Yggdrasil Brasschaat

Schooldoorlichtingsverslag steinerschool Yggdrasil voor het schooljaar 2008-2009. Steinerschool Yggdrasil bestaat uit de vestigingen De Hazelaar in Antwerpen (twee kleuterklasjes) en De Wingerd in Brasschaat (volledige basisschool).

Deze steinerschool heeft van de onderwijsinspectie een gunstig advies bekomen, zonder  jaarlijkse opvolgingscontroles. Slechts op enkele punten had onderwijsinspectie iets aan te merken.

Voor het realiseren van basisvorming als samenhangend geheel doet onderwijsinspectie onder andere volgende aanbevelingen:

In de kleuterafdeling van ‘De Wingerd’ is het aanbod voor lichamelijke opvoeding weinig transparant. De graduele opbouw en de relatie met de ontwikkelingsdoelen zijn onduidelijk. In  de  lagere  afdeling  hebben  de  leraren  slechts  in  beperkte  mate  aandacht  voor  de  eindtermen/leerplandoelen.

Ondanks de prille aanzetten heeft het team nog een hele weg af te leggen in het voeren van een schoolspecifiek outputbeleid. De afspraak om elke periode af te sluiten met een toets is positief, maar hierbij worden kansen gemist. Enerzijds is er weinig intentionele aandacht voor de relatie tussen toetsopgave en nagestreefde doelen. Anderzijds is het nog geen algemene verworvenheid om uit de leerlingenresultaten conclusies te trekken voor het verdere leertraject van leerlingen en voor het eigen didactisch handelen. De school beschikt over resultaten van de toetsen van de Federatie voor het zesde leerjaar (Nederlands en wiskunde) en resultaten van het onderzoek ‘Schoolloopbanen In het BasisOnderwijs’.  Het behoort nog niet tot de schoolcultuur de gegevens te analyseren en te interpreteren en op basis hiervan te bepalen wat behouden kan blijven en welke bijsturingen in het leerstofaanbod, in de didactische aanpak, … noodzakelijk zijn. Nochtans stemmen de resultaten van wiskunde zesde leerjaar (toets van de Federatie) tot nadenken, zeker wanneer tot 25% van het aantal leerlingen niet de helft van de punten behalen voor bepaalde onderdelen.

Leraren gebruiken weinig systemen, werkvormen, materialen of probleemstellingen die productieve leerstrategieën kunnen bevorderen.
De leergebiedoverschrijdende eindtermen ICT zijn voor de school nog een vrij nieuw gegeven vermits ze pas in februari 2008 werden goedgekeurd. De school maakte al een principiële keuze om enkel leerlingen van de derde graad in contact te brengen met ICT maar heeft nog een opdracht in het verder concretiseren en integreren van deze eindtermen.

Voor het realiseren van een brede ontwikkeling doet onderwijsinspectie volgende aanbevelingen:

Het uitgangspunt dat een leraar door haar of zijn leerlingen als een autoriteit wordt ervaren, dat leerlingen zich daarom met haar of hem verbinden en ‘navolgen’ houdt overwegend frontaal, klassikaal onderwijs in en leidt in een aantal klassen niet altijd tot de beoogde verbondenheid met de leerstof maar soms ook tot verveling of ongepast gedrag. Hoewel in enkele klassen van de lagere afdeling stilaan activerende en motiverende  werkvormen  en  aanzetten  tot  zelfsturing  ingang  vinden,  is  het  creëren  van  een  krachtige leeromgeving met meer aandacht voor functionele contexten, voor ‘activiteit’ van leerlingen, voor hun interesses als motor van leren en ontwikkelen en voor leren van elkaar nog een uitdaging.

In de kleuterafdeling bestaan de middagactiviteiten hoofdzakelijk uit ‘rusten op bedjes’. Het stemt tot nadenken dat beide vestigingsplaatsen in dezelfde pedagogie/antroposofie een verantwoording vinden voor een verschillende aanpak van de 4 à 5-jarigen tot 6 à 7-jarigen. Terwijl de ‘oudste kleuters’ in ‘De Hazelaar’ elke namiddag een aanbod van activiteiten krijgen, gebeurt dit in ‘De Wingerd’ slechts op twee namiddagen na een korte rust. De vraag kan gesteld worden of rusten tijdens de schooluren voor alle ‘kleuters’ nodig is en of dit niet – mits een goede afwisseling van rust en actie in de activiteiten- tijdens de middagpauze kan voor kleuters die hieraan echt nood hebben. Momenteel biedt de school niet voor alle ‘kleuters’ de verplichte 28 lestijden onderwijs- en opvoedingsactiviteiten aan.

Het is vreemd dat onderwijsinspectie in dit laatste punt geen tekort ziet. Voor de steinerschool van Leuven zag onderwijsinspectie het niet aanbieden van 28 lesuren aan de kleuters wel als een tekort, wat een van de redenen is dat die school jaarlijks wordt opgevolgd.

Als voorlaatste punt van aanbeveling: het realiseren van zorgbreedte.

Ondanks goede zorginitiatieven in ‘De Wingerd’ realiseert men er nog geen samenhangend zorgbeleid voor het bereiken van de eindtermen/leerplandoelen. Er is nog een hele weg af te leggen wat betreft samenhang, systematiek en diepgang.

De lagere afdeling focust bij de evaluatie nog voornamelijk op het willen, het voelen en het denken, op de persoon en het gedrag van het kind en minder op ‘leer’vorderingen. Leraren beschikken nog niet over de nodige instrumenten en over de systematische aanpak die kunnen garanderen dat leraren een verfijnd beeld hebben van de vorderingen van de leerlingen en dat moeilijkheden en problemen tijdig opgemerkt en gesignaleerd worden. Hierbij wordt nog teveel gerekend op de deskundigheid en de verantwoordelijkheid van de individuele leraar. Er zijn nog geen afspraken over hoe resultaten van toetsen kunnen verwerkt worden en hoe die informatie kan gebruikt worden om klasintern te differentiëren en te remediëren.
De school houdt ook geen systematisch multidisciplinair overleg om ervoor te zorgen dat moeilijkheden tijdig worden gesignaleerd, er daadwerkelijk actie wordt ondernomen en de hulp ook wordt geëvalueerd.

Vooral in de lagere afdeling worstelt het team nog met de invulling van de eerstelijnszorg, nodig voor het realiseren van de eindtermen/leerplandoelen. Ondanks de opvatting dat de klasleraar de eerste verantwoordelijke is voor de zorg, wordt in de eerste plaats en hoofdzakelijk gedacht aan interventies door de zorgleraar, aan hulp van ouders en van (externe) deskundigen (gon, therapeuten, …). Mogelijke oorzaken van moeilijkheden worden nog overwegend bij leerlingen (en ouders) gelegd en zelden bevragen de leraren in dit licht kritisch de eigen pedagogisch-didactische aanpak. Hoewel leraren stilaan meer het belang onderkennen van differentiatie, individualisatie en remediëring, blijft de praktijk nog heel divers en overweegt voor het periodenonderwijs een klassikale en uniforme aanpak. Sommige leraren benutten de oefenuren om hun zorg uit te breiden en gebruiken vormen van tempo- en niveaudifferentiatie, aanvullende opdrachten om tempoverschillen zinvol op te vangen of differentiëren in hulpmiddelen. De wekelijkse oefenuren en de dagelijkse ‘opmaat’ bieden uitgelezen kansen om ‘op maat’ van de individuele leerling te werken, maar hierin heeft het team nog een hele weg af te leggen.

In ‘De Wingerd’ hebben leraren nog weinig ervaring en expertise in het planmatig remediëren, zowel wat betreft de opvoedkundige benadering als het verwerven van leerinhouden. Remediëren zien ze ook vooral als een opdracht van de zorgleraar. Ze beschikken ook nog over weinig materialen en deskundigheid om leerlingen met specifieke leer- en ontwikkelingsproblemen adequaat te begeleiden. De inbreng van gonbegeleiders in contacten met leraren is een oogopener op dit vlak en biedt perspectieven.

Beoordeling van de onderwijskwaliteit:

Alle teamleden zijn doordrongen van de dragende opvoedkundige ideeën van het pedagogisch project en realiseren vanuit die doorleefde visie ook consequent hun opvoedkundige taak. De kijk op ontwikkelen en opvoeden is richtinggevend voor de keuzes die de school maakt en is geregeld onderwerp van reflectie. Hierbij sluit de school zich niet af van andere actuele inzichten op opvoeden en onderwijzen en integreert ze deze wanneer die sporen met de steinerpedagogie. De school realiseert in sterke mate een brede vorming met expliciete aandacht voor alle aspecten van de persoonlijkheidsontwikkeling. Het team werkt consequent aan de ontplooiing van een krachtig willen, een warm voelen en een helder denken. De totale praktijk is doordrongen van muzisch-creatieve en van bewegingselementen die een waarde op zich hebben, maar tevens andere aspecten van de ontwikkeling ondersteunen. De school investeert niet alleen in de ontwikkeling van kinderen, maar ook in de groei als mens en als professional van leraren.

De school kan nog groeien in kwaliteit door naast de zorg voor de ontwikkeling van elk kind vanuit antroposofische invalshoek ook de zorg voor het verwerven van leerstof binnen het kader van de eindtermen/leerplandoelen te systematiseren en te verdiepen. De school kan haar resultaatsverplichting inzake eindtermen/ leerplandoelstellingen nog versterken door de praktijk meer te enten op deze eindtermen/leerplandoelstellingen, door de evaluatie hierop te baseren en door leerlingenresultaten te gebruiken om te bestendigen wat goed is of om bij te sturen waar nodig. Het team kenmerkt zich door een sterke kritische reflectie, overwegend vanuit het antroposofische gedachtengoed. Toch zijn er nog kansen om te groeien in zelfevaluerend vermogen door meer objectieve gegevens te verzamelen over de resultaten die leerlingen bereiken, deze resultaten betekenis te geven en door op basis van de analyse acties te ondernemen. De school kan nog groeien in beleidsvoerend vermogen door een meer transparante verdeling van verantwoordelijkheden, door ervoor te zorgen dat er tijd en middelen zijn voor de pedagogisch-didactische beleidsvoering en door de expertise inzake efficiënte en effectieve beleidsstrategieën te verhogen.

Het volledige doorlichtingsverslag

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Author: Ramon De Jonghe

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *