Onderzoek naar welbevinden

Hoogleraar sociologie Herman Brutsaert publiceerde in 1993 zijn onderzoek naar het welbevinden van leerlingen lagere school waarin hij leerlingen van de steinerschool met die van andere scholen vergeleek. Brutsaert deed enkele opmerkelijke bevindingen die hij niet dadelijk had verwacht. Zo staan steinerleerlingen niet zo positief t.o.v. de school; zijn ze in sterke mate vervreemd van studiewerk; geven ze minder blijk van gevoel van competentie; voelen ze zich geïsoleerd en ontwikkelen ze gemakkelijk minderwaardigheidsgevoelens.

3.2.4.  Alle vorige categorieën scholen gegroepeerd vergeleken met de Steinerscholen

‘…Op grond van de preliminaire analyse waren we reeds tot de eerder onverwachte vaststelling gekomen dat Steinerschoolleerlingen het inzake een aantal aspecten van welbevinden minder goed doen.

Houden we achtereenvolgens rekening met de sociale herkomst van de leerlingen, de schoolgrootte en de geslachtssamenstelling van het lerarenkorps, dan blijven de eerder gevonden verschillen ongewijzigd. Als er al sprake is van enige verschuiving dan gaat deze zelfs in de richting van een versteviging van de oorspronkelijk vastgestelde samenhang.

Zo kunnen we, in concreto, zien dat de Steinerleerlingen over het algemeen niet zo positief staan tegenover de school die ze bezoeken, in sterke mate vervreemd zijn van hun studiewerk, minder blijk geven van een gevoel van competentie en zich bovendien meer geïsoleerd voelen op school dan de leerlingen die ‘normaal’ onderwijs volgen. Specifiek voor jongens komt daar nog bij dat zij die een Steinerschool bezoeken gemakkelijker minderwaardigheidsgevoelens ontwikkelen.

Wat de hoge graad van studievervreemding bij de Steinerleerlingen aangaat, moet wel worden opgemerkt dat dit mogelijk verband houdt met de wijze waarop deze dimensie meetbaar werd gemaakt … Welnu, vermits één van de karakteristieken van het Steinersysteem er precies in bestaat de term ‘studeren’ zo veel mogelijk te weren uit de klassituatie, is het eigenlijk niet zo verwonderlijk dat Steinerkinderen relatief laag scoren op deze maat.

Minder te begrijpen natuurlijk zijn hun lage scores op de overige indicatoren van welbevinden, meer in het bijzonder de score waaruit blijkt dat de Steinerkinderen zich veel minder op instrumentele wijze betrokken zien bij hun prestaties. Dit resultaat is immers volledig in tegenspraak met de pedagogisch-didactische doelstellingen van de Steinermethode, die onder meer inhouden dat gedurende het onderwijsproces vooral het accent moet worden gelegd op zelfstandig werken of zelfwerkzaamheid en het leren nemen van verantwoordelijkheid.

Nu zijn het precies eigenschappen zoals deze die, volgens de algemeen vigerende leertheorieën, bij het kind een gevoel van competentie en een geloof in de waarde van eigen inzet – interne beheersing – in de hand werken…’[1]

De onderzoeksresultaten van Herman Brutsaert liggen in dezelfde lijn als die van Hilde Steenbergen. Die promoveerde in 2009 op het proefschift ‘Vrije en reguliere scholen vergeleken’ en trok de conclusie dat steinerleerlingen niet alleen onzekerder en emotioneel minder stabiel zijn dan leerlingen in het reguliere onderwijs, maar ze ook op cognitief vlak een achterstand hebben op leerlingen regulier onderwijs. Die achterstand hebben ze volgens haar opgelopen in de basisschool .

(…) Uit de eerste vergelijking van de gemiddelde scores op de toetsen, Nederlands, wiskunde en algemene vaardigheden basisvorming bleek dat Vrije Scholen op alle onderdelen lager scoren dan reguliere scholen.

(…) De tegenvallende resultaten op de cognitieve opbrengsten van de Vrije scholen zijn curieus, omdat op basis van de sociaal-economische achtergronden van deze leerlingen veel van hen verwacht mag worden.’

(…) Zoals gezegd staat van oudsher op de Vrije scholen een brede persoonlijke ontwikkeling van leerlingen centraal, waarvan de persoonlijkheidsontwikkeling een onderdeel is. Er wordt meer dan op reguliere scholen aandacht besteed aan de niet-cognitieve ontwikkeling van leerlingen. Wat is hiervan terug te zien in de resultaten met betrekking tot de niet-cognitieve opbrengsten? Duidelijk is dat, als gekeken wordt naar de persoonlijkheidskenmerken, Vrije schoolleerlingen ten opzichte van leerlingen in het regulier onderwijs ‘andere’ leerlingen zijn. Leerlingen op de Vrije school zijn minder extravert, ordelijk en emotioneel stabiel. Daarnaast zijn zij milder en autonomer. Deze verschillen blijven in stand, ook na drie jaar voortgezet onderwijs.[2]

[1] H. Brutsaert, School, gezin en welbevinden – zesdeklassers en hun sociale omgeving, Garant 1993, p.121-122

[2] H. Steenbergen, Vrije en reguliere scholen vergeleken, RUG 2009, p.143-144

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Author: Ramon De Jonghe

1 thought on “Onderzoek naar welbevinden

  1. LS…
    Reden te meer om je kinderen niet langer bloot te stellen aan het op satanisme en fascisme gestoelde Steinersysteem. Ik heb hier al eerder mijn bevindingen genoemd maar wil nog wel herhalen dat ik tijdig ontsnapt ben door uitsluiting. Van school gestuurd, toen een groot drama maar achteraf gezien misschien een zegen. Wil ook nog eens benadrukken dat mede door de samenstelling van onze klas het systeem weinig schade heeft aangericht. Het systeem had eenvoudig geen vat op ons. In ieder geval kon men van ons geen volgelingen maken. Hoe vaak we ook Piramiden moesten tekenen en hoe lang we ook bij Isis moesten stilstaan. Laat de verdwaalde ouders nog maar eens lezen: IT BEGAN IN GERMANY
    http://okkulte-nazis.blogspot.nl/2011/02/it-began-in-germany_24.html

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *