Gastcolleges KU Leuven

Rudolf Steiner en zijn antroposofische scholen/Rudolf Steiner and his anthroposophical schools. Het werk van Steiner, zijn opvattingen over onderwijs en opvoeding alsook de receptie van het steineronderwijs in Vlaanderen.

Synopsis gastcolleges Katholieke Universiteit Leuven.

Welke historische mijlpalen moeten zoal in een introductie van het steineronderwijs aan bod komen en geven eveneens aanzet tot kritische overweging? Het steineronderwijs in Vlaanderen dient in de mate van het mogelijke te worden gekaderd binnen het steineronderwijs wereldwijd, alsook de historische maatschappelijke context.

Een algemene introductie van steineronderwijs brengt altijd een introductie van Rudolf Steiner (1861-1925) en diens visie op de maatschappij – vooral in de jaren vlak na WO I – met zich mee. Steineronderwijs is in 1919 in Stuttgart ontstaan uit politieke en ideologische doeleinden en dus niet – zoals het overgrote deel van het reformonderwijs – uit pedagogische idealen.

De initiatiefneming voor de oprichting van het steineronderwijs in België speelt zich onder impuls van de Edegemse notaris Emile Gevers af in de periode 1948-1954, ongeveer gelijktijdig met de tweede schoolstrijd. Formeel niet gebonden aan of verbonden met een politieke of religieuze strekking krijgt de zichzelf pluralistisch noemende steinerschool in 1954 op het hoogtepunt van de schoolstrijd groen licht van de toenmalige CVP-regering en wordt zo een kleine speler op de onderwijsmarkt. De steinerschool verschijnt bovendien op het toneel aan de vooravond van een regeringswissel en op het moment dat het katholieke net vreest voor een verplichte afname van het aantal katholieke scholen. Naast de twee grote, concurrerende zuilen, ontstaat de steinerschool als een weliswaar te verwaarlozen zuil, maar eentje die wel (haar motto is ‘vrijheid van onderwijs’) uitwijkmogelijkheden biedt bij al te nadrukkelijke overheidsbemoeienis.

Wanneer de regeringsonderhandelingen en het Schoolpact van 1959 o.a. de afschaffing van het inschrijvingsgeld voor het secundair onderwijs inhouden, hanteert de steinerschool al van bij de start een soort systeem van (verdoken) inschrijvingsgeld. Dit systeem zal de steinerschool ondanks het Schoolpact niet loslaten (overigens ook nu nog gekend als ‘maandelijkse ouderbijdrage’) en begint  – zij het in andere vorm (o.a. fondsenwerving via vzw’s of steunprojecten) – ook vandaag doorgang te vinden in andere onderwijsstromingen.Het duurt nog 22 jaar, tot 1976, voor een tweede Belgische steinerschool ontstaat, maar vanaf dan groeit het aantal steinerscholen gestaag. In de jaren ’70 ‘boomen’ de steinerscholen in heel West-Europa. De revolutie van ’68 – die het loslaten van de oude tradities veroorzaakt en de westerse mens doet zoeken naar nieuwe vormen van samenleving – betekent de doorbraak van het alternatief onderwijs en de daarbij behorende alternatieve ‘lifestyle’ (o.a. opkomst Agalev).

In de periode 1995 -1997 dwingen de steinerscholen via gerechtelijke weg het recht af om voor hun onderwijs specifieke, van het reguliere onderwijs afwijkende leerplannen, ontwikkelingsdoelen en eindtermen te gebruiken. Het recht op vrijheid van onderwijs is uiteindelijk middels het zogenaamde Hibernia-arrest (1997) afgedwongen, wat toenmalig minister van Onderwijs Luc Van den Bossche ertoe doet besluiten de gangbare eindtermen dusdanig te vereenvoudigen dat ze de grootst mogelijke vrijheid van onderwijs inhouden. Daardoor is het paradoxaal genoeg zo dat anno 2014 de steinerschool door het zich onder het motto ‘vrijheid van onderwijs’ niet te willen conformeren aan de reguliere eindtermen zich de facto minder onderwijsvrijheid kan veroorloven dan eender welke andere school.

Facultatieve literatuur

Staudenmaier – The art of avoiding history-postscript

Steiner and Waldorf education by Heiner Ullrich (unesco)

Literature and research sources

 

 

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Author: Ramon De Jonghe

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *