Maar uiteindelijk zullen er theoretisch kinderen geboren kunnen worden, die in niets op hun ouders lijken. In die zin is ook Steiners erfelijkheidsleer wat vreemd. Misschien had Steiner, toen hij het voorbeeld noemde van dat zwangere vrouwen, als ze ‘negerromans’ zouden lezen, ze een mulattenkind zouden baren, het wel over die toekomstige situatie (dat blijf ik nog steeds een vreemd citaat vinden en wellicht was dat wel echt een ongelukkige uitglijder). Bij Steiner zijn op dat gebied de gekste dingen mogelijk. Maar hij spreekt hier wederom over de toekomst.
    In het volgende stukje zegt Steiner dat de voorafgaande na-Atlantische cultuurperiodes werden gedomineerd door een ras (wellicht ‘onderras’ in de theosofische zin). Hij zegt dat de huidige cultuurperiode niet meer ‘zonder meer’, of ‘exclusief’ (‘unmittelbar’) wordt gedragen door een ras, omdat deze cultuur zich over andere rassen verspreidt. Maar hoe ontlastend is dit? Het feit dat de Europese cultuur (het ‘Arische ras’ heet het onvervalst in verschillende werken van Steiner) zich over de wereld aan het verspreiden is, zegt weinig over Steiners waardering van de andere rassen. En we hebben elders gezien hoe hij daarover dacht, ook in Die Mission einzelner Volksseelen. Daar zegt hij in de zesde voordracht overigens hetzelfde; het is de Europese cultuur die zich over de wereld verspreidt en de drager is van deze nieuwe cultuur. Hetzelfde hebben we gezien in de arbeidersvoordracht uit 1923, waar Steiner het blanke ras het ras van de toekomst noemt (gek genoeg heeft de commissie de paar zinnen daarvoor ook in deze verzameling opgenomen, maar dit zal als laatste besproken worden).
    Dit ligt ook in de lijn met het derde gedeelte van deze passage. Het interessante is, dat hij zelfs het motto van Blavatsky’s Geheime Leer aanhaalt. Dit luidt (in de Fricke vertaling): ‘Dit werk wijdt ik aan alle ware Theosofen van alle landen en alle rassen’. Klopt dus precies, alleen begint Blavatsky meteen na dit motto in het voorwoord als volgt (eerste alinea van het ‘voorbericht’ van De Geheime Leer): ‘Schrijfster- of veeleer opschrijfster (ook HPB was helderziend en fungeerde als doorgeefluik van alles wat uit gene zijde tot haar kwam, FS)-gevoelt zich verplicht hare verontschuldigingen aan te bieden voor de groote vertraging, die het verschijnen van dit werk ondergaan heeft. Deze is veroorzaakt door ongesteldheid en de uitgebreidheid der taak. Zelfs de thans uitgegeven twee delen omvatten nog niet het geheele onderwerp, ook worden daarin aangeroerde onderwerpen niet volledig behandeld. Reeds ligt een groote hoeveelheid stof klaar, die handelt over de geschiedenis van het occultisme in verband met de levensgeschiedenis van de groote Adepten van het Arische Ras (?! FS) en den invloed aantoont van de occulte wijsbegeerte op het levensgedrag, zooals dit is en zooals dit behoorde te zijn. Indien aan deze beide deelen een gunstig onthaal te beurt valt, zal geen moeite gespaard worden om het plan van dit werk in zijn vollen omvang uit te voeren. Het derde deel is geheel gereed, het vierde bijna’.
    Al is dit werk dus opgedragen aan ‘alle mensen van alle rassen’, in de eerste alinea, waarin verder vooral praktische mededelingen staan, windt HPB er geen doekjes om dat het Arische ras in haar verder omvangrijke werk centraal staat.
    Tot zover Blavatsky en verder met Steiner. In dit citaat verwijst Steiner weer naar de toekomst, waarin er een nieuwe cultuur te verwachten is, van een apart en nieuw ras (wellicht het nieuwe ‘rasloze’ ras). Maar zover is het dus nog niet. Wederom toekomstmuziek.

    Na deze reeks citaten en de bijbehorende commentaren van de commissie kan er een voorzichtige conclusie worden getrokken. Hoewel de commissie deze citaten heeft opgevoerd om aan te tonen dat in Steiners optiek het belang van het ‘rasmatige’ afneemt, blijkt dat Steiner beweert dat pas in de verre toekomst de factor ras zijn betekenis verliest. Dat de rasverschillen voor onze tijd, voor mijn part Steiners eigen tijd nog steeds een wezenlijke rol spelen, blijkt evident uit de elders besproken passages van Steiner over de indianen, die gaan over de situatie in de negentiende eeuw (Steiner spreekt in Die Mission einzelner Volksseelen zelf van ‘midden negentiende eeuw’). Kortom het ziet er inderdaad naar uit dat Zander de werkelijkheid meer benadert dan Dieter Brüll, die onomwonden stelde dat volgens Steiner de rasverschillen hun betekenis zouden hebben verloren met de komst van Christus. Het lijkt mij dat op basis van deze citaten het onmogelijk is om vol te houden dat Brüll in deze gelijk had. Zanders stelling op basis van citaat 25 uit Die Mission einzelner Volksseelen, dat het nog een paar millennia gaat duren, is in zo’n beetje ieder citaat (17 t/m 27) bevestigd.

  37. Thomas, maybe it is intersting to quote the text about Ravagli and Molau you mentioned:

    the desecration of law
    2009 juni 13
    by zooey
    .Earlier on this blog, I’ve dealt briefly with the Molau/Ravagli affair, mostly in Swedish (although there are some good links to English and German websites in those posts). Andreas Lichte wrote an interesting post about the embarrassing collaboration that the waldorf movement does not want to acknowledge.

    Long story short: Ravagli is a prominent anthroposophist. Molau is–or was, until he had to quit–a waldorf teacher in a German waldorf school. Molau also happens to be a highranking representative of the German nationalist party, NPD. The pair wrote a book together, but when Ravagli and his anthroposophical friends realized that the book project would endanger the reputation of the anthroposophical movement, Ravagli withdrew his participation and wouldn’t let the book be published.

    Andreas Lichte interviewed Molau, who quoted passages from the book–thus it happened that Ravagli’s statements from the book were made public, to the detriment–or so I assume–of the anthroposophical movement. Ravagli, rather than refute or comment on the statements, chose the all too familiar–in anthroposophical circumstances–route: he had his lawyer hand Molau, Lichte and the publisher of the article threats that he’d sue if they didn’t refrain from publishing the quotes. Andreas Lichte was to agree to a settlement which would prohibit him from using Ravagli’s quotes from the unpublished book in any and all contacts with the press.*

    The misuse and abuse of law to silence criticism is by no means a new tactic for cult followers and pseudoscience adherents. Anthroposophists have used it to suppress expression of opinion on web forums (e g, Mumsnet, Times Education Supplement, BBC discussion board). They have threatened journals (i e, Folkvett) with lawsuits if their demands are not met. They have had books (i e, the Grandts’ books on anthroposophy) taken off the market or stopped the publication (that is, apparently, an option available in some countries). This is a tactic sadly familiar. Right now, Simon Singh is standing trial for writing that chiropractors promote bogus treatments when they recommend chiropractics for conditions such as asthma and various childhood problems–indications for which chiropractics have no proven effect and no realistic explanation regarding how it works.

    In Humanistischer Pressedienst I read more about the legal threats againts Andreas Lichte. In an article aptly entitled “Steiners Apologet im Zwielicht”, Lichte is reported as saying that although he had counted on winning a case, he had no choice but settling; even a potential risk of losing was too tough to bear, he did not dare it. Unfortunately, anthroposophists win, and they once again succeed in stifling criticism. They don’t want to discuss with people, they don’t want to engage with criticism, they don’t want honesty and fairness–they only want people to shut up, before the repuation of anthroposophy is harmed.

    But eventually, such a tactic may backfire.

    And, as Humanistischer Pressedienst notes, the fact that Ravagli turns to this method of lawsuit threats, is

    “… characteristic and sheds light on his dysfunctional relationship to foundational democratic rights, such as the freedom of information and the freedom of press.”

    ps. Thanks to Peter who recommended the new article.

    Update: anthroposophists make an unsuccessful attempt at resurrecting a sense of dignity. Not very convincing. Note how the writer refrains discussing any of the matters honestly. What about that collaboration? What about the anthroposophist who’s a Nazi? What about the racism expressed by Ravagli, even without the aid of Molau? What about the scare tactics and the use of legal threats to silence criticism? What about the content of those quotes the world is now prohibited from seeing?

    .

  38. Vond nog een oud artikel van JD Immelman op internet (uit de NRC, uit 1996, http://www.nrc.nl/redactie/Web/Nieuws/19960313/06.html ). Ben het er grotendeels wel mee eens, tenminste als je een zg essentialistische lezing van Steiner bepleit:

    woensdag 13 maart 1996
    ——————————————————————————–

    Rassenleer hoort bij Steiners filosofie

    Het is weer zover: Rudolf Steiners rassenleer staat ter discussie. De media halen uitspraken aan die een toonaangevend antroposoof, Christof Wiechert, deed in een radioprogrammma over de antroposofische rassenleer. De strekking van zijn woorden was dat hij het zwarte ras een psychische habitus toeschrijft die vergelijkbaar is met de psychische ontwikkeling (tot zeven jaar) van het jonge blanke kind.
    Deze stellingname is niet nieuw. In ieder geval weet ik nog goed dat halverwege de jaren tachtig, onder andere na het verschijnen van publicaties van ons over de Vrije School, de antroposofische rassenleer eveneens onderwerp van gesprek is geweest in de media. Tóen werd, anders dan nu, door antroposofen van Steiners wonderlijke gedachten geen afstand genomen. Men sloot eenvoudig de rijen, wat onder meer bleek uit een gezamenlijke actie van zowel de voorzitter van de Antroposofische Vereniging als die van de Vereniging voor Vrije Opvoedkunst – onder auspiciën waarvan de Vrije Scholen opereren. Zij benaderden destijds, in 1986, de uitgever Elsevier om te verhinderen dat zij een boek over ‘De Nieuwe School’, met daarin een beschrijvend maar ook kritisch hoofdstuk over de Vrije School, zou publiceren.

    Dat men destijds geen afstand nam van de rassenleer en beducht was voor een publieke bespreking ervan, vond (en vind) ik logisch en vanzelfsprekend. Immers, Steiners leer is niet zomaar een slip of the pen, noch een theorie die men met een korreltje zout kan nemen omdat ze beschouwd zou kunnen worden als een typisch product van de ‘geest van zijn tijd’. Alles wat Steiner zegt over raskenmerken staat in direct verband met zijn reïncarnatieleer en is bovendien in overeenstemming met zijn waarnemings- en kennisfilosofie. Dat geldt trouwens voor veel meer vreemde uitspraken, zoals bijvoorbeeld die over het gevaar dat een zwangere vrouw loopt als ze De hut van Oom Tom zou lezen, of als ze te veel zwarte mens zou tegenkomen – namelijk: dat haar kind negroïde trekken zou kunnen krijgen.

    Kort gezegd komen Steiners leerstellingen over ras en incarnatie hierop neer. In zijn voor niet-antroposofen nog redelijk toegankelijke boek Die Philosophie der Freiheit (1894), verdedigt Steiner de these dat onze noties en ideeën afkomstig zijn van een transcendente, bovenzinnelijke wereld van hogere ‘geestelijke wezens’. Deze ideeën zijn de grondstof van het denken. Denken is iets bijzonders: het is niet zozeer dat individuen denken, doch eerder dat ‘het denkt’ in individuën. Wij délen als het ware in Het Denken. Niet ieder van ons deelt daarin echter op dezelfde manier: er zijn insiders (de ‘ingewijden’) die een betere toegang tot Het Denken hebben dan anderen.

    Gedurende het eeuwige leven van de individuele geesten, die om de ongeveer acht eeuwen incarneren in ‘op stapel staand’ nieuw leven, worden meer en meer mogelijkheden geschapen voor het ontdekken van hogere inzichten. De spirituele wijsheid van individuele geesten cumuleert dus in de loop van de menselijke geschiedenis. Tijdens een aardeleven van zo’n individuele geest kan opvoeding iets toe of af doen aan de mee-geïncarneerde wijsheid. Steiners opvoedings- en onderwijsleer neemt dan ook een cruciale plaats in binnen zijn filosofie. Antroposofen die iets van Steiner niet snappen, kunnen dan ook in gemoede zeggen dat ze nog heel wat incarnaties hebben te gaan voor aan hen Steiners diepzinnigheden geheel geopenbaard worden.

    Om het verband met de antropofische rassenleer te kunnen leggen moet men weten dat Steiner diverse soorten engelen aanvoert ter verklaring van het bestaan van de kenmerken van volkeren (met een hun typerende volksgeest) en rassen die leven binnen een hun passend geografisch gebied – Steiners versie van de bloed-en-bodemideologie. Die engelen zijn in de loop der wereld- en mensheidsgeschiedenis een verbintenis aangegaan met de mensen die leven op een bepaald stuk aarde. Dat is steeds een gebied waarvan de fysieke gesteldheid geschikt is om met de geestelijke eigenschappen van deze bepaalde ‘volksengel’ een relatie aan te gaan. Dank zij deze bijzondere relatie tussen een engel en een (aarde)gebied krijgt een daar levend volk zijn bijzondere identiteit. Andere bewegingsgeesten (engelen) zorgen voor de identiteit van het ras.

    Al met al blijkt Steiners conceptie een beeld van de geschiedenis te bevatten waarin sprake is van een evolutie van het fysieke, het sociale en het psychische. Zo doorloopt, dank zij weef- en dansactiviteiten van kosmische geestwezens, de aarde een saturnus-, zon- en maanfase. De mensheid doorliep een daaraan verwante historie: de saturnusfase schiep haar wil, de zonfase haar gevoelsleven, de maanfase haar denken. Deze fasen herhalen zich op het persoonlijke vlak: tussen nul en zeven jaar krijgt het kind zijn fysieke uitrusting en wil, tussen zeven en veertien wordt het gevoel gevormd (en het geheugen), tussen veertien en eenentwintig het denken. Parallel aan deze persoonlijke ontwikkeling (ontogenese) doet zich een hiërarchie van rassen voor. Het zwarte ras wordt bepaald door de psychische kenmerken van het nul- tot zevenjarige kind, het aziatische ras door jeugdkenmerken (gevoels- en geheugenfuncties), het blanke ras bevindt zich in de denkende fase van de ontwikkelingsgeschiedenis van het menselijke wezen. Met het indiaanse ras liep het slecht af: de fase van het (uit)sterven volgt nu eenmaal noodzakelijk op de overige fasen.

    Bij dit alles moet steeds bedacht worden dat de geesten die zich eens in de zoveel tijd reïncarneren, in principe hun weg zoeken in overeensteming met hun geestelijke kwaliteit op het moment van hun intree in een lichaam. Iedere individuele geest doorloopt zo een route door de rassen. Niemand kan een ras overslaan. Elk ras heeft zijn eigen zinvolle positie in het geheel. Terzijde: Steiners rassenleer heeft dus weinig van doen met het biologisch racisme van bijvoorbeeld het nationaal-socialisme. Toen in opdracht van het Hitler-bewind de nazi-pedagoog Bäumler een onderzoek deed naar de aanvaardbaarheid van Steiners pedagogiek meldde hij naast veel positiefs ook een nadeel: de aan opvoeding en onderwijs ten grondslag liggende kosmische mensleer past niet in de biologische ,,völkisch-rassischen Orientierung”.

    Men zal begrijpen dat de mij gegeven ruimte geen nadere beschrijving en verklaring toestaat. Wat ik hier kón zeggen, moet voldoende zijn om het volgende te concluderen.

    Het gedrag van antroposofen die zich distantiëren van Wiecherts uitspraken is te vergelijken met dat van gelovigen die hun geloofsbelijdenis loochenen: het heeft weinig zin die mensen nog serieus te nemen als vertegenwoigers van een expliciete levensbeschouwing.

    Wiecherts stellingname is duidelijk. Ze verdient een reactie die op het niveau staat dat Steiner zelf ambieerde toen hij zijn kennisleer, antropologie en maatschappijtheoretische teksten schreef of uitsprak. Dat is ten minste het niveau van de filosofie, maar eigenlijk het niveau van ingewijde Op dit punt sluit ook precies het laatste argument van antroposofen aan in een hun onwelgevallige discussie over antroposofische inzichten: als je met nóg weer een tegenargument kunt komen, dan heet het dat je het (nog) niet kunt snappen omdat je geen ingewijde bent. Zo immuniseren ze diepgravende kritiek.

    Zodra echter een antroposoof zegt dat men sommige teksten van Steiner maar met een korreltje zout moet nemen, is dat halfhartig. De geldigheid van Wiecherts woorden wordt dan ontkend en men zet hem ten onrechte te kijk. Overigens: als deze trend van relativering de overhand krijgt in antroposofische kringen, ziet men mij dan ook niet langer als een incarnatie van het kwaad? Om die reden werd mij namelijk vanaf 1986 de toegang tot elke Vrije School ontzegd. Ik nam (en neem) het antroposofische gedachtengoed serieus en bekritiseerde het, zo denk ik nog steeds, met krachtige argumenten. Men neme dus ook Christof Wiechert serieus, en niet zijn halfzachte geloofsbroeders en -zusters, en wel omdat hij Steiner voor vol aanziet – wat men maar het beste kan doen.

    J.D. Imelman; J.D. Imelman is hoogleraar grondslagen en geschiedenis van de pedagogiek aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Hij is (co-)auteur van de boeken ‘Hoe vrij is de Vrije School?’ (Intro, 1983) en ‘De Nieuwe School gisteren en vandaag’ (Elsevier, 1986).

  39. Ja, die Jan Dirk Imelman toch. Ik heb dat artikel ooit al eens gelezen. Hugo Verbrugh reageerde daar indertijd op. http://www.nrc.nl/redactie/Web/Opinie/Antropo/verburgh
    Imelmans schotschrift ‘Hoe vrij is de Vrije School’ liegt er ook niet om. Maar wel met een komische noot.
    Ik voel me nu plots verboden met de em. professor. En wel hierdoor; ‘Om die reden werd mij namelijk vanaf 1986 de toegang tot elke Vrije School ontzegd. Ik nam (en neem) het antroposofische gedachtengoed serieus en bekritiseerde het, zo denk ik nog steeds, met krachtige argumenten’ (JD Imelman).

    Ook ik kreeg een toegangsverbod. Dat zou normaal gesproken nadat mijn schotschrift is verschenen, waardoor de steinerschool gratis publiciteit krijgt, wel moeten opgeheven worden.

    Wel grappig dat Imelman als criticus antroposofen opriep om Steiner en Wiechert voor vol aan te zien. Maar wel terecht. Het is een serieuze aangelegenheid.

  40. Aardig in het commentaar van Hugo Verbrugh is dat hij zegt dat hij het argument dat je een ‘ingewijde’ moet zijn om Steiners boodschap helemaal te begrijpen nog nooit heeft gehoord. Dat heb ik zelf nl meer dan eens gehoord, nog ruimschoots voordat ik mijn eerste artikel had geschreven. Wat betreft mijn eigen ervaring is dit een veel gebezigd argument. ‘Ingewijde’ is echt een toverwoord in sommige antroposofische kringen, zoiets als ‘Tulku’ of ‘Bodhisatva’ in het Boeddhisme. Volgens veel antroposofen zou ook het ware Christendom van ‘inwijdingsrituelen’ aan elkaar hangen (dus niet het ‘vervalste’ Christendom, van de RK kerk, of andere ‘officiële’ kerken). Dus in deze deel ik niet helemaal dezelfde ervaring als dhr Verbrugh.

  41. “Steiner … ein ausgesprochener Rassist”

    stellt eine Buchbesprechung der “Bundeszentrale für politische Bildung”, der Deutsche Bundestag, fest:

    http://www.bundestag.de/dasparlament/2009/26/PolitischesBuch/24903973.html

    “(…) Was auf die Gestalt Steiners einen Schatten wirft, ist indes weniger seine obskure Esoterik. Bedenklich ist vielmehr – was heute die wenigsten Steiner-Jünger wahrhaben wollen – dass dieser “traurige Prophet” und “selbsternannte Visionär” (Blom) ein ausgesprochener Rassist war, der die Überlegenheit der “arischen” weißen Rasse predigte und die Minderwertigkeit der Schwarzafrikaner, der “triebhaften Neger”. Steiner siedelte die “Neger” in seiner hierarchisch aufgebauten Rassenlehre knapp über, manchmal sogar unterhalb der Stufe von Tieren an. Das erweist Steiner als einen Geistesverwandten des national-sozialistischen Rassenwahns und arischen Herrenmenschentums. Freilich hatten sich damals die Ideen von Rasse und Volk in vielen Köpfen festgesetzt, selbst Intellektuelle waren nicht frei davon. Das betrifft auch den weit verbreiteten Antisemitismus.
    Dass Rudolf Steiner und andere rassistische Esoteriker (Liebenfels, List) von Blom als “Mystiker” bezeichnet werden, ist allerdings ganz verfehlt, ein arger Missgriff. Es zeugt von Unkenntnis des Wesens der Mystik. Ein kleiner Makel in diesem sonst ausgezeichneten Buch.”

  42. Bovenstaand citaat, door Andreas Lichte aangereikt, komt uit een boekrecensie op de site van de ‘Bundestag’ (Duits parlement). Nicolaus German recenseert het boek ‘De duizelingwekkende jaren’ van Phillipp Blom. http://www.bol.com/nl/p/boeken/de-duizelingwekkende-jaren/1001004006426104/index.html

    Ik geef even het volledige, vertaalde citaat over Steiner weer.

    (…) Een geestelijk invloedrijke figuur uit deze tijd was Rudolf Steiner, die tot de idolen van de overal in Europa opkomende esoterie-scene behoorde. Als grondlegger van de antroposofie in Duitsland was Steiner de goeroe van een groeiende jongerengemeenschap.Tot vandaag staat hij als geestelijke en spirituele stamvader bij de Duitse antroposofen in hoog aanzien. Steiners vermeende schouwingen van de transcendente wereld en bovenzinnelijke ervaringen werden door veel van zijn tijdgenoten kritisch beoordeeld. Door Albert Einstein (‘Hokus pokus’) of Hermann Hesse (niet te genieten). ‘Vergeet deze onzin niet: bovenzinnelijke ervaring. Als het al niet ogen en oren zijn, een of ander zintuig moet ik toch gebruiken om iets te ervaren,’ schoffeerde Einstein.

    Wat een schaduw werpt op de figuur Steiner is echter niet zozeer zijn obscure esoterie. Meer bedenkelijk is dat deze ’trieste profeet’ en ‘zelfverklaarde visionair’ (Blom) een uitgesproken racist was, die de superioriteit van het ‘Arische’ witte ras predikte en de minderwaardigheid van de zwarte Afrikaan, de ‘instinctieve neger’. Steiner plaatste de ‘neger’ in zijn hiërarchisch opgebouwde rassenleer net boven, vaak zelfs onder het stadium van de dieren.

    Dat verwijst naar een verwantschap met de nationaalsocialistische rassenwaan en Arische ‘Herrenmenschentums’. Weliswaar hadden toen de ideeën van ras en volk zich in vele hoofden vastgezet, zelfd intellectuelen waren er niet vrij van. Dat geldt ook voor het wijdverbreide antisemitisme.

    Dat Rudolf Steiner en andere racistische esoterici (Liebenfels, List) door Blom als ‘mystici’ aanzien worden, is alleszins volledig fout, een zware misstap. Het getuigt van onwetendheid van het wezen van de mystiek. Een kleine smet in dit voor het overige uitstekende boek.(…)
    http://www.bundestag.de/dasparlament/2009/26/PolitischesBuch/24903973.html

    Titel: De duizelingwekkende jaren
    Auteur: Blom, Philipp
    Uitgever: Bezige Bij, 2009

    Philipp Blom (Hamburg, 1970) is historicus, romanschrijver, journalist en vertaler. Hij studeerde in Wenen en Oxford en schreef enkele historische werken: To Have and to Hold (2002) en Encyclopédie (2005). Hij schreef twee romans, The Simmons Papers (1995) en Luxor (2006), en vertaalde Amsterdam van Geert Mak in het Engels. Blom schrijft voor tal van Britse en Duitse kranten en tijdschriften zoals The Times Literary Supplement, The Independent, Frankfurter Allgemeine Zeitung, Die Zeit, en voor Vrij Nederland.

  43. Interessant, misschien moet ik dat boek ook maar eens lezen. Maar ik vraag me toch af waarom je Steiner geen mysticus zou mogen noemen. En dan ook wat ‘ware mystiek’ is.

  44. Na hier een tijdje stil geweest te zijn ben ik toch weer eventjes terug. Ik heb op mijn blog een uitgebreide verhandeling gepubliceerd, waarin ik op een aantal cruciale punten het van Baarda-rapport (en anderen, zoals Dieter Brüll) heb weerlegd. Tenminste, dat is mijn overtuiging. Het is wel heel specialistisch geworden, maar misschien dat er een paar geharde antroposofische ‘letterknechten’ er een gat in kunnen schieten. Ben benieuwd. Het geheel is overigens een mix van de op deze site gepubliceerde teksten (als pdf) en een aantal teksten die ik nog niet eerder had vrijgegeven. Maar het staat nu wel allemaal bij elkaar.
    Ik ben benieuwd. Te lezen op http://florisschreve.blog-s.nl/category/antroposofie3/

  45. Het is heel veel geworden. In word 213 pagina’s. Mar het eindrapport van de commissie is nog altijd 720, dus het valt relatief mee. Maar ik denk dat ik het rapport op een aantal cruciale punten, wat mij betreft de meest doorslaggevende, wel heb kunnen aanvechten. Maar als iemand daar anders over denkt hoor ik het graag. Maar het is dus wel een hele kluif

  46. Toch even een aardigheidje tussendoor. Op de website van de Antroposofische Vereniging in Nederland stuitte ik op het volgende kopje: ‘Odin steunt ontwikkeling nieuwe biologische rassen’ (http://www.antroposofie.nl/nieuwspag#1269606435).
    Goed ik begrijp dat dit m iets heel anders gaat, nl om biologische landbouw, maar grappig is het wel. Als de rubriek ‘geknipt voor u’ in Vrij Nederland nog zou bestaan had ik hem meteen ingestuurd. Odin was trouwens oorspronkelijk de Oppergod van de Germanen. Dat maakt het nog iets saillanter.

  47. Als je, zoals ik in mijn boek heb beschreven, naleest hoe Steiner ervan uitgaat dat via de euritmie op de wezensdelen van de mens kan worden ingewerkt, krijg ik de indruk dat hij de ontwikkeling van nieuw ras, een ‘een antroposofisch ras’, voor ogen had ;-). De missie van een uitverkoren Germaans volk?

    Ik ben nu een stuk over financiën in de steinerschool aan het maken en zo gauw dat af is, kom ik nog een keer terug op racisme en De Brug. Dat ben ik na de bezoeken van Jos Verhulst, Lieven Debrouwere en Discipel wel verplicht :-). Ik heb daarvoor alvast een pittig citaat van John Wervenbos (op de site van Hugo Verbrugh) gekopieerd:

    (…) John Wervenbos 15/09/2009 18:24

    En wat die webpagina met die ook in mijn ogen verderfelijke tekst van die Belgisch antroposofische site, De Brug geheten, betreft waarnaar Floris Schreve verwijst: een snelkoppeling daarnaar kan ook in deze reactieruimte gewoon gegeven worden, ook wat mij betreft (ook als antroposoof) geen probleem uiteraard: “Webpagina De Brug, paragraaf 4. ‘De Ahrimanische maatschappijvorm’, waartoe naar beneden dient te worden gescrold:
    users.telenet.be/antroposofie/…

    Floris Schreve geeft die paragraaf handzaam weer op het Discussieplein van de Antroposofische Vereniging in Nederland (AViN): “Holocaust ontkenners aanprijzen uit naam van de antroposofie?”:
    http://www.antroposofie.nl/forums/alg...

    Onder antroposofen heb je ook dwaallichten of zelfs gifmengers Hans. Zeker ook op politiek vlak. Het zijn net mensen (met soms al te grote ego’s en teveel pretenties). Daar mogen ze elkaar wel op aanspreken, daar heeft Floris Schreve ook gelijk in.(…)

    Gifmengers … hoho

  48. Peter Staudenmaier heeft het boek over racisme in de antroposofie van kritisch antroposoof Ansgar Martins gerecenseerd.

    Ansgar Martins, Rassismus und Geschichtsmetaphysik: Esoterischer Darwinismus und Freiheitsphilosophie bei Rudolf Steiner (Frankfurt: Info3, 2012)

    Uittreksel recensie:

    (…) One last concern, albeit a subordinate one in a book as richly meticulous as this, has to do with the themes that are not included. Martins might have mentioned, for example, Steiner’s instructions to the first generation of Waldorf teachers to include “knowledge of races” and “the different races and their various characteristics” in the elementary years at the original Waldorf school (Steiner, Discussions with Teachers, 23), or Steiner’s recommendation that Waldorf faculty teach children about “the worst Oriental peoples” and their “Mongolian-Mohammedan terror” which had supposedly threatened Europe for centuries (Steiner, “Pädagogisches Seminar” Erziehungskunst February 1933, 241-53).
    These were not isolated comments; the first Waldorf schools did in fact incorporate Rassenkunde or “racial studies” within their curriculum, determining that “racial studies” were to be introduced in the seventh grade, along with discussion of “the contrast between Northern and Southern ethnic types” and the cultural impact of “foreign national souls” (Caroline von Heydebrand, Vom Lehrplan der Freien Waldorfschule, Verlag der Freien Waldorfschule, 1931, 25, 41, 47). As Ida Oberman points out, “Racial theory has a place in the Waldorf curriculum as designed by Rudolf Steiner.” (Oberman, The Waldorf Movement in Education from European Cradle to American Crucible, 1919-2008, 132)
    Other gaps include some of the more dramatic of Steiner’s proclamations on racial themes. Throughout the book Martins devotes considerable attention to the anti-Jewish strands in Steiner’s thought and the way they intersected with his racial doctrines. But he does not examine Steiner’s repeated invocations of the antisemitic myth of Ahasver, passages which are important to Steiner’s overarching racial theories. And while Martins quotes extensively from Steiner’s 1911 book on The Apocalypse of St. John, he does not cite the passages about a coming “War of All against All” and the emergence of a “race of good” and a contrasting “race of evil.”
    More striking, in his discussion of Steiner’s 1915 lecture on “the mission of white humankind” Martins does not quote Steiner’s insistence that “the transition from the fifth cultural epoch to the sixth cultural epoch cannot happen in any other way than as a violent battle of white humankind against colored humankind” (Steiner, Die geistigen Hintergründe des Ersten Weltkrieges, 38). These facets of Steiner’s racial teachings merit attention not least because they represent a sharp counterpoint to the model of a gradual disappearance of racial difference.(…)

    http://waldorfblog.wordpress.com/2012/12/22/staudenmaier-rezension/

  49. LS…

    Mijn laatste reaguursel was dus te heftig en is verwijderd. Jammer ! Wilde alleen aantonen dat het eindeloze gereutel met een verkeerd uitgangspunt nul , nul waarde heeft. Men heeft het als het ware over ” niets ” Over iets dat niet bestaat… Maar ja ! Ook dat is maar een mening en daar heeft de mens er scheepsladingen en meer van ! Probeer het nog even voorzichtig: goden bestaan niet. De mens is een product van buiten aards geknoei met DNA. Rassen zijn ontstaan door rassen buitenaardsen etc. etc.

  50. Nee, niet verwijderd, Caesar. Hij is niet geplaatst. Ik vond hem inderdaad iets te heftig (tenminste voor op deze site). 🙂

  51. Nederlands grootste antroposofische webportaal Antrovista publiceert discriminerende en racistische artikels uit een periodiek uit 1961 van Vrije Opvoedkunst, het blad van de Nederlandse vrijescholen.

    In het gepubliceerde blad bevindt zich onder andere Max Stibbes ‘Het ontwaken der gekleurde rassen’, waarin bijvoorbeeld wordt geopperd dat ten opzichte van blanken, de ‘gekleurde rassen verstard zijn in hun ontwikkeling’.

    In een ander artikel wordt dan weer beschreven hoe het onderwerp ‘rassen’ relevant is in de antroposofische pedagogiek, meer bepaald voor de lessen Aardrijkskunde.

    Sinds midden jaren ’90 in Nederland aan het licht kwam dat in antroposofische scholen het vak Rassenkunde op het programma stond en in Rudolf Steiners gedachtegoed, de achterliggende wereldbeschouwing van die scholen, racistische inhoud is terug te vinden, hebben antroposofische scholen onder druk van de publieke opinie het vak Rassenkunde uit het lesrooster verwijderd.

    De antroposofische scholen hebben echter nog altijd geen afstand genomen van Rudolf Steiners racisme, dat deel uitmaakt van het mens- en wereldbeeld waarop de scholen zich baseren.

    http://www.antroposofia.be/wordpress/antrovista-geeft-racistische-publicatie-van-vrije-opvoedkunst-terug-uit/

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *